landschap met schapen © Veronique De Smedt

Caestert

BE2200036 - Plateau van Caestert met hellingbossen en mergelgrotten

1 Inleiding

Het Natura 2000-netwerk is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze zijn aangewezen op basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen om Europees beschermde habitattypes en soorten de kans te geven duurzaam te overleven en zo de Europese biodiversiteit te bewaren. In Vlaanderen zijn 62 Natura 2000-gebieden aangeduid, ook speciale beschermingszones (hierna: SBZ) genoemd. Deze gebieden zijn essentieel voor het bereiken van de gunstige staat van instandhouding van Europees te beschermen habitats en soorten. Voor Vlaanderen gaat het om 47 habitattypes, 49 dier- en plantensoorten en 58 vogelsoorten. 

Alle lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht om de nodige maatregelen te nemen om een ‘gunstige staat van instandhouding’ te realiseren voor Europees te beschermen habitats en soorten. Om deze maatregelen in te vullen heeft de Vlaamse Regering instandhoudingsdoelstellingen (hierna: doelen) op Vlaams niveau en per SBZ bepaald. Op Vlaams niveau zijn dit de zogenaamde gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (hierna: G-IHD) en per SBZ zijn dit de zogenaamde specifieke instandhoudingsdoelstellingen (hierna: S-IHD). Deze S-IHD zijn, na een intensief overlegproces tussen 2010 en 2013, vastgesteld in aanwijzingsbesluiten (de S-IHD-besluiten) door de Vlaamse Regering op 23 april 2014. 

De realisatie van de doelen wordt gefaseerd en programmatisch aangepakt. Vlaanderen moet elke zes jaar aan Europa rapporteren, daarom is ook voor de realisatie gekozen voor cycli van maximaal zes jaar. Per cyclus of planperiode wordt een Vlaams Natura 2000-programma opgemaakt met een Vlaamse taakstelling en acties voor de komende periode. Het programma omschrijft ook welke organisaties betrokken zijn en geeft een raming van de uitgaven voor de uitvoering van het programma.  

Focus Vlaams Natura 2000 programma 2016–2020

Omdat Vlaanderen in 2020 aan Europa moet rapporteren, loopt de eerste cyclus van het Vlaams Natura 2000-programma van 2016 tot 2020. Op het moment van publicatie van dit voortgangsdocument bestaat er nog geen nieuw Vlaams Natura 2000-programma voor de volgende planperiode (2021-2026), zodat het bestaande programma volgens de regelgeving geldig blijft.  

Voor deze eerste cyclus is vertrokken van de Europese Biodiversiteitsstrategie 2020 en van het Pact 2020. In het Vlaams Natura 2000-programma zijn een bindende en een richtinggevende taakstelling geformuleerd als een gefaseerd kader voor de realisatie van de doelen.

Het bindend deel van de taakstelling in het Vlaams Natura 2000-programma omvat:

  • het stoppen of vermijden van de verdere achteruitgang van Europees te beschermen habitattypes of soorten (stand still);
  • dat 16 van de 47 Europees te beschermen habitattypes in een gunstige staat verkeren of zijn verbeterd ten opzichte van 2007 (zie bijlage 5 van het Vlaams Natura 2000-programma).

Het bindend deel van de taakstelling moet tegen 2020 worden gerealiseerd.

Het richtinggevende deel van deze taakstelling omvat:

  • dat tegen 2020 voor alle Europees te beschermen habitattypes en soorten samen 70% van de inspanningen operationeel zijn, zodat alle habitats en soorten in een gunstige staat van instandhouding kunnen worden gebracht tegen 2050. Voor soorten die extra oppervlakte leefgebied nodig hebben, moet een derde van de extra oppervlakte gerealiseerd zijn door inrichting en beheer.

De maatregelen nodig om het richtinggevende deel van de taakstelling te realiseren, kunnen al in deze planperiode opgestart worden of, indien al in planning of uitvoering, verder lopen. Deze maatregelen moeten niet noodzakelijk afgerond zijn tijdens de looptijd. In de inspanningsmatrix (hoofdstuk 4 van het voortgangsdocument) is voor elke actie aangegeven of deze behoort tot het bindend of het richtinggevend deel van taakstelling van het Vlaams Natura 2000-programma.

Doelstelling van het voortgangsdocument

Het voortgangsdocument wordt opgemaakt met het oog op:

  • het gradueel realiseren van de S-IHD;
  • het vermijden of stoppen van de verslechtering van de Europees te beschermen habitats en de leefgebieden van Europees te beschermen soorten;
  • het vermijden of het stoppen van de betekenisvolle verstoring van de Europees te beschermen soorten.

Het Agentschap voor Natuur en Bos (hierna: het ANB) maakt het voortgangsdocument op en beheert het. Dit voortgangsdocument beschrijft de inspanningen die volgens de inventaris hiervan in 2017 geleverd worden door de organisaties voor wie het beheren en ontwikkelen van natuur een maatschappelijke opdracht is. Dit zijn het ANB, de verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen. Tevens biedt het een overzicht van de openstaande taakstelling en van de acties die, volgens de huidige plannen en inzichten, nodig zijn voor de realisatie ervan. Zo vormt het voortgangsdocument het vertrekpunt en de inspiratiebron voor het bereiken van de doelen voor iedereen die daaraan kan bijdragen.

Situering van het SBZ

2 Taakstelling

Voor elke SBZ werden door de Vlaamse Regering de specifieke doelen voor Europees te beschermen habitats en soorten en de prioritaire inspanningen vastgesteld in een S-IHD-besluit. Deze doelen worden in dit voortgangsdocument weergegeven in hoofdstuk 2.1. Deze zijn daarbij geclusterd in landschapstypes. Per Europees te beschermen soort en habitat zijn het gebiedsgericht kwantiteitsdoel (populaties of oppervlakten) en kwaliteitsdoel beschreven. Hoofdstuk 2.2 geeft prioritaire inspanningen weer, die in het S-IHD-besluit vastgesteld zijn voor het realiseren van de doelen. 

2.1 Doelen

Legende bij de oppervlakte-, populatie- en kwaliteitsdoelen

Symbool

Omschrijving

+

Het doel is een stijging van de oppervlakte of populatiegrootte / een verbetering van de kwaliteit.

=

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit.

=/+

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit met lokale uitbreidingsmogelijkheid.

=/-

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit met lokale inkrimpingsmogelijkheid.

In onderstaande tabel met de doelen voor het SBZ worden doelstellingen voor enerzijds het gedeelte dat habitatrichtlijngebied is en anderzijds het gedeelte dat 'zuiver vogelrichtlijngebied' (lees: enkel vogelrichtlijngebied en geen habitatrichtlijngebied) is, niet onderscheiden, maar geïntegreerd. Aan de drie criteria die tegelijk vervuld dienen te zijn om deze doelen voor beide ruimtelijk afgebakende gebieden van elkaar te onderscheiden, werd immers niet voldaan. De drie criteria zijn: 

  • het zuiver vogelrichtlijngebied handelt over een relevante oppervlakte; 

  • het betreft in dit gebied relevante doelstellingen doelen en; 

  • de doelen die in het gedeelte dat zuiver vogelrichtlijngebied is, gerealiseerd dienen te worden, zijn (reeds in dit stadium) bekend.] 

