landschap met schapen © Veronique De Smedt

Bosbeekvallei

BE2200043 - Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As-Opglabbeek-Maaseik

1 Inleiding

Het Natura 2000-netwerk is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze zijn aangewezen op basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen om Europees beschermde habitattypes en soorten de kans te geven duurzaam te overleven en zo de Europese biodiversiteit te bewaren. In Vlaanderen zijn 62 Natura 2000-gebieden aangeduid, ook speciale beschermingszones (hierna: SBZ) genoemd. Deze gebieden zijn essentieel voor het bereiken van de gunstige staat van instandhouding van Europees te beschermen habitats en soorten. Voor Vlaanderen gaat het om 47 habitattypes, 49 dier- en plantensoorten en 58 vogelsoorten. 

Alle lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht om de nodige maatregelen te nemen om een ‘gunstige staat van instandhouding’ te realiseren voor Europees te beschermen habitats en soorten. Om deze maatregelen in te vullen heeft de Vlaamse Regering instandhoudingsdoelstellingen (hierna: doelen) op Vlaams niveau en per SBZ bepaald. Op Vlaams niveau zijn dit de zogenaamde gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (hierna: G-IHD) en per SBZ zijn dit de zogenaamde specifieke instandhoudingsdoelstellingen (hierna: S-IHD). Deze S-IHD zijn, na een intensief overlegproces tussen 2010 en 2013, vastgesteld in aanwijzingsbesluiten (de S-IHD-besluiten) door de Vlaamse Regering op 23 april 2014. 

De realisatie van de doelen wordt gefaseerd en programmatisch aangepakt. Vlaanderen moet elke zes jaar aan Europa rapporteren, daarom is ook voor de realisatie gekozen voor cycli van maximaal zes jaar. Per cyclus of planperiode wordt een Vlaams Natura 2000-programma opgemaakt met een Vlaamse taakstelling en acties voor de komende periode. Het programma omschrijft ook welke organisaties betrokken zijn en geeft een raming van de uitgaven voor de uitvoering van het programma.  

Focus Vlaams Natura 2000 programma 2016–2020

Omdat Vlaanderen in 2020 aan Europa moet rapporteren, loopt de eerste cyclus van het Vlaams Natura 2000-programma van 2016 tot 2020. Op het moment van publicatie van dit voortgangsdocument bestaat er nog geen nieuw Vlaams Natura 2000-programma voor de volgende planperiode (2021-2026), zodat het bestaande programma volgens de regelgeving geldig blijft.  

Voor deze eerste cyclus is vertrokken van de Europese Biodiversiteitsstrategie 2020 en van het Pact 2020. In het Vlaams Natura 2000-programma zijn een bindende en een richtinggevende taakstelling geformuleerd als een gefaseerd kader voor de realisatie van de doelen.

Het bindend deel van de taakstelling in het Vlaams Natura 2000-programma omvat:

  • het stoppen of vermijden van de verdere achteruitgang van Europees te beschermen habitattypes of soorten (stand still);
  • dat 16 van de 47 Europees te beschermen habitattypes in een gunstige staat verkeren of zijn verbeterd ten opzichte van 2007 (zie bijlage 5 van het Vlaams Natura 2000-programma).

Het bindend deel van de taakstelling moet tegen 2020 worden gerealiseerd.

Het richtinggevende deel van deze taakstelling omvat:

  • dat tegen 2020 voor alle Europees te beschermen habitattypes en soorten samen 70% van de inspanningen operationeel zijn, zodat alle habitats en soorten in een gunstige staat van instandhouding kunnen worden gebracht tegen 2050. Voor soorten die extra oppervlakte leefgebied nodig hebben, moet een derde van de extra oppervlakte gerealiseerd zijn door inrichting en beheer.

De maatregelen nodig om het richtinggevende deel van de taakstelling te realiseren, kunnen al in deze planperiode opgestart worden of, indien al in planning of uitvoering, verder lopen. Deze maatregelen moeten niet noodzakelijk afgerond zijn tijdens de looptijd. In de inspanningsmatrix (hoofdstuk 4 van het voortgangsdocument) is voor elke actie aangegeven of deze behoort tot het bindend of het richtinggevend deel van taakstelling van het Vlaams Natura 2000-programma.

Doelstelling van het voortgangsdocument

Het voortgangsdocument wordt opgemaakt met het oog op:

  • het gradueel realiseren van de S-IHD;
  • het vermijden of stoppen van de verslechtering van de Europees te beschermen habitats en de leefgebieden van Europees te beschermen soorten;
  • het vermijden of het stoppen van de betekenisvolle verstoring van de Europees te beschermen soorten.

Het Agentschap voor Natuur en Bos (hierna: het ANB) maakt het voortgangsdocument op en beheert het. Dit voortgangsdocument beschrijft de inspanningen die volgens de inventaris hiervan in 2017 geleverd worden door de organisaties voor wie het beheren en ontwikkelen van natuur een maatschappelijke opdracht is. Dit zijn het ANB, de verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen. Tevens biedt het een overzicht van de openstaande taakstelling en van de acties die, volgens de huidige plannen en inzichten, nodig zijn voor de realisatie ervan. Zo vormt het voortgangsdocument het vertrekpunt en de inspiratiebron voor het bereiken van de doelen voor iedereen die daaraan kan bijdragen.

Situering van het SBZ

2 Taakstelling

Voor elke SBZ werden door de Vlaamse Regering de specifieke doelen voor Europees te beschermen habitats en soorten en de prioritaire inspanningen vastgesteld in een S-IHD-besluit. Deze doelen worden in dit voortgangsdocument weergegeven in hoofdstuk 2.1. Deze zijn daarbij geclusterd in landschapstypes. Per Europees te beschermen soort en habitat zijn het gebiedsgericht kwantiteitsdoel (populaties of oppervlakten) en kwaliteitsdoel beschreven. Hoofdstuk 2.2 geeft prioritaire inspanningen weer, die in het S-IHD-besluit vastgesteld zijn voor het realiseren van de doelen. 

2.1 Doelen

Legende bij de oppervlakte-, populatie- en kwaliteitsdoelen

Symbool

Omschrijving

+

Het doel is een stijging van de oppervlakte of populatiegrootte / een verbetering van de kwaliteit.

=

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit.

=/+

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit met lokale uitbreidingsmogelijkheid.

=/-

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit met lokale inkrimpingsmogelijkheid.

In onderstaande tabel met de doelen voor het SBZ worden doelstellingen voor enerzijds het gedeelte dat habitatrichtlijngebied is en anderzijds het gedeelte dat 'zuiver vogelrichtlijngebied' (lees: enkel vogelrichtlijngebied en geen habitatrichtlijngebied) is, niet onderscheiden, maar geïntegreerd. Aan de drie criteria die tegelijk vervuld dienen te zijn om deze doelen voor beide ruimtelijk afgebakende gebieden van elkaar te onderscheiden, werd immers niet voldaan. De drie criteria zijn: 

  • het zuiver vogelrichtlijngebied handelt over een relevante oppervlakte; 

  • het betreft in dit gebied relevante doelstellingen doelen en; 

  • de doelen die in het gedeelte dat zuiver vogelrichtlijngebied is, gerealiseerd dienen te worden, zijn (reeds in dit stadium) bekend.] 

Beekdallandschap

Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • beekhabitat (3260)
  • boshabitats (91E0, 9190, 9120)
  • open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
  • vissen (Beekprik)
  • vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)

Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).

Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.

Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.

Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.

Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…

Habitats - Beekdallandschap

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
3260 - Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachion Omschrijving

Actueel komt er een oppervlakte voor van minder dan 1 ha. Er wordt hier een uitbreiding voorzien door omvorming zodat dit habitattype over vrijwel geheel de loop van de Bosbeek voorkomt (binnen deelgebied 1). Een kwantificatie van de oppervlakte is moeilijk (ongeveer 1- 8 ha).

Globaal wordt een voldoende tot goede LSVI nagestreefd. Belangrijkste kwaliteitsvereisten zijn: helder water met een hoge stroomdiversiteit, zonder invasieve soorten en met voldoende zonbeschenen delen. Vereisten voor waterkwaliteit vallen samen met die van de beekprik (zie verder)

Doel + +
6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones Omschrijving

Minimaal behoud van de actuele oppervlakte: ongeveer 2 ha.
Toename met 3 ha tot een totaal van 5 ha. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er ook zo’n 3-7 ha toename voorzien.

De kwaliteit van de aanwezige oppervlaktes dient verbeterd te worden, vooral door het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding. Indien de kwaliteit van het habitattype 91E0 groot is onder meer door de aanwezigheid van open plekken, zal zich daar deels 6430 ontwikkelen.

Doel + +
7140 - Overgangs- en trilveen Omschrijving

Actueel komt er ongeveer 2 ha voor. Hier is een toename door omvorming voorzien van 10 ha tot een totaal van 12 ha.

Globaal wordt een voldoende tot goede LSVI nagestreefd. Natuurlijke hydrologie, voldoende voedselarme waterlichamen, beperkte aanwezigheid bomen (<10%) waarin typische en begeleidende soorten een bedekking >70% kennen, met slechts zeer plaatselijk verruiging (<1%) en vergrassing (<10%). De realisatie van 12 ha 7140 is pas haalbaar wanneer dit ingebed is in een complex van ca. 40 ha moerasgebied.

Doel + +
91E0 - Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Omschrijving

Actueel komt er ongeveer 96 ha 91E0 voor in deelgebied 1. Het doel is een toename naar ongeveer 246 ha met als richtcijfer 94 ha bosuitbreiding.

  • Een gevarieerde bosstructuur met veel open plekken (waar o.a. volgende habitattypes 3260, 6430, 7140 kunnen voorkomen) en met voldoende dood hout en sleutelsoorten van het oligo- of mesotrofe subtype.
  • Behoud en/of herstel van een voor dit habitattype gunstige waterhuishouding (kwantitatief en kwalitatief) zodat grote kernen van het oligotrofe subtype en mesotroof subtype zich kunnen ontwikkelen.
  • Daarenboven zijn structuurrijke bosranden van belang.

Soorten - Beekdallandschap

Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
Beekprik Omschrijving

Ontwikkeling van een populatie die
voldoet aan een voldoende staat van
instandhouding in de Bosbeek en zijbeken (50- 200 ind/ha)

Bijkomende kwaliteitseisen ten opzichte van het habitattype 3260 inzake BZV, zuurstofgehalte en temperatuur en afwezigheid migratieknelpunten.

Doel + +
Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis Omschrijving

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

Gericht beheer van bossen volgens de Criteria voor Duurzaam Bosbeheer voor privé-boseigendommen en via de beheervisie waar ANB het beheer voert. Bijzondere aandacht dient gegeven aan oude bomen (toekomstbomen), open plekken en geleidelijke bosranden, en hun bereikbaarheid onderling in functie van deze soorten.

Doel + +
Ruige dwergvleermuis Omschrijving

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

Behoud en versterken van landschapelementen en structuren die dienen als corridor voor deze soorten.

Doel + +
Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Watervleermuis Omschrijving

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

  • Waterplassen die voor vleermuizen bereikbaar zijn vanuit de bosgebieden.
  • Bosgebieden met een goede horizontale en verticale structuur.
  • Bijzondere aandacht dient gegeven aan open plekken en geleidelijke bosranden, vooral nabij deze open waterpartijen en hun bereikbaarheid hiernaartoe.

Heidelandschap

Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) 
  • eikenbossen op zandgronden (9190) 
  • amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker
  • reptielen zoals Gladde slang
  • vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis

Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.

De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.

Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.

Habitats - Heidelandschap

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel = +
2310 – Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en 2330 - Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen Omschrijving

Actueel ongeveer 1 ha in deelgebied 1 en 17 ha in deelgebied 2. Behoud van de actuele oppervlakte.

Een goede structuurvariatie van de habitats met zoveel mogelijk open (stuivend) zand en behoud van de buntgrasvegetatie, mostapijtjes en korstmosvegetaties afgewisseld met een gevarieerde ouderdom van struikheide in psammofiele heide. Zo’n beperkt mogelijke boomopslag (maximum 20%) voorzien.

Doel + +
4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Omschrijving

Actueel komt er ongeveer 1 ha voor in de verschillende deelgebieden. Doelstelling is een toename naar het einddoel van 8 ha. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt zo’n 3-5ha toename voorzien.

Zorgen voor een beperkte aanwezigheid van boomopslag en pijpenstrootje. Verwijderen van naaldbomen in deelgebied 3, deze zorgen voor een verdroging en verzuring van het habitat.

Doel = +
4030 - Droge Europese heide Omschrijving

Actueel komt er 66 ha verspreid voor in de verschillende deelgebieden. Doel is de versterking vanuit bestaande kernen van droge heide en/of het verbinden van kernen van andere habitats in de heidesfeer tot een einddoel van ongeveer 80 ha. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt zo’n 2-5ha toename voorzien.

Met het oog op een hoge structuurrijkdom dienen alle ouderdomsstadia (van pionier- tot degeneratiestadium) aanwezig te zijn. Het aandeel Pijpenstrootje (<25%) en de verbossingsgraad (<10%) dienen beperkt te zijn.

Doel + +
5130 - Juniperus communis-formaties in heidevelden of op kalkgrasland Omschrijving

Toename van de huidige oppervlakte van ongeveer 11 ha met ongeveer 4 ha door omvorming van naaldbossen tot een totaal van 15ha.

Populatie jeneverbes die zich voldoende verjongt om op lange termijn een duurzame populatie te handhaven en voorkomt in heidevegetatie met een verbossing <10% en vergrassing <30%.

Doel =/+ +
9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten Omschrijving

Actueel komt er ongeveer 16 ha verspreid voor over de deelgebieden 1, 2 en 4. Het doel is toename tot een totaal van 61 ha met als richtcijfer voor bosuitbreiding 12 ha.

Goede ontwikkelde, oude inheemse bosbestanden met voldoende structuurrijkdom en open plekken, max 10% invasieve exoten en met goed ontwikkelende mantel-zoomvegetaties. Bovendien moet er voldoende dood hout aanwezig zijn (> 10%). Vooral in deelgebied 2 streven we naar zeer ijle bossen, waardoor er voldoende open plekken zijn voor de ontwikkeling van heidehabitats (2330, 4030).

Soorten - Heidelandschap

Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis Omschrijving

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

Gericht beheer van bossen volgens de Criteria voor Duurzaam Bosbeheer voor privé-boseigendommen en via de beheervisie waar ANB het beheer voert. Bijzondere aandacht dient gegeven aan oude bomen (toekomstbomen), open plekken en geleidelijke bosranden, en hun bereikbaarheid onderling in functie van deze soorten.

Doel + +
Gladde slang Omschrijving

Streven naar een populatie met meer dan
50 adulte dieren die zich uitstrekt over het volledige heidelandschap in deelgebied 2, 3 en 4.