Bocagelandschap met mozaïekstructuur van graslanden en kleine bosjes

Het bocagelandschap bestaat uit een mozaïek van habitattypes waarin vooral 6510 (glanshavergraslanden en kalkrijke kamgraslanden) en 6210 (kalkgraslanden) voorkomen, met lokaal kleinere oppervlaktes van 2330_dw (dwerghaververbond), 6110 (kalkrijk of basifiel grasland op rotsbodem) en 6230_hnk (droge, kalkrijke, heischrale graslanden).
De SBZ vormt het unieke kerngebied voor fauna en flora van kalkrijke graslanden op Vlaamse schaal en is daardoor een hotspot voor sterk bedreigde soorten. Voor het areaalbehoud van deze habitattypische soorten, waarvan sommige in het gebied enkel nog als relictpopulatie voorkomen (en waarvan de verspreiding in Vlaanderen erg beperkt is), is een toename van deze graslandtypes nodig. De habitatvlekken, die elkaar afwisselen in waardevolle graslandkernen met habitat en regionaal belangrijke biotopen zorgen voor voldoende kansen voor leefbare populaties van de habitattypische faunasoorten (in het bijzonder dagvlinders argusvlinder (Lasiommata megera), bruin dikkopje (Erynnis tages), bruin blauwtje (Plebeius agestis), kaasjeskruiddikkopje (Carcharodus alceae), klaverblauwtje (Polyommatus semiargus), braamparelmoervlinder (Brenthis daphne), dwergblauwtje (Cupido minimus) en boswitje (Leptidea sinapis)).

Voor de SBZ worden volgende doelstellingen gesteld:

 

  • 1. Ontwikkeling van een kern grasland van ca. 30 ha in deelgebied 4 Caestert
    Deze graslandkern is een mozaïek van de habitattypes 6510_hu(k), 6210_hk/sk, 6230_hnk, 2330_dw. De habitattypes 6210_hk/sk en 2330_dw kunnen enkel ontwikkelen op de (micro-)locaties waar de abiotische factoren dit toelaten. Het geheel van habitats zorgt voor voldoende kansen voor leefbare populaties van habitattypische kalk- en schrale graslandsoorten (specifieke kalkflora, dagvlinders,...). De houtkanten met doornstruiken (meidoorn sp., Sleedoorn) maken de graslandkern geschikt als foerageergebied voor een aantal vleermuissoorten en grauwe klauwier. Het gevormde bocagelandschap in deelgebied 4 Caestert, vormt leefgebied voor 2 koppels grauwe klauwier. Deze kern moet de Vlaamse hoofdpopulatie van de kalk- en schraalgraslandsoorten vormen.
  • 2. Ontwikkeling van een graslandkern van ca. 15 ha in deelgebied 2 Tiendeberg
    Deze kleinere graslandkern vormt een mozaïek van de habitattypes 6510_hu(k), 6210_hk/sk en 6230_hn(k), 2330 _dw. Het geheel van habitats zorgt voor voldoende kansen voor leefbare populaties van habitattypische kalk- en schrale graslandsoorten (specifieke kalkflora, dagvlinders,...). De houtkanten met doornstruiken (meidoorn sp., sleedoorn) maken de graslandkern geschikt als foerageergebied voor een aantal vleermuissoorten en grauwe klauwier. Dit gebied vormt het leefgebied voor 1 koppel grauwe klauwier.
  • 3. Aanleg van hagen/mantel-zoomvegetaties rond kleinere graslandvlekken
    (vooral in deelgebied 1 Roosburg, 3 Keel-Muizenberg en 6 Lacroix oost) van de SBZ door middel van aanleg van de regionaal belangrijke biotoop doornstruwelen van leemhoudende gronden (rbbsp), 6210_hk en 6210_sk.
    In deelgebied 1 Roosburg kan door toename van 1 ha 6510_huk, 8 ha 6510_hu, 3 ha rbb-kam en 1 ha 6210hk en 6210sk en rbb sp een leefgebied ontstaan voor 2 BP grauwe klauwier.
    In de mantel/zoom vegetatie worden kritische kensoorten behouden of worden omstandigheden gecreëerd waarin deze soorten overlevingskansen hebben. Voor de grauwe klauwier zijn deze mantel-zoomvegetaties foerageergebied. Verder zijn deze zomen ook belangrijk voor bosrandvlinders (sleedoornpage, boswitje) en soorten als goudvink, zomertortel en geelgors.
    In de kleinere deelgebieden kan beperkt ook habitat 6510_huk ontwikkelen, afhankelijk van de specifieke abiotische toestand. Voor deze kleine deelgebiedjes worden geen specifieke oppervlaktedoelstellingen geformuleerd.
  • 4. Ontwikkelen van een gezonde mestbewonende fauna
    Voor de voedselbehoeften van laatvlieger, grote hoefijzerneus, ingekorven vleermuis en vale vleermuis is een gezonde mestfauna essentieel. Het is dan ook belangrijk dat er bij het gebruik van veterinaire producten bij vee bewust gekozen wordt voor producten die een gezonde mestbewonende fauna kunnen ontwikkelen (vermijden van werkzame stof ‘avermectines’). De realisatie van deze maatregel komt ook de grauwe klauwier en andere soorten van het bocagelandschap ten goede.

Habitats - Bocagelandschap met mozaïekstructuur van graslanden en kleine bosjes

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel = =
2330 – Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen. Subtype 2330_dw: Dwerghaververbond Omschrijving

Actuele oppervlakte: < 0,1 ha
Behoud van de actuele oppervlakte op locaties waar grind dagzoomt.

Het habitattype omvat vooral éénjarige en specifieke plantensoorten (zoals Dwergviltkruid, Klein vogelpootje, Klein tasjeskruid, Zandblauwtje). Tegengaan van verbossing.

Doel + +
6210 - Droge halfnatuurlijke graslanden en struikvormende facies op kalkhoudende substraten (Festuco – Brometalia) Subtype 6210_hk: kalkrijk grasland Subtype 6210_sk: kalkrijk doornstruweel Omschrijving

Actuele oppervlakte: 1 ha
Toename met 6 ha Betreft subtype 6210_hk door omvorming van struwelen en bosaanplanten in deelgebied 1 Roosburg, , 3 Keel en ook 2 Tiendeberg, 4 Caestert; en subtype 6210_sk: door omvorming van grasland in de deelgebieden 1, Roosburg, 2 Tiendeberg, 3 Keel – de Muizenberg en 4 Caestert.

Beperken van opslag van struweel door periodiek begrazingsbeheer. Gevarieerde structuur van de kruidlaag met een goed ontwikkelde moslaag.

  • Hoge soortenrijkdom en orchideeënrijk.
  • Tegengaan bemesting en inspoeling van nutriënten uit hogergelegen landbouwgronden.
  • Geschikt leefgebied voor de habitattypische soort Grauwe klauwier.
  • Doel + +
    6230 – Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa). Subtype 6230_hnk: schrale graslanden met kalk-minnende soorten Omschrijving

    Actuele oppervlakte: 2 ha
    Toename met 10 ha door omvorming van grasland: in deelgebied 2 Tiendeberg in deelgebied 4 Caestert.

    Het habitattype bevat een lage vegetatie (< 25 cm) met een bedekking van meer dan 30% aan sleutelsoorten en minder dan 5% verruigende soorten. Het habitat is bij voorkeur zonbeschenen en er is geen strooisellaag aanwezig. De graslanden zijn gebufferd tegen externe invloeden. Geschikt leefgebied voor de habitattypische soort Grauwe klauwier.

    Doel + +
    6510 - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis), Subtype 6510_hu: Glanshavergraslanden (Arrhenaterion) Subtype 6510_huk: kalkrijk kamgrasland Omschrijving

    Actuele oppervlakte: 5 ha
    Toename met 19 ha met als richtwaarde voor uitbreiding 10 ha.
    6510_hu: +18in deelgebieden 2 Tiendeberg en 4 Caestert in DG 1 Roosburg i.f.v Grauwe klauwier.
    6510_huk: + 1ha in deelgebieden 2 Tiendeberg en 4 Caestert + in DG 1 Roosburg i.f.v Grauwe klauwier.

    Structuurrijk grasland met veel rozetplanten, grote bedekking van sleutelsoorten en weinig verstoring door verruiging, vervilting en verbossing. Strooisellaag is minimaal. Plaatselijk boom- en struikopslag. Geschikt leefgebied voor de habitattypische soort Grauwe klauwier.

    Boslandschap met natuurlijke overgangen naar graslandhabitats

    De SBZ wordt volgens de G-IHD als essentieel beschouwd voor het habitat 9150 en belangrijk voor habitattype 9160. Het boslandschap is in de SBZ belangrijk voor de volgende Europees beschermde vleermuizen: Brandt’s vleermuis, Gewone baardvleermuis, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis, Grijze grootoorvleermuis, Ingekorven vleermuis, Laatvlieger, Bechstein’s vleermuis, Gewone dwergvleermuis, Vale vleermuis, Watervleermuis, Grote hoefijzerneus. Ook vogels zoals Zwarte specht, Wespendief en Middelste bonte specht hebben deze bossen als habitat, terwijl Grauwe klauwier en Spaanse vlag in de boszomen foerageren.
    Concreet kunnen de volgende doelstellingen worden vooropgesteld:

     

    • 1. Structuurverbetering
      De boshabitats in de SBZ hebben een onvoldoende gevarieerde structuur. Door toepassing van een natuurgericht bosbeheer zal het aandeel dood hout, open plekken en zomen toenemen. Specifiek voor zomerverblijven van vleermuizen wordt gestreefd naar een maximaal behoud van oude bomen met holten en spleten.
    • 2. Behoud van kwalitatief grote boshabitatkernen
      Vanuit landschapsoogpunt bestaat de Speciale Beschermingszone uit een zeer versnipperd gebied met relatief kleine oppervlakten bos per deelgebied. Het ecologisch verbinden van de deelgebieden is in dit intensieve cultuurlandschap niet mogelijk. Om de SBZ bosecologisch in een goede staat van instandhouding te brengen en de nodige garanties te bieden voor de habitattypische soorten, wordt in dit rapport gestreefd naar 1 kwalitatieve boskern, namelijk ter hoogte van het Plateau van Caestert (deelgebied 4 Caestert) met een oppervlakte van ongeveer 22 ha.
    • 3. Mantel/zoom vegetatie
      Een mantel/zoom vegetatie wordt voorzien op de overgang van bos naar grasland. Deze mantel/zoom vormt leefgebied voor talrijke soorten als Grauwe klauwier, vlinders en diverse vleermuissoorten. Door realisatie van het bocagelandschap wordt het boscomplex ook gebufferd voor negatieve invloeden.

    Habitats - Boslandschap met natuurlijke overgangen naar graslandhabitats

    Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
    Doel + +
    9150 - Midden-Europese kalkminnende beukenbossen behorend tot het Cephalanthero-Fagetum Omschrijving

    Actuele oppervlakte: 1 ha
    Toename met 4 ha door omvorming van 9160 in deelgebied 4 Caestert.

    Voldoende staat van instandhouding: Verbetering van de huidige kwaliteit van het habitat door:

    • Afwezigheid van een strooisellaag;
    • Aanwezigheid van voldoende kalk aan de oppervlakte door omwoelen van de bodem;
    • Ijl bos door afwezigheid van dikke bomen en dik dood hout (hakhoutbeheer);
    • Verhoging van aantal orchideeën en sleutelsoorten in de kruidlaag.

    Het wegvallen van begrazing in het grazig type iepenbos zorgt voor achteruitgang van de schrale vegetaties. Heropstarten van deze begrazingsvorm kan een geschikte beheersmaatregel zijn voor natuurherstel.

    Doel = +
    9160 - Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli Omschrijving

    Actuele oppervlakte: 21 ha
    Behoud van de actuele oppervlakte, met uitzondering van 5 ha die omgevormd worden naar 9150.

    Goede staat van instandhouding: goed ontwikkelde, structuurrijke eiken-haagbeukbos met een heterogene leeftijdsopbouw, aanwezigheid van boszomen en open plekken.

  • Voldoende dood hout, geen exoten en buffering tegen externe invloeden. Grote bedekking met sleutelsoorten.
  • Mantel-zoomvegetaties in overgang naar graslandhabitats met doornig struweel (rbbsp, rbbsg) of struweel (6210_sk).
  • Mergelgrotten

    De mergelgrotten in dit SBZ zijn allemaal aangeduid als habitattype 8310, waarvoor dit SBZ essentieel is volgens de G-IHD. In deze mergelgrotten overwinteren elk jaar van 1 september tot 30 april circa drieduizend vleermuizen van 11 verschillende soorten. Bijkomend overwinteren er anno 2011-2012 ca 4891 vleermuizen in de ‘Waalse’ groeven, die zich grotendeels onder Vlaams grondgebied uitstrekken. Het betreft 12 soorten, waaronder 824 ingekorven vleermuizen, 1 Bechsteinsvleermuis, 171 meervleermuizen , en 101 vale vleermuizen. Zowel naar aantal als naar soortenrijkdom van vleermuizen zijn de mergelgrotten van de SBZ van Europees belang. In de periode augustus-september zijn de mergelgrotten eveneens van belang als paarverblijf.

    De Lacroixberg, deelgebieden 6 en 12, vormt de belangrijkste winterverblijfplaats in Vlaanderen voor de Meervleermuis. Ook Bechstein’s vleermuis, die zeer zeldzaam is in Vlaanderen, en de Ingekorven vleermuis, waarvoor Vlaanderen de meest noordelijke grens van voorkomen vormt, overwinteren in Vlaanderen enkel in deze mergelgrotten. Daarnaast vormen de mergelgrotten ook een belangrijke winterverblijfplaats voor volgende aangemelde soorten: Brandt’s vleermuis / Gewone baardvleermuis, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis / Grijze grootoorvleermuis, Vale vleermuis en Watervleermuis. Ook de mergelgrotten onder de Tiendeberg zijn van belang.

    De doelstellingen voor deze mergelgrotten worden geformuleerd als kwaliteitsdoelstellingen voor de overwinteringshabitats van vleermuizen, gelegen binnen dit habitatrichtlijngebied. Voor de zomerhabitats van vleermuizen wordt verwezen naar het bocagelandschap en de specifieke soortbeschrijvingen. Belangrijke factoren voor kwaliteit van het winterhabitat hebben betrekking op verstoring, lichtpollutie, relatieve vochtigheid, temperatuur en luchtstroming. Er wordt gestreefd naar een optimaal microklimaat. De kwaliteitseisen van verschillende vleermuissoorten verschillen. Hierdoor is een variatie aan omstandigheden binnen de volgende ranges noodzakelijk:

     

    • Zones met variatie in temperatuur tussen 0°C en 10°C, die zowel droog als nat zijn;
    • Natte en koudere zones met een constante temperatuur rond de 5°C;
    • Natte en warmere zones met een temperatuur tussen 7°C tot 11°C.