Kwaliteitsverbetering in hoofdzaak door het creëren van ijle bossen en structuurrijke overgangen naar open landschap. In de droge heide voldoende oppervlakte oude structuurrijke heide met vrij losse ondergrond en strooisellaag behouden.

Doel + +
Heikikker Omschrijving

Streven naar een populatie van 50 roepende mannetjes, die zich in één grote (Ruwmortelven) en in de nabijgelegen waterpartijen (buiten SBZ) kunnen voorplanten. Dit vereist buiten de voorziene oppervlakteuitbreidingen en kwaliteitsverbeteringen voor het heidelandschap in deelgebied 3 geen extra oppervlakte leefgebied.

Vennen zonder beschaduwing en niet te verzuurd ifv ontwikkeling eieren.
Geschikt landbiotoop bestaande uit vochtige heide op 200-500m van het waterbiotoop.

Doel = +
Poelkikker Omschrijving

Instandhouding van de huidige populaties van minimum 200 roepende mannetjes

Deze kwaliteitseisen worden grotendeels gedekt door deze van Heikikker (zie Heikikker). Voortplantingswateren dienen jaarrond water te houden.

Doel + +
Rugstreeppad Omschrijving

Uitbreiding van de huidige populatie tot een kernpopulatie (=minimaal 200 roepende mannetjes). Er is buiten de voorziene uitbreidingen in functie van het heidelandschap en de kwaliteitsverbetering, geen extra leefgebied nodig.

Er dient een complex van geschikte water- en landhabitats te worden gerealiseerd in de omgeving van de terril. Het waterhabitat bestaat uit minstens 5 geschikte ondiepe, zonbeschenen poelen met nauwelijks waterplanten. Het landhabitat bestaat uit de open terril (bedekking door bomen < 20 %) , de aangrenzende landduinen, psammofiele heide en het ijle vorm van zuur eikenbos (9190) met veel open plekken.

Doel + +
Ruige dwergvleermuis Omschrijving

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

Behoud en versterken van landschapelementen en structuren die dienen als corridor voor deze soorten.

Doel + +
Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Watervleermuis Omschrijving

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

  • Waterplassen die voor vleermuizen bereikbaar zijn vanuit de bosgebieden.
  • Bosgebieden met een goede horizontale en verticale structuur.
  • Bijzondere aandacht dient gegeven aan open plekken en geleidelijke bosranden, vooral nabij deze open waterpartijen en hun bereikbaarheid hiernaartoe.

2.2 Prioritaire inspanningen

In samenhang met de hoger beschreven doelstellingen is in het S-IHD-besluit door de Vlaamse Regering een aantal prioritaire inspanningen vastgesteld. Dit is een globale omschrijving van de acties die noodzakelijk zijn voor de realisatie van deze doelstellingen. Voor de uitvoering van de prioritaire inspanningen zijn vaak meerdere acties nodig. Hoofdstuk 4 van dit voortgangsdocument (Inspanningsmatrix) geeft de concrete acties weer die uitvoering geven aan deze prioritaire inspanningen.

Inspanning Omschrijving Inspanning
PI 1 Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap

De SBZ is van groot belang voor typische beekbegeleidende en grondwater gevoede habitats (Elzenbroekbossen, Moerasspirearuigtes, venige vegetaties). Een goede staat van instandhouding van deze habitats kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke hydrologie: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Om deze essentiële prioriteit te realiseren zal naar samenwerking met de provincie, de gemeenten, de waterloopbeheerders zoals VMM, de private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.

Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.

PI 2 Verbetering oppervlakte- en grondwaterkwaliteit en streven naar een goede beekstructuur

Een andere essentiële prioriteit voor het beekddallandschap is een goede waterkwaliteit. Een verdere verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater is noodzakelijk voor de meeste habitats en soorten in de valleien. Dit gebeurt door de combinatie van volgende inspanningen: het optimaliseren van de waterzuiveringsinfrastructuur, het verminderen van de lozingen in oppervlaktewater en het vermijden van inspoeling van vervuild en/of nutriëntenrijk water in de waterlopen en grondwater. Dit ondermeer in functie van het kunnen realiseren van een een goede staat van instandhouding van waterhabitats van beken en rivieren, de beekbegeleidende habitats (Elzenbroekbossen, Moerasspirearuigtes en venige vegetaties) en de hieraan gebonden soorten zoals Vleermuizen en Beekprik. Een belangrijke parameter is het minimaal behoud van een goede BBI van de Bosbeek zelf. De oppervlaktewaterkwaliteitsnormen die nu vaak niet gehaald worden zijn: NH4+, NO2-, Fe O, Ptotaal , de temperatuur, het zuurstofgehalte en de pH.

Voor een goede staat van instandhouding van Beekprik dient er gewerkt te worden aan het opheffen van vismigratieknelpunten.

Om tot concrete oplossingen te komen moet samengewerkt worden met de waterbeheerders VMM, Aquafin, provincie, de gemeenten, private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.

PI 3 Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei

Voor de afwisseling van open en gesloten landschap en tevens voor de goede staat van instandhouding van een aantal Europees te beschermen habitats en soorten, zal het nodig zijn om voldoende structuurvariatie te voorzien binnen het prioritair habitattype van de ELzenbroekbossen. Op een aantal zones is uitbreiding van actief beheer nodig om voldoende open plekken te realiseren voor ontwikkeling van beekvegetaties en de oppervlakte goed ontwikkelde natte ruigten en hooilanden uit te breiden.

Deze mozaïek is nodig voor de goede staat van instandhouding van een aantal Europees te beschermen habitats en soorten te kunnen realiseren. Regionaal belangrijke biotopen vervullen in die mozaïek een bufferende functie. Daarenboven vormt dit mozaïeklandschap voor een aantal vleermuizensoorten een leefgebied met structuurrijke bossen die dienen als nest- of overwinteringsplaats en insectenrijke leefgebieden die nodig zijn voor hun foerageergebieden.

In dit mozaieklandschap is er ook een uitbreiding van overgangs- en trilveen voorzien tot een totaal van 12 ha ingebed in een complex van ca. 40 ha open moeraslandschap.

Het habitatrichtlijngebied is volgens de G-IHD belangrijk voor dit habitattype van overgangs- en trilveen. Er zijn potenties tot uitbreiding (lees gedeeltelijk herstel) van dit habitattype. Uitbreiding van de oppervlakte is noodzakelijk voor het bereiken van een minimale oppervlakte nodig voor een goede staat van instandhouding. Een essentiële voorwaarde is het herstel van een voor dit habitattype gunstige waterhuishouding (=natuurlijke waterhuishouding met voldoende voedselarme waterlichamen). De realisatie van 12 ha laagveen is pas haalbaar wanneer dit is ingebed in een complex van ca. 40 ha open moerasgebied.

PI 4 Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van het heidelandschap en jeneverbesstruweel

Om de doelstellingen voor het heidelandschap te behalen is het realiseren van oppervlakte-toename én een kwaliteitsverbetering cruciaal. De toename van 14 ha heide gebeurt via omvorming van bos, voornamelijk naaldbos. Daarnaast dient de verbossing van de bestaande heide en pioniersbiotopen op de terril teruggedrongen te worden door kappen van opslag.

In het Heidebos wordt het beheer afgestemd op de ecologische vereisten van Jeneverbes. Blijvend onderzoek en gepaste maatregelen voor het behoud van jeneverbesstruweel zijn noodzakelijk om een voldoende verjonging op termijn te realiseren. Het beperken van de bronnen van verzuring en vermesting door atmosferische depositie onder meer door buffering, milderende maatregelen zoals plaggen, maaien, om de effecten van verzuring en vermesting te verminderen zijn andere belangrijke maatregelen.