     

    In het kader van de doelstellingen voor de specifieke vleermuissoorten worden verder meer concrete doelstellingen voorgesteld voor hun habitat.

    Het is belangrijk dat voldoende rust aan de vleermuizenpopulaties wordt geboden door het ontbreken van verstoring. Daarom is het van cruciaal belang dat belangrijke winterverblijfplaatsen tijdens de wintermaanden (van 1 september tot 30 april) en tijdens de paarperiode (augustus-september) niet toegankelijk zijn (m.u.v. vleermuisonderzoek en dringende veiligheidsinspecties). Voor de Ingekorven vleermuis, die een langere winterslaap heeft, moet deze periode verder uitgebreid worden van 15 augustus tot 15 mei. Controle op het afsluiten van de groeves is noodzakelijk.

    Er moet gewaakt worden over de stabiliteit van de groeven en de vleermuisingangen. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor inrichting van de omgeving van de mergelgrotten. Hieronder wordt o.a. de beperking van de toegankelijkheid, geschikte invliegopeningen, aangepaste vegetatiestructuur in de buurt van de ingangen (aanleg van KLE’s),… verstaan.

    In het open omliggende landschap moeten kleine landschapselementen (houtkanten met doornstruiken zoals Meidoorn en Sleedoorn) voorzien worden enerzijds voor Grauwe klauwier, anderzijds om de connectiviteit tussen zomer- en winterverblijfplaatsen en foerageergebieden van vleermuizen te verbeteren. De realisatie van deze doelstelling vergt acties (bijvoorbeeld overeenkomsten met landbouwers) buiten de SBZ.

    Er worden geen specifieke oppervlaktedoelstellingen geformuleerd, aangezien de oppervlakte van de grotten niet uitgebreid kan worden. Behoud van de huidige oppervlakte met minstens behoud en waar mogelijk verbetering van de kwaliteit is het doel.

    Habitats - Mergelgrotten

    Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
    Doel = +
    8310 - Niet voor het publiek opengestelde grotten Omschrijving

    Behoud van de huidige oppervlakte.

    Behoud en verbetering van de huidige kwaliteit in functie van de overwinterings- en paarplaats voor vleermuizen. Voorkomen van verstoring van vleermuizen in de winterperiode. Lokale verbetering wat betreft microklimaat, relatieve vochtigheid en luchtcirculatie. Garanderen van de stabiliteit van de groeves en de vleermuisingangen. Landschappelijke inpassing van grotingangen met KLE.

    Soorten - Mergelgrotten

    Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
    Doel + +
    Bechsteins vleermuis Omschrijving

    Actuele populatie: overwintering 3 exemplaren (+2exp in Groeve ‘juge’ Zussen) (wintertelling 2008-2009). Bij zwermgedrag begin september 2011 werden 120 exemplaren vastgesteld (broedpopulaties in Kortessem (Jongenbos, Bellevue, Krijt), Diepenbeek (Nietelbroeken) en Tongeren (Kolmont)
    Toename van de populatie.

    Optimalisatie van het winterhabitat door behouden, verbeteren en bufferen van het geschikt microklimaat in de mergelgrotten zodat aan volgende kwaliteitseisen wordt voldaan

    • geen verstoring;
    • stabiele temperatuur van 7-10 °C;
    • zeer hoge relatieve vochtigheid (> 90%);
    • maximaal tochtvrij;
    • zo weinig mogelijk lichtpollutie bij de ingang van grotten, foerageerhabitats en vliegroutes;
    • behoud of creëren van geschikte spleten of nissen om in weg te kruipen.

    Optimalisatie van het zomerhabitat en foerageergebied door

    • het verbeteren van de ecologische kwaliteit van het landschap door het behouden en versterken van aanwezige boselementen, graslanden, KLE’s en boshabitats 9150 en 9160;
    • behoud holle bomen.

    Doel + +
    Brandts vleermuis/Gewone baardvleermuis, Franjestaart, Watervleermuis Omschrijving

    Brandt’s/gewone baardvleermuis en franjestaart: minimaal behoud van de populatie op de actuele locaties. Telling 2008-2009:551 watervleermuis, 547 franjestaart en 969 baard/Brandt’svleermuis,
    Watervleermuis: toename van de populatie.

    Optimalisatie van het winterhabitat door: behouden, verbeteren en bufferen van zones in de mergelgrotten met een geschikt microklimaat

    • geen verstoring;
    • stabiele temperatuur van 7-10 °C;
    • zeer hoge relatieve vochtigheid (>90%);
    • maximaal tochtvrij;
    • zo weinig mogelijk lichtpollutie bij de mergelgrotten, foerageerhabitats en vliegroutes
    • behouden of creëren van geschikte spleten of nissen om in weg te kruipen;

    Optimalisatie van het zomerhabitat en foerageergebied door

    • het verbeteren van de ecologische kwaliteit van het landschap door het behouden en versterken van aanwezige boselementen, graslanden, KLE’s en boshabitats 9150 en 9160;
    • behoud van open water (specifiek voor Watervleermuis);
    • behoud van holle bomen;
    • inrichting van zolders (specifiek voor Brandt’s vleermuis).

    Doel + +
    Gewone dwergvleermuis, Gewone/Grijze grootoorvleermuis, Laatvlieger Omschrijving

    Gewone dwergvleermuis en gewone/grijze grootoorvleermuis: minimaal behoud van de populatie op de actuele locaties.
    Laatvlieger: aanwezigheid van een populatie in de SBZ.

    Optimalisatie van het winterhabitat door: behouden, verbeteren en bufferen van zones in de mergelgrotten met een geschikt microklimaat

    • geen verstoring;
    • stabiele temperatuur van 7-10 °C;
    • zeer hoge relatieve vochtigheid (>90%);
    • maximaal tochtvrij;zo weinig mogelijk lichtpollutie bij de mergelgrotten, foerageerhabitats en vliegroutes
    • behouden of creëren van geschikte spleten of nissen om in weg te kruipen

    Optimalisatie van het zomerhabitat en foerageergebied door

    • het verbeteren van de ecologische kwaliteit van het landschap door het behouden en versterken van aanwezige boselementen, graslanden, KLE’s en boshabitats 9150 en 9160
    • behoud van holle bomen;
    • inrichting van zolders (specifiek voor Gewone/Grijze grootoorvleermuis en Laatvlieger).

    Doel + +
    Grote hoefijzerneus Omschrijving

    Aanwezigheid van een populatie in de SBZ (mogelijke herkolonisatie vanuit Wallonië, laatste overwinteringsgegeven 1973).