PI 5 Herstel amfibieën en reptielenpopulaties

Er moeten op korte termijn inspanningen geleverd worden voor het herstel van de voortplantingsbiotopen (Rugstreeppad, Hei- en Poelkikker) door herstel van de hydrologie, het tegengaan van eutrofiëring en verzuring en het visvrij houden van de poelen. Hierbij is het herstellen van het Ruwmortelven van groot belang.Het herstellen van het landbiotoop is cruciaal voor Rugstreeppad (in de Klaverberg), de Heikikker en Poelkikker (in Ruwmortelven) en Gladde slang (in het Heiderbos). Hiervoor moeten de heidehabitats uitgebreid worden.

Om dit te realiseren zal samen met de terreinbeherende verenigingen, de provincie, de gemeenten, private eigenaars en ANB naar oplossingen gezocht moeten worden.

PI 6 Omvorming van bossen

De Criteria Duurzaam Bosbeheer (CDB) zullen leiden tot omvorming van bepaalde bossen naar boshabitats, maar volstaan niet volledig om de doelstellingen inzake bossen, vooral 91E0, te realiseren. Gelet op de versnippering van bosareaal en de private eigenaars, zal een stimulerend kader moeten ontwikkeld worden.

PI 7 Achterstallig beheer en exotenbestrijding uitvoeren

Exoten met een negatieve invloed op de staat van instandhouding van bepaalde habitattypes en habitattypische soorten, dienen aangepakt te worden. Zo komt Reuzebalsemien reeds verspreid voor in de Bosbeekvallei en is er massaal veel Amerikaanse vogelkers aanwezig in het gebied Klaverberg.

PI 8 Soortbeschermingsprogramma voor de gladde slang

Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de gladde slang met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbindingen tussen de populatie van het Heiderbos met deze van het militair domein Meeuwen-Helchteren, zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.

PI 9 Soortbeschermingsprogramma voor de heikikker

Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de Heikikker met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbinding tussen de populaties van de Bosbeekvallei (deelgebied Ruwmortelven) met deze van het Heuvelsven (SBZ2200035), zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.

3 Oppervlaktebalans

Dit hoofdstuk geeft de stand van zaken weer van de realisatie van de taakstelling, met name van de oppervlaktedoelen, op basis van het passend beheer. Het passend beheer is wettelijk gedefinieerd in het Instandhoudingsbesluit van 20 juni 2014. Het is de oppervlakte waarvoor in een natuurbeheerplan of daarmee vergelijkbaar plannen of overeenkomsten, een of meer Europees te beschermen habitattype(s) of een leefgebied van een of meer Europees te beschermen soort(en) als natuurstreefbeeld is vastgesteld. 

De oppervlaktebalans in dit voortgangsdocument is enkel opgemaakt voor de Europees te beschermen habitats, op basis van de inventarisatie van het terreinbeheer door het ANB, verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen (met name Natuurpunt vzw, vzw Durme en Limburgs Landschap vzw). Voor leefgebieden van Europees te beschermen soorten was dergelijke inventarisatie niet mogelijk met de bestaande gegevens, zodat een oppervlaktebalans per Europees te beschermen soort niet opgenomen is. 

Onderstaande tabel geeft per Europees te beschermen habitat:

  • De habitat code: de code van het habitat waarvoor een doel is gesteld (zie §2.1 'Doelen', voor de benaming en beschrijving);
  • Het totaal doel: de tot doel gestelde oppervlakte per habitat;
  • Het passend beheer: de oppervlakte met passend beheer zoals vastgesteld in een goedgekeurd natuurbeheerplan of daarmee vergelijkbare plannen of overeenkomsten;
  • De openstaande taakstelling: de oppervlakte die wordt berekend als het verschil tussen het totaal doel en de oppervlakte met passend beheer.

In de oppervlaktebalans worden alle oppervlakten weergegeven in hectare, tenzij anders aangegeven. De tabel geeft de situatie in februari 2017 weer.

BE2200043 - Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As-Opglabbeek-Maaseik

Habitat code totaal doel met passend beheer openstaande taakstelling
2310_2330 18 18.1 0
4010 8 6 2
4030 80 74.9 5.1
5130 15 14.4 0.6
6430 5 11.3 0
7140 12 11.2 0.8
9190 61 54.6 6.4
91E0 246 48.6 197.4

4 Inspanningsmatrix

Dit hoofdstuk formuleert de acties die uitvoering geven aan de prioritaire inspanningen die vastgesteld werden in het S-IHD-besluit. Daarbij wordt op basis van het Vlaams Natura 2000-programma 2016-2020 aangegeven welke acties behoren tot het bindend deel van de taakstelling (zie hoofdstuk 1). De overige acties behoren tot het richtinggevend deel van de taakstelling. 

Elke actie wordt in onderstaande tabel beschreven, met volgende rubrieken:

  • Nr. actie: het nummer van de actie is een samenstelling van het nummer van de prioritaire inspanning en het nummer van de actie zelf. 
  • Omschrijving actie: geeft beknopt aan wat er moet gebeuren, waarom, met welk resultaat en waar.
  • Prioritaire inspanning: de prioritaire inspanning waaraan deze actie invulling geeft. Vanaf prioritaire inspanning 100 worden acties weergegeven die niet onder de prioritaire inspanningen van hoofdstuk 2.2 vallen. Deze acties zijn toegevoegd aan het voortgangsdocument, aanvullend op de prioritaire inspanningen, omdat ze eveneens nodig zijn om tot de gunstige lokale staat van instandhouding te komen van de betreffende habitat(s) of soort(en).
  • Actie voor de verbetering van het natuurlijk milieu: indien in deze kolom een ‘ja’ staat, dan is deze actie ingeschreven voor de verbetering van het natuurlijk milieu als omschreven in hoofdstuk 5. 
  • Deelgebied(en): de deelgebieden waar deze actie uitgevoerd zal worden. Indien in de tabel geen nummer van een deelgebied is opgegeven, is de actie van toepassing op de volledige SBZ. 
  • Habitats/soort(en): de Europees te beschermen habitat(s) en/of soort(en) waarvoor de actie ondernomen wordt. Het gaat om habitats en soorten waarvoor doelen opgenomen zijn in het S-IHD-besluit en om (cursief aangegeven) habitattypische soorten. Habitattypische soorten zijn kenmerkend voor één of soms meerdere habitattypes. Een habitattype kan enkel in een regionaal gunstige staat van instandhouding verkeren als binnen Vlaanderen ook de habitattypische soorten gelinkt aan dit habitattype in een regionaal gunstige staat van instandhouding verkeren. Meer gedetailleerde informatie over habitattypische soorten is beschikbaar in referenties 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 8).
  • Trekker: de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de actie.
  • Andere betrokkenen: de organisaties of actoren die betrokken zijn bij de actie, als uitvoerder, omwille van mogelijke impact, het leveren van kennis,…
  • Timing: het moment waarop de uitvoering van de actie start. Kan pas ingevuld worden indien de status ‘gepland’ of ‘in uitvoering’ is.
  • Status: hierbij is onderscheid gemaakt tussen:
    • Op te starten: de actie is benoemd maar nog niet opgestart.
    • In onderzoek: het plan of project voor de uitvoering van de actie is in ontwikkeling. Een trekker is aangeduid en gestart met de voorbereiding van het plan of project .
    • Plan in opmaak: de opmaak van het uitvoeringsplan is gestart. 
    • Plan beschikbaar: het uitvoeringsplan is afgerond en door de betrokken partijen goedgekeurd. De uitvoering ervan moet nog opgestart worden. 
    • In uitvoering: de actie wordt momenteel uitgevoerd.
    • Uitgevoerd: de uitvoering van de actie is beëindigd.
    • Stopgezet: de uitvoering van de actie is stopgezet zonder dat ze helemaal is beëindigd; er is geen plan om ze terug op te starten.
  • Bindend: deze lijn verschijnt enkel als de actie deel uitmaakt van het bindend deel van de taakstelling (zie hoofdstuk 1). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen:
    • Stand still: actie noodzakelijk voor de stand still of het tegengaan van achteruitgang.
    • 2020: actie noodzakelijk voor het bereiken van een gunstige of verbeterde staat van instandhouding voor 16 habitats tegen 2020.
    • Deelgebied(en): de deelgebied(en) waarvoor de actie bindend is (sommige acties zijn bindend voor een deelgebied maar richtinggevend voor een ander).
    • Habitats/soorten: de habitats en/of soorten waarvoor de actie bindend is (sommige acties zijn bindend voor een habitat en/of soort maar richtinggevend voor andere habitats en/of soorten).

De tabel geeft de situatie weer in augustus 2017.

BE2200043 - Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As-Opglabbeek-Maaseik

Nr actie Omschrijving actie
1.1 Uitvoeren acties in kader van de stroomgebiedsbeheerplannen: -Instandhouding, herstel of ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijke waterhuishouding

Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap

Ja

1

3260, 4010, 6430, 7140, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbso, Beekprik, Bermpje, Bosrietzanger, Gevlekte glanslibel, Gewone bronlibel, Goudvink, Grasmus, Hazelworm, Levendbarende hagedis, Moerassprinkhaan, Riviergrondel, Waterspitsmuis, Weidebeekjuffer

Vlaamse Milieumaatschappij

Agentschap Onroerend Erfgoed, Agentschap voor Natuur en Bos, Algemeen Boeren Syndicaat, Bekkensecretariaat, Boerenbond, De Watergroep, Departement Landbouw en Visserij, Privaat persoon, Provincie Limburg, vzw Natuurpunt

2016

In uitvoering

Stand still

1

3260, Beekprik

1.2 Uitvoeren acties in kader van de stroomgebiedsbeheerplannen: -Natuurlijke sedimentbalans

Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap

Ja

1

3260, Beekprik, Beekrombout, Bermpje, Gewone bronlibel, Riviergrondel, Weidebeekjuffer

Vlaamse Milieumaatschappij

Agentschap voor Natuur en Bos, Algemeen Boeren Syndicaat, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Privaat persoon, Provincie Limburg, vzw Natuurpunt

2016

In uitvoering

Stand still

1

3260, Beekprik

1.3 Uitvoeren acties in kader van de stroomgebiedsbeheerplannen: -Behoud en ontwikkeling voldoende natuurlijke stromingsdiversiteit, dieptevariatie en sedimentatie- en erosieprocessen binnen de bedding (structuurherstel)

Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap

Ja

1

3260, Beekprik, Beekrombout, Bermpje, Gewone bronlibel, Riviergrondel, Weidebeekjuffer

Vlaamse Milieumaatschappij

Agentschap Onroerend Erfgoed, Agentschap voor Natuur en Bos, Algemeen Boeren Syndicaat, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Gemeenten, Privaat persoon, Provincie Limburg, vzw Natuurpunt

2016

In uitvoering

Stand still

1

3260, Beekprik

1.4 Uitvoeren acties in kader van de stroomgebiedsbeheerplannen: -Opheffen van de vismigratieknelpunten op de prioritaire waterlopen

Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap

Nee

1

Beekprik, Bermpje, Riviergrondel

Agentschap Onroerend Erfgoed, Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Gemeenten, Provincie Limburg, Vlaamse Milieumaatschappij

2016

In uitvoering

Stand still

1

Beekprik

1.5 Onderzoek naar haalbaarheid van realisatie doelen elzenbroekbos

Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap

Nee

1

91E0

Agentschap voor Natuur en Bos

Bekkensecretariaat, INBO, Vlaamse Milieumaatschappij, vzw Natuurpunt

Op te starten

1.6 Afstemmen Europese Natuurdoelen en doelstellingen van de EU overstromingsrichtlijn op Vlaams niveau (beleid) en op lokaal niveau (uitvoering)

Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap

Ja

1

91E0, rbbmr

Vlaamse Milieumaatschappij

Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Gemeenten, Provincie Limburg, vzw Natuurpunt

2017

In onderzoek

2.1 Uitvoeren acties in kader van de stroomgebiedsbeheerplannen: doelstellingen inzake waterkwaliteit cf. de wettelijke bepalingen

Verbetering oppervlakte- en grondwaterkwaliteit en streven naar een goede beekstructuur

Ja

1

3260, 4010, 6430, 7140, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbso, Beekprik, Bermpje, Blauwborst, Bosrietzanger, Gevlekte glanslibel, Gewone bronlibel, Goudvink, Grasmus, Hazelworm, Levendbarende hagedis, Moerassprinkhaan, Riviergrondel, Waterspitsmuis, Weidebeekjuffer

Vlaamse Milieumaatschappij

Agentschap voor Natuur en Bos, Algemeen Boeren Syndicaat, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Gemeenten, Privaat persoon, Provincie Limburg, vzw Natuurpunt

2016

In uitvoering

Stand still

1

3260, Beekprik

2.2 Behouden/creëren geschikte waterkwaliteit ifv aanwezige habitattypes en geschikt leefgebied soorten

Verbetering oppervlakte- en grondwaterkwaliteit en streven naar een goede beekstructuur

Ja

1

3260, 4010, 6430, 7140, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbso, Beekprik, Bermpje, Blauwborst, Bosrietzanger, Gevlekte glanslibel, Gewone bronlibel, Moerassprinkhaan, Riviergrondel, Waterspitsmuis, Weidebeekjuffer

Vlaamse Milieumaatschappij

Algemeen Boeren Syndicaat, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Gemeenten

2017

In onderzoek

Stand still

1

3260, Beekprik

2.3 Minimaliseren impact overstorten door nieuwe afvalwatercollector in gebruik te nemen en oude collectoren te vervangen in functie van goede waterkwaliteit

Verbetering oppervlakte- en grondwaterkwaliteit en streven naar een goede beekstructuur

Ja

1

3260, 4010, 6430, 7140, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbso, Beekprik, Beekrombout, Bermpje, Gewone bronlibel, Riviergrondel, Weidebeekjuffer

Aquafin

Bekkensecretariaat, Gemeenten

2008

In uitvoering

Stand still

1

3260, Beekprik

2.4 Opstellen en uitvoeren indien goedgekeurd van een Soortbeschermingsprogramma beekprik

Verbetering oppervlakte- en grondwaterkwaliteit en streven naar een goede beekstructuur

Nee

1

3260, Beekprik, Beekrombout, Bermpje, Gewone bronlibel, Riviergrondel, Weidebeekjuffer

Agentschap voor Natuur en Bos

Algemeen Boeren Syndicaat, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Privaat persoon, Sector natuur

2015

In uitvoering

Stand still

1

3260, Beekprik

3.1 Voldoende variatie creëren door open plekken en mantel zoom vegetaties te voorzien te midden van de elzenbroekbossen en droge bossen o.a. ifv Europese habitattypes en soorten en habitattypische soorten,

Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei

Nee

1

3260, 6430, 7140, 9190, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbsm, rbbso, Blauwborst, Bosuil, Gevlekte glanslibel, Havik, Houtsnip, Kleine ijsvogelvlinder, Matkop, Moerassprinkhaan, Weidebeekjuffer

vzw Natuurpunt

2000

In uitvoering

3.2 Creëren open moeras via beheerplan ifv Europese habitattypes en soorten en habitattypische soorten,

Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei

Nee

1

3260, 6430, 7140, rbbhc, rbbhf, rbbmr, rbbms, rbbsm, Blauwborst, Bosrietzanger, Grasmus, Moerassprinkhaan, Vleermuizen-Beekdallandschap, Vleermuizen-Heidelandschap

vzw Natuurpunt

Algemeen Boeren Syndicaat, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij

Op te starten

3.3 Opstellen en uitvoeren indien goedgekeurd van een soortbeschermingsprogramma voor vleermuizen

Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei

Nee

1, 2, 3, 4

Vleermuizen-Beekdallandschap, Vleermuizen-Heidelandschap

Agentschap voor Natuur en Bos

Algemeen Boeren Syndicaat, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Provincie Limburg, Sector eigenaars, Vlaamse Milieumaatschappij, vzw Natuurpunt

2015

In uitvoering

3.4 Privé-eigenaars stimuleren om mee in een natuurbeheerplan te stappen

Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei

Nee

1

3260, 4010, 6430, 7140, 9190, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbso, Beekprik, Bermpje, Blauwborst, Bosrietzanger, Gevlekte glanslibel, Gewone bronlibel, Goudvink, Grasmus, Hazelworm, Levendbarende hagedis, Moerassprinkhaan, Riviergrondel, Waterspitsmuis, Weidebeekjuffer

Agentschap voor Natuur en Bos

Bekkensecretariaat, Bosgroep, Sector eigenaars, vzw Natuurpunt

Op te starten

4.1 Verder onderzoek verjongingsprobleem jeneverbes

Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van het heidelandschap en jeneverbesstruweel

Nee

4

5130

Agentschap voor Natuur en Bos

Gemeente As

2013

In uitvoering

Stand still

4

5130

4.2 Opmaak structuurvisie Klaverberg, Heiderbos, Opglabbekerzavel, Moorsberg, Roexeinde: sturing recreatie rekening houdend met ecologische draagkracht van het gebied

Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van het heidelandschap en jeneverbesstruweel

Nee

2, 4

4010, 4030, 5130, 9190, 2310-2330, Blauwvleugelsprinkhaan, Boomleeuwerik, Boompieper, Gladde slang, Groentje, Heidesabelsprinkhaan, Heikikker, Heivlinder, Knopsprietje, Kommavlinder, Levendbarende hagedis, Nachtzwaluw, Negertje, Roodborsttapuit, Rugstreeppad, Snortikker, Veldkrekel, Zadelsprinkhaan

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap Onroerend Erfgoed, Bosgroep, Gemeente As, Gemeente Opglabbeek, Regionaal Landschap Kempen en Maasland, Stad Genk

2017

Plan in opmaak

Stand still

2

4030, 2310-2330, Gladde slang, Rugstreeppad

4

4030, 5130, Gladde slang

4.3 Opmaak natuurbeheerplan Opglabbekerzavel, Heiderbos, Klaverberg, Moorsberg, Roexeinde, Oeleinderheide

Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van het heidelandschap en jeneverbesstruweel

Nee

2, 4

4010, 4030, 5130, 9190, 2310-2330, Blauwvleugelsprinkhaan, Boomleeuwerik, Boompieper, Gladde slang, Groentje, Heidesabelsprinkhaan, Heikikker, Heivlinder, Knopsprietje, Kommavlinder, Levendbarende hagedis, Nachtzwaluw, Negertje, Roodborsttapuit, Rugstreeppad, Snortikker, Veldkrekel, Zadelsprinkhaan

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap Onroerend Erfgoed, Bosgroep, Gemeente As, Gemeente Opglabbeek, Sector eigenaars, Stad Genk

2017

Plan in opmaak

Stand still

2

4030, 2310-2330, Gladde slang, Rugstreeppad

4

4030, 5130, Gladde slang

4.4 Onderzoek/monitoring beheer ifv jeneverbes

Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van het heidelandschap en jeneverbesstruweel

Nee

4

5130

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap Onroerend Erfgoed, Gemeente As, INBO

Op te starten

Stand still

4

5130

5.1 Periodiek het ven (vb om de 10 jaar; naar gelang het ven begint dicht te groeien) terug open maken zodat geschikt visvrij voortplantingsbiotoop beschikbaar blijft

Herstel amfibieën en reptielenpopulaties

Nee

3

4010, 4030, Heikikker, Venwitsnuitlibel

Agentschap voor Natuur en Bos

Gemeente As

Op te starten

Stand still

3

4010, Heikikker

5.2 Herstel landbiotoop binnen SBZ in functie van Heikikker rond Ruwmortelven, monitoring van herstel en indien nodig extra maatregelen nemen

Herstel amfibieën en reptielenpopulaties

Nee

3

4010, 4030, Groentje, Heikikker, Levendbarende hagedis, Negertje, Venwitsnuitlibel

Agentschap voor Natuur en Bos

Gemeente As

2013

In uitvoering

Stand still

3

4010, Heikikker

5.3 Voldoende zonbeschenen mantel-zoom vegetaties creëren langs heide kernen ifv Europese en habitattypische soorten

Herstel amfibieën en reptielenpopulaties

Nee

2, 4

4010, 4030, 5130, 9190, 2310-2330, Blauwvleugelsprinkhaan, Boomleeuwerik, Boompieper, Gladde slang, Groentje, Heidesabelsprinkhaan, Heikikker, Heivlinder, Knopsprietje, Kommavlinder, Levendbarende hagedis, Nachtzwaluw, Negertje, Roodborsttapuit, Rugstreeppad, Snortikker, Veldkrekel, Zadelsprinkhaan

Agentschap voor Natuur en Bos

Stad Genk

2000

In uitvoering

Stand still

2

4030, 2310-2330, Gladde slang, Rugstreeppad

4

4030, 5130, Gladde slang

5.4 Voorzien van geschikte visvrije voortplantingsbiotoop rugstreeppad voorzien op Klaverberg en Opglabbekerzavel

Herstel amfibieën en reptielenpopulaties

Nee

2

Rugstreeppad

Agentschap voor Natuur en Bos

Gemeente As, Stad Genk

Op te starten

Stand still

2

Rugstreeppad

6.1 Toepassen criteria geïntegreerd natuurbeheer (o.a. omvormen naar Europese habitattypes en ontwikkelen open plekken ifv van bijlage soorten en habitattypische soorten), i.c.m. het stimuleren van het opmaken en uitvoeren van natuurbeheerplannen

Omvorming van bossen

Nee

1, 2, 3, 4

4010, 4030, 5130, 9190, 91E0, 2310-2330, Blauwvleugelsprinkhaan, Boomleeuwerik, Boompieper, Gladde slang, Groentje, Heidesabelsprinkhaan, Heikikker, Heivlinder, Knopsprietje, Kommavlinder, Levendbarende hagedis, Middelste bonte specht, Nachtzwaluw, Negertje, Roodborsttapuit, Rugstreeppad, Snortikker, Veldkrekel, Vleermuizen-Beekdallandschap, Vleermuizen-Heidelandschap, Wespendief, Zadelsprinkhaan, Zwarte specht