    Optimalisatie van het winterhabitat door: behouden, verbeteren en bufferen van het geschikt microklimaat in de mergelgrotten zodat aan volgende kwaliteitseisen wordt voldaan:

    • geen verstoring;
    • stabiele temperatuur van 7-10 °C;
    • zeer hoge relatieve vochtigheid (> 90%);
    • maximaal tochtvrij;
    • voorzien van hangplaatsen in winterverblijfplaatsenzo weinig mogelijk lichtpollutie bij de ingang van grotten, foerageerhabitats en vliegroutes;
    • behoud of creëren van geschikte spleten of nissen om in weg te kruipen.

    Optimalisatie van het zomerhabitat en foerageergebied door

    • het verbeteren van de ecologische kwaliteit van het landschap door het behouden en versterken van aanwezige boselementen, graslanden, KLE’s en boshabitats 9150 en 9160;
    • kerkzolders of vergelijkbare habitats vleermuisvriendelijk en toegankelijk maken zodat de kansen op herkolonisatie vanuit Wallonië sterk verhoogd worden;
    • beperken van of alternatieven gebruiken voor antibiotica en antiparasitaire producten (met name avermectines) bij begrazingsprojecten in reservaatsgebieden.

    Doel + +
    Ingekorven vleermuis, Meervleermuis, Vale vleermuis Omschrijving

    Actuele status: overwintering meervleermuis 86 exemplaren, ingekorven vleermuis 196 exemplaren, vale vleermuis 1 exemplaar (telling 2008-2009)
    Bijkomend 101 overwinteraars meervleermuis in de grotendeels Vlaamse groeves met Waalse ingang (telling winter 2011-2012)
    Minimaal behoud van de populatie op de actuele locaties.

    Optimalisatie van het winterhabitat door: behouden, verbeteren en bufferen van het geschikt microklimaat in de mergelgrotten zodat aan volgende kwaliteitseisen wordt voldaan

    • geen verstoring;
    • stabiele temperatuur van 7-10 °C;
    • zeer hoge relatieve vochtigheid (> 90%);
    • maximaal tochtvrij;
    • zo weinig mogelijk lichtpollutie bij de ingang van grotten, foerageerhabitats en vliegroutes;
    • behoud of creëren van geschikte spleten of nissen om in weg te kruipen.

    Optimalisatie van het zomerhabitat en foerageergebied door

    • het verbeteren van de ecologische kwaliteit van het landschap door het behouden en versterken van aanwezige boselementen, graslanden, KLE’s en boshabitats 9150 en 9160;
    • behoud van open water (specifiek voor Meervleermuis);Voldoende warme en volledig donkere zolders (gemiddeld >25°c) met een grote invliegopening die een directe vlucht toelaat en daarnaast voldoende dikke holle bomen die rustig gelegen zijn in de boscomplexen (specifiek voor Ingekorven vleermuis);
    • Inrichten van kerkzolders.

    2.2 Prioritaire inspanningen

    In samenhang met de hoger beschreven doelstellingen is in het S-IHD-besluit door de Vlaamse Regering een aantal prioritaire inspanningen vastgesteld. Dit is een globale omschrijving van de acties die noodzakelijk zijn voor de realisatie van deze doelstellingen. Voor de uitvoering van de prioritaire inspanningen zijn vaak meerdere acties nodig. Hoofdstuk 4 van dit voortgangsdocument (Inspanningsmatrix) geeft de concrete acties weer die uitvoering geven aan deze prioritaire inspanningen.

    Inspanning Omschrijving Inspanning
    PI 1 Realisatie van aaneengesloten complexen van (kalk-)graslandhabitats in een bocagelandschap

    De ontwikkeling van een bocagelandschap vergt de realisatie van 45 ha graslandhabitats in deelgebied 4 Caestert en 2 Tiendeberg, lokaal in mozaïek met regionaal belangrijke biotopen. Een deel hiervan gebeurt door omvorming van opslag en een deel door effectieve uitbreiding. Daarnaast wordt er ook in deelgebied 3 De Keel-Muizeberg opslag omgevormd naar graslandhabitat. Hiervoor is een nulbemesting en aangepast maai- en/of begrazingsbeheer vereist. Beperken van verstoring (vnl. op de kanaalbermen) en een op insecten gericht beheer zal deze soorten eveneens ten goede komen.

    Veel habitattypische soorten vereisen een beheer op maat, sommige zones zullen voornamelijk beheerd worden voor botanische waarden, andere met meer accent op fauna.

    PI 2 Behoud en herstel van het kleinschalige, structuurrijke landschap te Roosburg

    Ter hoogte van deelgebied 1 Roosburg ligt een waardevol, kleinschalig akkerlandschap met waardevolle lijnvormige elementen. Deze worden waar mogelijk versterkt en gebufferd door regionaal belangrijke biotopen om de connectiviteit tussen zomer- en winterverblijfplaatsen en foerageergebieden van vleermuizen te verbeteren. Door toename van 1 ha 6510_huk, 8 ha 6510_hu, 3 ha rbb-kam en 1 ha 6210hk en 6210sk en rbb sp kan men een leefgebied creëren voor 2 BP Grauwe klauwier.

    PI 3 Kwaliteitsverbetering van aanwezige boshabitattypes

    Ter hoogte van deelgebied 4 Caestert wordt een toename van 4 ha ‘boshabitat’ gerealiseerd, door omvorming. De kwaliteit van de bestaande bossen wordt verbeterd door ecologisch bosbeheer. Dit moet voornamelijk gebeuren door de terrein beherende instanties, die het grootste deel van het actuele bos in beheer hebben.

    Bij andere openbare besturen en privébossen in het VEN (of op vrijwillige basis) kan door het toepassen van de Criteria Duurzaam Bosbeheer (CDB) de kwaliteit eveneens verbeterd worden.

    PI 4 Bescherming en inrichting van mergelgrotten

    Voor een optimale overwintering van vleermuizen in de mergelgrotten zijn een aantal factoren belangrijk: temperatuur, relatieve vochtigheid en luchtverversing. Aangezien de grotten door 11 verschillende soorten worden gebruikt, die elk verschillende eisen aan hun habitat stellen, dienen in de grotten verschillende zones met een variatie aan omstandigheden binnen de volgende ranges aanwezig te zijn:

    • Zones met variatie in temperatuur tussen 0°C en 10°C, die zowel droog als nat zijn;
    • Natte en koudere zones met een constante temperatuur rond de 5°C;
    • Natte en warmere zones met een temperatuur tussen 7°C tot 11°C.

    De belangrijkste inspanning is het vrijwaren van de grotten voor alle vormen van verstoring in de winterperiode en paarperiode. Controle op de afsluiting van de groeven is noodzakelijk.

    Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor inrichting van de omgeving van de mergelgrotten. Hieronder wordt o.a. de beperking van de toegankelijkheid, geschikte invliegopeningen, aangepaste vegetatiestructuur in de buurt van de ingangen (aanleg van KLE’s),… verstaan.

    Een aanhoudende monitoring is bovendien noodzakelijk om een steeds beter zicht te krijgen op de soortenrijkdom, verplaatsingspatronen,... van de aanwezige soorten.

    3 Oppervlaktebalans

    Dit hoofdstuk geeft de stand van zaken weer van de realisatie van de taakstelling, met name van de oppervlaktedoelen, op basis van het passend beheer. Het passend beheer is wettelijk gedefinieerd in het Instandhoudingsbesluit van 20 juni 2014. Het is de oppervlakte waarvoor in een natuurbeheerplan of daarmee vergelijkbaar plannen of overeenkomsten, een of meer Europees te beschermen habitattype(s) of een leefgebied van een of meer Europees te beschermen soort(en) als natuurstreefbeeld is vastgesteld. 