Agentschap voor Natuur en Bos

Bosgroep, Gemeenten, Privaat persoon, Sector natuur

2000

In uitvoering

6.2 Invasieve exoten verwijderen o.a. Amerikaanse vogelkers

Omvorming van bossen

Nee

1, 2, 3, 4

9190, 91E0

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Bosgroep, Gemeenten, Privaat persoon, Provincie Limburg, Sector landbouw, Sector natuur, Vlaamse Milieumaatschappij

2000

In uitvoering

7.1 Updaten en uitvoering bestaand beheerplan van Natuurpunt

Achterstallig beheer en exotenbestrijding uitvoeren

Nee

1

3260, 4010, 6430, 7140, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbso, Beekprik, Bermpje, Blauwborst, Bosrietzanger, Gevlekte glanslibel, Gewone bronlibel, Goudvink, Grasmus, Hazelworm, Levendbarende hagedis, Moerassprinkhaan, Riviergrondel, Waterspitsmuis, Weidebeekjuffer

vzw Natuurpunt

Agentschap voor Natuur en Bos

2001

In uitvoering

7.2 Updaten en uitvoering bestaande beheerplannen van ANB, gemeente (Zie ook actie 4.3)

Achterstallig beheer en exotenbestrijding uitvoeren

Nee

2, 3, 4

4010, 4030, 5130, 9190, 2310-2330, Blauwvleugelsprinkhaan, Boomleeuwerik, Boompieper, Gladde slang, Groentje, Heidesabelsprinkhaan, Heikikker, Heivlinder, Knopsprietje, Kommavlinder, Levendbarende hagedis, Nachtzwaluw, Negertje, Roodborsttapuit, Rugstreeppad, Snortikker, Veldkrekel, Zadelsprinkhaan

Agentschap voor Natuur en Bos

Gemeente As, Gemeente Opglabbeek, Stad Genk

2000

In uitvoering

7.3 Updaten en uitvoering bestaande beheerplan van de Watergroep

Achterstallig beheer en exotenbestrijding uitvoeren

Nee

1

3260, 4010, 6430, 7140, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbso, Beekprik, Bermpje, Blauwborst, Bosrietzanger, Gevlekte glanslibel, Gewone bronlibel, Goudvink, Grasmus, Hazelworm, Levendbarende hagedis, Moerassprinkhaan, Riviergrondel, Waterspitsmuis, Weidebeekjuffer

De Watergroep

Agentschap voor Natuur en Bos, vzw Natuurpunt

2009

In uitvoering

7.4 integraal project opstarten om invasieve exoten te bestrijden: o.a. Reuzenbalsemien, Japanse duizendknoop,…

Achterstallig beheer en exotenbestrijding uitvoeren

Nee

1

3260, 6430

Provincie Limburg

Agentschap voor Natuur en Bos, Algemeen Boeren Syndicaat, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Bosgroep, Departement Landbouw en Visserij, Provincie Limburg, Sector eigenaars, Vlaamse Milieumaatschappij, vzw Natuurpunt

Op te starten

8.1 Er wordt een SBP opgemaakt voor de gladde slang met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbindingen tussen de populatie van het Heiderbos met deze van het militair domein Meeuwen-Helchteren, zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.

Soortbeschermingsprogramma voor de gladde slang

Nee

2, 4

4010, 4030, 9190, 2310-2330, Blauwvleugelsprinkhaan, Boompieper, Gladde slang, Heidesabelsprinkhaan, Heivlinder, Knopsprietje, Kommavlinder, Levendbarende hagedis, Negertje, Roodborsttapuit, Snortikker, Veldkrekel, Zadelsprinkhaan

Agentschap voor Natuur en Bos

Algemeen Boeren Syndicaat, Boerenbond, Bosgroep, Departement Landbouw en Visserij, Gemeente As, Gemeente Opglabbeek, Sector eigenaars, Stad Genk, vzw Natuurpunt

2016

In uitvoering

9.1 Er wordt een SBP opgemaakt voor de heikikker met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbinding tussen de populaties van de Bosbeekvallei (deelgebied Ruwmortelven) met deze van het Heuvelsven (SBZ2200035), zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.

Soortbeschermingsprogramma voor de heikikker

Nee

3

4010, 4030, Boompieper, Groentje, Heikikker, Knopsprietje, Levendbarende hagedis, Negertje, Roodborsttapuit, Snortikker

Agentschap voor Natuur en Bos

Algemeen Boeren Syndicaat, Boerenbond, Bosgroep, Departement Landbouw en Visserij, Elia, Gemeente As, Sector eigenaars, vzw Natuurpunt

Op te starten

5 Overzichtkaart

De overzichtskaart biedt informatie voor en een stand van zaken over de realisatie van de doelen voor deze SBZ. De verschillende onderdelen zijn te consulteren via een geoloket.

 

 5.1 Synthesekaart

De synthesekaart biedt een samengesteld, vereenvoudigd overzicht van de actuele Europees te beschermen habitats en de oppervlaktes Europees te beschermen habitats onder passend beheer (zie hoofdstuk 3).

In het geoloket wordt de synthesekaart weergegeven met dit symbool 

5.2 Situering van de actuele Europees te beschermen habitats

De kaarten ‘Actueel habitat’ geven indicatief de ligging van de actuele Europees te beschermen habitats in deze SBZ weer, op basis van referentie 9 (zie hoofdstuk 6). De kaart ‘Actueel habitat overzicht’ geeft een overzicht alle actuele habitats. De kaarten ‘Actueel habitat per cluster’ en ‘Actueel habitat per habitat’ maken de actuele habitats respectievelijk in clusters van verwante habitats en voor elk habitat apart zichtbaar.

In het geoloket wordt de kaart: 

  • actueel habitat overzicht weergegeven met dit symbool   
  • actueel habitat per cluster met dit symbool  
  • actueel habitat per habitat met dit symbool 

5.3    Situering van de gebieden beheerd met het oog op de realisatie van de doelen

De kaarten ‘Passend beheer’ (voor definitie, zie hoofdstuk 3) geven indicatief weer welke oppervlaktes Europees te beschermen habitats onder passend beheer zijn bij het ANB, verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen (zie hoofdstuk 3). De kaart ‘Passend beheer overzicht’ geeft het overzicht van alle oppervlaktes onder passend beheer voor habitats. De kaarten ‘Passend beheer per cluster’ en ‘Passend beheer per habitat’ maken de oppervlaktes onder passend beheer respectievelijk in clusters van verwante habitats en voor elk habitat apart zichtbaar.

De huidige kaart geeft de situatie weer in februari 2017.

In het geoloket wordt de kaart :

  • oppervlakte onder passend beheer overzicht weergegeven met dit symbool 
  • oppervlakte onder passend beheer per cluster weergegeven met dit symbool 
  • oppervlakte onder passend beheer per habitat weergegeven met dit symbool 

5.4 Situering van de vegetaties relevant als leefgebied voor Europees te beschermen soorten

Omdat voor de vegetaties relevant als leefgebied voor Europees te beschermen soorten geen terreininventarisatiegegevens bestaan, werd deze kaart opgemaakt door middel van een ruimtelijk model. Dit model werkt op basis van de ecologische karakteristieken van de soort, aangevuld met actuele verspreidingsgegevens en de verbreidingscapaciteit van de soort. De bekomen afbakening vormt op dit moment de best beschikbare benadering van de actuele leefgebieden van de betreffende soorten. Voor een gedetailleerde beschrijving van de methodiek wordt verwezen naar referenties 4, 5 en 6 (zie hoofdstuk 6).

De opmaak ervan was niet voor alle Europees te beschermen soorten mogelijk omdat

  • een aantal mobiele soorten zeer ruime en weinig gedifferentieerde leefgebieden kent (bv. slechtvalk, kokmeeuw);
  • voor de leefgebiedkarakteristieken van bepaalde soorten geen (gebiedsdekkende) kaartlaag voorhanden is (bv. bittervoorn en kleine modderkruiper);
  • voor een aantal soorten de wetenschappelijke kennis en de beschikbare data ontoereikend zijn (bv. vleermuizen).

In het geoloket worden de leefgebieden weergegeven met de symbolen symbool leefgebieden voor het overzicht,  Synthesekaart Groepen voor de groepen en symbool leefgebieden voor de soorten, en dit enkel voor soorten waarvoor de opmaak van de kaarten mogelijk was en waarvoor doelen zijn ingeschreven in het S-IHD-besluit.

5.5 Situering van de aanwezigheid van habitattypische soorten

Onderstaand overzicht geeft indicatief weer welke habitattypische soorten actueel voorkomen per deelgebied op basis van referenties 7 en 8 (zie hoofdstuk 6). Habitattypische soorten zijn soorten die kenmerkend zijn voor één of soms meerdere habitattypes. Voor het bereiken van de regionaal gunstige staat van instandhouding van het habitat, moeten de populaties van de habitattypische soorten, verbonden aan dat habitat, ook in een regionaal gunstige staat van instandhouding worden gebracht of gehouden. Meer gedetailleerde informatie over habitattypische soorten is beschikbaar in referenties 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 6).

 

Situering van de aanwezigheid van habitattypische soorten

Deelgebieden Fauna Flora
BE2200043-1 Bermpje, Bont dikkopje, Bosrietzanger, Bosuil, Fluiter, Gevlekte glanslibel, Gewone bronlibel, Havik, Hazelworm, Houtsnip, Kleine bonte specht, Kleine ijsvogelvlinder, Kleine parelmoervlinder, Middelste bonte specht, Snoek, Sprinkhaanzanger, Vroege glazenmaker, Weidebeekjuffer, Zwarte specht Adelaarsvaren, Beenbreek, Bittere veldkers, Blauwe bosbes, Blauwe knoop, Borstelgras, Bosanemoon, Bosgierstgras, Buntgras, Dalkruid, Drienerfmuur, Drijvende waterweegbree, Dubbelloof, Framboos, Gewone dophei, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot blaasjeskruid, Heidespurrie, Hengel, Hulst, Kikkerbeet, Kleine maagdenpalm, Kleine veenbes, Knoopkruid s.l., Kraailook, Kruipbrem, Lelietje-van-dalen, Liggend hertshooi, Liggend walstro, Margriet, Moerasviooltje, Moeraswederik, Paarbladig goudveil, Pilvaren, Pilzegge, Rapunzelklokje, Rode dophei, Ronde zonnedauw, Ruige leeuwentand, Ruige veldbies, Slangenwortel, Snavelzegge, Stekelbrem, Stomp kweldergras, Struikhei, Tandjesgras, Trekrus, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veenpluis, Veldlathyrus, Verspreidbladig goudveil, Vingerhoedskruid, Vlottende bies, Wateraardbei, Wilde gagel, Wilde hyacint, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring, Zompzegge
BE2200043-2 Blauwvleugelsprinkhaan, Boomklever, Boomleeuwerik, Boompieper, Bruin blauwtje, Grasmus, Havik, Heidesabelsprinkhaan, Heivlinder, Houtsnip, Kleine parelmoervlinder, Knopsprietje, Kommavlinder, Negertje, Roodborsttapuit, Rugstreeppad, Snortikker, Sprinkhaanzanger, Veldkrekel, Wekkertje, Wespendief, Zadelsprinkhaan, Zwarte specht Blauwe bosbes, Borstelgras, Buntgras, Drijvende waterweegbree, Echte guldenroede, Hulst, Knoopkruid s.l., Kruipbrem, Margriet, Pilzegge, Rapunzelklokje, Rode dophei, Ronde zonnedauw, Ruige leeuwentand, Sierlijke vetmuur, Stekelbrem, Stomp kweldergras, Struikhei, Valse salie, Vingerhoedskruid
BE2200043-3 Blauwvleugelsprinkhaan, Boompieper, Dodaars, Groentje, Heidesabelsprinkhaan, Heikikker Blauwe bosbes, Gewone dophei, Hulst, Kleine zonnedauw, Snavelzegge, Struikhei, Veenpluis, Wilde kamperfoelie
BE2200043-4 Blauwvleugelsprinkhaan, Bont dikkopje, Gladde slang, Knopsprietje, Negertje, Snortikker, Wekkertje, Zadelsprinkhaan Blauwe bosbes, Borstelgras, Buntgras, Framboos, Gewone dophei, Glad walstro, Heidespurrie, Hulst, Klein warkruid, Kraailook, Kruipbrem, Liggend walstro, Margriet, Pilzegge, Reuzezwenkgras, Rode dophei, Stekelbrem, Struikhei, Tandjesgras, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Vingerhoedskruid, Wilde kamperfoelie

6 Referenties

1.:  Geert De Knijf, Desiré Paelinckx (2012). Typische faunasoorten van de verschillende Natura 2000 habitattypes, in functie van de beoordeling van de staat van instandhouding op niveau Vlaanderen (ref. INBO.A.2013.139)

2.: Adriaens, Dries; Adriaens, Tim; Ameeuw, Griet (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de habitattypische soorten (ref. INBO.R.2008.35)

3: Adriaens, P. & Ameeuw, G. (red) (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de vogelrichtlijnsoorten.  D/2008/3241/287 (ref.INBO.R.2008.36)

4.: Maes et al. (2015). Afbakenen van potentiële leefgebiedenkaarten voor Europese en Vlaamse prioritaire soorten in het kader van de voortoets. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2015. (versie 2.0). (ref. INBO.R.2015.10201559). 

5: : Maes D., Anselin A., De Knijf G., Denys L., Devos K., Gouwy J., Leyssen A., Packet J., Pauwels I., Pollet M., Speybroeck J., Stienen E., Thomaes A., T’jollyn F., Van Den Berge K., Van Landuyt W., Van Thuyne G., Vermeersch G. & Verhaeghe F. (2017). Afbakenen van actueel relevant potentieel leefgebied voor een selectie van Europees prioritaire soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (30) (ref. INBO.R.12602606 . Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

6.: Dirk Maes, Koen Devos, Anny Anselin, Eric Stienen, David Buysse, Ine Pauwels & Thierry Onkelinx (2016). Advies over de leefgebiedenkaarten van Natura 2000-soorten (ref. INBO.A.3415)

7.: De Knijf, Geert; Vermeersch, Glenn (datum). Advies over de actuele verspreiding van de habitattypische soorten per SBZ-H deelgebied - deel fauna (ref. INBO.A.3233)

8.: Van Landuyt, Wouter; De Knijf, Geert (2014). Advies over de verspreiding van de habitattypische soorten per SBZ-H deelgebied - deel flora (ref. INBO.A.3192)

9. De Saeger, S., Guelinckx, R., Oosterlynck, P., De Bruyn, A., Debusschere, K., Dhaluin, P., ... Paelinckx, D. (2020). Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart, uitgave 2020. (Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek; Nr. 35). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. https://doi.org/10.21436/inbor.18840851