    De oppervlaktebalans in dit voortgangsdocument is enkel opgemaakt voor de Europees te beschermen habitats, op basis van de inventarisatie van het terreinbeheer door het ANB, verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen (met name Natuurpunt vzw, vzw Durme en Limburgs Landschap vzw). Voor leefgebieden van Europees te beschermen soorten was dergelijke inventarisatie niet mogelijk met de bestaande gegevens, zodat een oppervlaktebalans per Europees te beschermen soort niet opgenomen is. 

    Onderstaande tabel geeft per Europees te beschermen habitat:

    • De habitat code: de code van het habitat waarvoor een doel is gesteld (zie §2.1 'Doelen', voor de benaming en beschrijving);
    • Het totaal doel: de tot doel gestelde oppervlakte per habitat;
    • Het passend beheer: de oppervlakte met passend beheer zoals vastgesteld in een goedgekeurd natuurbeheerplan of daarmee vergelijkbare plannen of overeenkomsten;
    • De openstaande taakstelling: de oppervlakte die wordt berekend als het verschil tussen het totaal doel en de oppervlakte met passend beheer.

    In de oppervlaktebalans worden alle oppervlakten weergegeven in hectare, tenzij anders aangegeven. De tabel geeft de situatie in februari 2017 weer.

    BE2200036 - Plateau van Caestert met hellingbossen en mergelgrotten

    Habitat code totaal doel met passend beheer openstaande taakstelling
    2330 0.1 0 0.1
    6210 7 0.9 6.1
    6230 12 1.5 10.5
    6510 24 12.3 11.7
    9150 5 0.7 4.3
    9160 16 17 0

    4 Inspanningsmatrix

    Dit hoofdstuk formuleert de acties die uitvoering geven aan de prioritaire inspanningen die vastgesteld werden in het S-IHD-besluit. Daarbij wordt op basis van het Vlaams Natura 2000-programma 2016-2020 aangegeven welke acties behoren tot het bindend deel van de taakstelling (zie hoofdstuk 1). De overige acties behoren tot het richtinggevend deel van de taakstelling. 

    Elke actie wordt in onderstaande tabel beschreven, met volgende rubrieken:

    • Nr. actie: het nummer van de actie is een samenstelling van het nummer van de prioritaire inspanning en het nummer van de actie zelf. 
    • Omschrijving actie: geeft beknopt aan wat er moet gebeuren, waarom, met welk resultaat en waar.
    • Prioritaire inspanning: de prioritaire inspanning waaraan deze actie invulling geeft. Vanaf prioritaire inspanning 100 worden acties weergegeven die niet onder de prioritaire inspanningen van hoofdstuk 2.2 vallen. Deze acties zijn toegevoegd aan het voortgangsdocument, aanvullend op de prioritaire inspanningen, omdat ze eveneens nodig zijn om tot de gunstige lokale staat van instandhouding te komen van de betreffende habitat(s) of soort(en).
    • Actie voor de verbetering van het natuurlijk milieu: indien in deze kolom een ‘ja’ staat, dan is deze actie ingeschreven voor de verbetering van het natuurlijk milieu als omschreven in hoofdstuk 5. 
    • Deelgebied(en): de deelgebieden waar deze actie uitgevoerd zal worden. Indien in de tabel geen nummer van een deelgebied is opgegeven, is de actie van toepassing op de volledige SBZ. 
    • Habitats/soort(en): de Europees te beschermen habitat(s) en/of soort(en) waarvoor de actie ondernomen wordt. Het gaat om habitats en soorten waarvoor doelen opgenomen zijn in het S-IHD-besluit en om (cursief aangegeven) habitattypische soorten. Habitattypische soorten zijn kenmerkend voor één of soms meerdere habitattypes. Een habitattype kan enkel in een regionaal gunstige staat van instandhouding verkeren als binnen Vlaanderen ook de habitattypische soorten gelinkt aan dit habitattype in een regionaal gunstige staat van instandhouding verkeren. Meer gedetailleerde informatie over habitattypische soorten is beschikbaar in referenties 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 8).
    • Trekker: de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de actie.
    • Andere betrokkenen: de organisaties of actoren die betrokken zijn bij de actie, als uitvoerder, omwille van mogelijke impact, het leveren van kennis,…
    • Timing: het moment waarop de uitvoering van de actie start. Kan pas ingevuld worden indien de status ‘gepland’ of ‘in uitvoering’ is.
    • Status: hierbij is onderscheid gemaakt tussen:
      • Op te starten: de actie is benoemd maar nog niet opgestart.
      • In onderzoek: het plan of project voor de uitvoering van de actie is in ontwikkeling. Een trekker is aangeduid en gestart met de voorbereiding van het plan of project .
      • Plan in opmaak: de opmaak van het uitvoeringsplan is gestart. 
      • Plan beschikbaar: het uitvoeringsplan is afgerond en door de betrokken partijen goedgekeurd. De uitvoering ervan moet nog opgestart worden. 
      • In uitvoering: de actie wordt momenteel uitgevoerd.
      • Uitgevoerd: de uitvoering van de actie is beëindigd.
      • Stopgezet: de uitvoering van de actie is stopgezet zonder dat ze helemaal is beëindigd; er is geen plan om ze terug op te starten.
    • Bindend: deze lijn verschijnt enkel als de actie deel uitmaakt van het bindend deel van de taakstelling (zie hoofdstuk 1). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen:
      • Stand still: actie noodzakelijk voor de stand still of het tegengaan van achteruitgang.
      • 2020: actie noodzakelijk voor het bereiken van een gunstige of verbeterde staat van instandhouding voor 16 habitats tegen 2020.
      • Deelgebied(en): de deelgebied(en) waarvoor de actie bindend is (sommige acties zijn bindend voor een deelgebied maar richtinggevend voor een ander).
      • Habitats/soorten: de habitats en/of soorten waarvoor de actie bindend is (sommige acties zijn bindend voor een habitat en/of soort maar richtinggevend voor andere habitats en/of soorten).

    De tabel geeft de situatie weer in augustus 2017.

    BE2200036 - Plateau van Caestert met hellingbossen en mergelgrotten

    Nr actie Omschrijving actie
    1.1 Opmaak en uitvoeren van een geïntegreerd beheerplan voor alle grondbezitters binnen SBZ (o.a. private landeigenaren, openbare besturen, Vl. Overheden en ENV) op vrijwillige basis

    Realisatie van aaneengesloten complexen van (kalk-)graslandhabitats in een bocagelandschap

    Nee

    1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12

    2330, 6210, 6230, 6510, 8310, 9150, 9160, rbbkam, rbbsp, Bruin dikkopje, Dwergblauwtje, Eikelmuis, Gulden sleutelbloem, Hazelworm, Hondsviooltje, Keizersmantel, Klaverblauwtje, Mannetjesorchis, Purperorchis, Veldkrekel, Vleermuizen-Mergelgrotten, Welriekende nachtorchis, Wespendief

    Agentschap voor Natuur en Bos

    Agentschap Onroerend Erfgoed, Bosgroep, Gemeente Riemst, Privaat persoon, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector natuur, Vlaamse Milieumaatschappij

    2016

    In uitvoering

    1.2 Uitvoeren omvormingen voorzien in het life project Pays-Mosan op eigendom van Natuurpunt en ANB

    Realisatie van aaneengesloten complexen van (kalk-)graslandhabitats in een bocagelandschap

    Nee

    2, 3, 4

    6210, 6230, 6510, Vleermuizen-Mergelgrotten

    Sector natuur

    Agentschap voor Natuur en Bos, Gemeente Riemst

    2016

    In uitvoering

    1.3 Uitvoeren acties in kader van de stroomgebiedsbeheerplannen: -sedimentatiebalans

    Realisatie van aaneengesloten complexen van (kalk-)graslandhabitats in een bocagelandschap

    Ja

    1, 2, 4

    6210, 6230, 6510, 8310, 9150, 9160, rbbkam, rbbsp, Vleermuizen-Mergelgrotten

    Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Gemeente Riemst, Provincie Limburg, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector natuur, Vlaamse Milieumaatschappij

    Op te starten

    1.4 Onderzoeken en opmaken van richtlijn voor gebruik van antibiotica en ontwormingsmiddelen bij grazers op eigen domeinen ANB en NP

    Realisatie van aaneengesloten complexen van (kalk-)graslandhabitats in een bocagelandschap

    Nee

    1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12

    6230, 6510, Vleermuizen-Mergelgrotten

    Agentschap voor Natuur en Bos

    ILVO, INBO, vzw Natuurpunt

    2016

    In onderzoek

    1.5 Uitvoeren soortenbeschermingsplan (na goedkeuring) grauwe klauwier

    Realisatie van aaneengesloten complexen van (kalk-)graslandhabitats in een bocagelandschap

    Nee

    2, 4

    6230, 6510, rbbkam, rbbsp

    Agentschap voor Natuur en Bos

    Agentschap voor Natuur en Bos, Privaat persoon, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector natuur

    2017

    In uitvoering

    1.6 Uitbreiding graslandoppervlakte via aankoop binnen SBZ

    Realisatie van aaneengesloten complexen van (kalk-)graslandhabitats in een bocagelandschap

    Nee

    2, 3, 4

    6210, 6230, 6510, rbbkam, rbbsp, Beemdkroon, Bevertjes, Bruin dikkopje, Dwergblauwtje, Eikelmuis, Goudhaver, Gulden sleutelbloem, Hazelworm, Klaverblauwtje, Kleine ratelaar, Knolsteenbreek, Margriet, Ruige leeuwentand, Veldkrekel, Vleermuizen-Mergelgrotten

    Agentschap voor Natuur en Bos

    Sector natuur, Vlaamse Landmaatschappij

    2018

    Op te starten

    2.1 Stimuleren voor het aanplanten van KLE’s

    Behoud en herstel van het kleinschalige, structuurrijke landschap te Roosburg

    Nee

    1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12

    6230, 6510, 9160, rbbkam, rbbsp, Braamsluiper, Hazelmuis, Vleermuizen-Mergelgrotten, Wespendief

    Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren

    Boerenbond, Gemeente Riemst, Privaat persoon, Vlaamse Landmaatschappij

    2016

    In uitvoering

    Stand still

    1

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    3.1 Opmaak, aanpassen en toepassen van beheerplannen

    Kwaliteitsverbetering van aanwezige boshabitattypes

    Nee

    4

    6230, 6510, 9150, 9160, Eikelmuis, Glanskop, Havik, Hazelworm, Keizersmantel, Kleine ijsvogelvlinder, Mannetjesorchis, Middelste bonte specht, Purperorchis, Vleermuizen-Mergelgrotten, Wespendief

    Agentschap voor Natuur en Bos

    Sector natuur

    2016

    In uitvoering

    3.2 Creatie van open plekken in bossen en uitbreiding habitat 9150 door aangepast beheer van potentiële plekken in 9160

    Kwaliteitsverbetering van aanwezige boshabitattypes

    Nee

    4

    9150, 9160, Eikelmuis, Gulden sleutelbloem, Hazelworm, Keizersmantel, Middelste bonte specht, Purperorchis, Vleermuizen-Mergelgrotten

    Agentschap voor Natuur en Bos

    Sector natuur

    2018

    Op te starten

    4.1 Toepassen beheerplan Life Bat-action (DG Roosburg en DG Delcroix)

    Bescherming en inrichting van mergelgrotten

    Nee

    1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12

    6210, 6230, 6510, 8310, 9150, 9160, rbbkam, rbbsp, Bruin dikkopje, Dwergblauwtje, Klaverblauwtje, Veldkrekel, Vleermuizen-Mergelgrotten

    Agentschap voor Natuur en Bos

    2016

    In uitvoering

    Stand still

    2

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    3

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    4

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    5

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    6

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    7

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    8

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    9

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    10

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    11

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    12

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    4.2 Uitvoer soortenbeschermingsplan vleermuizen met optimalisatie van overwinteringsplaatsen (habitat 8310)

    Bescherming en inrichting van mergelgrotten

    Nee

    1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    Agentschap voor Natuur en Bos

    Agentschap voor Natuur en Bos, nv De Scheepvaart, Privaat persoon, Sector natuur

    2018

    Op te starten

    Stand still

    2

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    3

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    4

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    5

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    6

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    7

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    8

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    9

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    10

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    11

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    12

    8310, Vleermuizen-Mergelgrotten

    4.3 Onderzoek naar potentiële zomerhabitats van de vleermuizen die in de mergelgrotten overwinteren

    Bescherming en inrichting van mergelgrotten

    Nee

    1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    Agentschap voor Natuur en Bos

    Gemeente Riemst, INBO, Sector natuur

    2016

    In uitvoering

    Stand still

    2

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    3

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    4

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    5

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    6

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    7

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    8

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    9

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    10

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    11

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    12

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    101.1 Opmaak en uitvoeren (na goedkeuring) van de acties opgenomen in het SBP.

    Overige inspanning

    Nee

    1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12

    Vleermuizen-Mergelgrotten

    Agentschap voor Natuur en Bos

    Bosgroep, Gemeente Riemst, Provincie Limburg, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector natuur

    2018

    Op te starten

    5 Overzichtkaart

    De overzichtskaart biedt informatie voor en een stand van zaken over de realisatie van de doelen voor deze SBZ. De verschillende onderdelen zijn te consulteren via een geoloket.

     

     5.1 Synthesekaart

    De synthesekaart biedt een samengesteld, vereenvoudigd overzicht van de actuele Europees te beschermen habitats en de oppervlaktes Europees te beschermen habitats onder passend beheer (zie hoofdstuk 3).

    In het geoloket wordt de synthesekaart weergegeven met dit symbool 

    5.2 Situering van de actuele Europees te beschermen habitats

    De kaarten ‘Actueel habitat’ geven indicatief de ligging van de actuele Europees te beschermen habitats in deze SBZ weer, op basis van referentie 9 (zie hoofdstuk 6). De kaart ‘Actueel habitat overzicht’ geeft een overzicht alle actuele habitats. De kaarten ‘Actueel habitat per cluster’ en ‘Actueel habitat per habitat’ maken de actuele habitats respectievelijk in clusters van verwante habitats en voor elk habitat apart zichtbaar.

    In het geoloket wordt de kaart: 

    • actueel habitat overzicht weergegeven met dit symbool   
    • actueel habitat per cluster met dit symbool  
    • actueel habitat per habitat met dit symbool 

    5.3    Situering van de gebieden beheerd met het oog op de realisatie van de doelen

    De kaarten ‘Passend beheer’ (voor definitie, zie hoofdstuk 3) geven indicatief weer welke oppervlaktes Europees te beschermen habitats onder passend beheer zijn bij het ANB, verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen (zie hoofdstuk 3). De kaart ‘Passend beheer overzicht’ geeft het overzicht van alle oppervlaktes onder passend beheer voor habitats. De kaarten ‘Passend beheer per cluster’ en ‘Passend beheer per habitat’ maken de oppervlaktes onder passend beheer respectievelijk in clusters van verwante habitats en voor elk habitat apart zichtbaar.

    De huidige kaart geeft de situatie weer in februari 2017.

    In het geoloket wordt de kaart :

    • oppervlakte onder passend beheer overzicht weergegeven met dit symbool 
    • oppervlakte onder passend beheer per cluster weergegeven met dit symbool 
    • oppervlakte onder passend beheer per habitat weergegeven met dit symbool 

    5.4 Situering van de vegetaties relevant als leefgebied voor Europees te beschermen soorten

    Omdat voor de vegetaties relevant als leefgebied voor Europees te beschermen soorten geen terreininventarisatiegegevens bestaan, werd deze kaart opgemaakt door middel van een ruimtelijk model. Dit model werkt op basis van de ecologische karakteristieken van de soort, aangevuld met actuele verspreidingsgegevens en de verbreidingscapaciteit van de soort. De bekomen afbakening vormt op dit moment de best beschikbare benadering van de actuele leefgebieden van de betreffende soorten. Voor een gedetailleerde beschrijving van de methodiek wordt verwezen naar referenties 4, 5 en 6 (zie hoofdstuk 6).

    De opmaak ervan was niet voor alle Europees te beschermen soorten mogelijk omdat

    • een aantal mobiele soorten zeer ruime en weinig gedifferentieerde leefgebieden kent (bv. slechtvalk, kokmeeuw);
    • voor de leefgebiedkarakteristieken van bepaalde soorten geen (gebiedsdekkende) kaartlaag voorhanden is (bv. bittervoorn en kleine modderkruiper);
    • voor een aantal soorten de wetenschappelijke kennis en de beschikbare data ontoereikend zijn (bv. vleermuizen).

    In het geoloket worden de leefgebieden weergegeven met de symbolen symbool leefgebieden voor het overzicht,  Synthesekaart Groepen voor de groepen en symbool leefgebieden voor de soorten, en dit enkel voor soorten waarvoor de opmaak van de kaarten mogelijk was en waarvoor doelen zijn ingeschreven in het S-IHD-besluit.

    5.5 Situering van de aanwezigheid van habitattypische soorten

    Onderstaand overzicht geeft indicatief weer welke habitattypische soorten actueel voorkomen per deelgebied op basis van referenties 7 en 8 (zie hoofdstuk 6). Habitattypische soorten zijn soorten die kenmerkend zijn voor één of soms meerdere habitattypes. Voor het bereiken van de regionaal gunstige staat van instandhouding van het habitat, moeten de populaties van de habitattypische soorten, verbonden aan dat habitat, ook in een regionaal gunstige staat van instandhouding worden gebracht of gehouden. Meer gedetailleerde informatie over habitattypische soorten is beschikbaar in referenties 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 6).

     

    Situering van de aanwezigheid van habitattypische soorten

    Deelgebieden Fauna Flora
    BE2200036-1 Bruin blauwtje Beemdkroon, Bosereprijs, Gevlekte aronskelk, Groot heksenkruid, Hulst, Knoopkruid s.l., Margriet, Ruige leeuwentand
    BE2200036-2 Braamsluiper, Bruin blauwtje, Bruin dikkopje, Gekraagde roodstaart, Gladde slang, Grasmus, Hazelworm, Klaverblauwtje, Kwartel Beemdkroon, Bevertjes, Blauwe knoop, Borstelgras, Boskortsteel, Boszegge, Geel zonneroosje, Gestreepte klaver, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Goudhaver, Grote keverorchis, Gulden sleutelbloem, Hondsviooltje, Klein warkruid, Kleine maagdenpalm, Kleine ratelaar, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Liggend walstro, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Ruig klokje, Ruige leeuwentand, Stekelbrem, Struikhei, Tandjesgras, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Voorjaarsganzerik, Welriekende nachtorchis, Wilde kamperfoelie, Zachte haver
    BE2200036-3 Beemdkroon, Bevertjes, Blauwe knoop, Borstelgras, Boskortsteel, Boszegge, Geel zonneroosje, Gestreepte klaver, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Goudhaver, Groot streepzaad, Grote keverorchis, Gulden sleutelbloem, Hondsviooltje, Klein warkruid, Kleine maagdenpalm, Kleine ratelaar, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Liggend walstro, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Ruig klokje, Ruige leeuwentand, Stekelbrem, Struikhei, Tandjesgras, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Voorjaarsganzerik, Welriekende nachtorchis, Wilde kamperfoelie, Zachte haver
    BE2200036-4 Bosuil, Braamsluiper, Bruin blauwtje, Eikelmuis, Grasmus, Grote bonte specht, Hazelworm, Klaverblauwtje, Rugstreeppad, Wekkertje Beemdkroon, Bevertjes, Blauwe knoop, Bloedzuring, Borstelgras, Bosanemoon, Boskortsteel, Boszegge, Drienerfmuur, Geel zonneroosje, Gestreepte klaver, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad parelzaad, Glad walstro, Goudhaver, Graslathyrus, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote keverorchis, Grote pimpernel, Gulden sleutelbloem, Hondsviooltje, Klein warkruid, Kleine maagdenpalm, Kleine ratelaar, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Kraailook, Lelietje-van-dalen, Liggend walstro, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Ruig klokje, Ruige leeuwentand, Stekelbrem, Struikhei, Tandjesgras, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Voorjaarsganzerik, Welriekende nachtorchis, Wilde kamperfoelie, Zachte haver
    BE2200036-5 Eikelmuis Gevlekte aronskelk
    BE2200036-6 Eikelmuis Gevlekte aronskelk, Groot heksenkruid, Hulst, Knoopkruid s.l., Margriet, Ruige leeuwentand
    BE2200036-7 Gevlekte aronskelk, Groot heksenkruid, Hulst, Knoopkruid s.l., Margriet, Ruige leeuwentand
    BE2200036-8 Beemdkroon, Glad walstro, Groot streepzaad, Maarts viooltje, Margriet, Ruige leeuwentand
    BE2200036-9 Beemdkroon, Glad walstro, Groot streepzaad, Maarts viooltje, Margriet, Ruige leeuwentand
    BE2200036-10 Gevlekte aronskelk, Groot heksenkruid, Hulst, Knoopkruid s.l., Margriet, Ruige leeuwentand
    BE2200036-12 Gevlekte aronskelk, Groot heksenkruid, Hulst, Knoopkruid s.l., Margriet, Ruige leeuwentand

    6 Referenties

    1.:  Geert De Knijf, Desiré Paelinckx (2012). Typische faunasoorten van de verschillende Natura 2000 habitattypes, in functie van de beoordeling van de staat van instandhouding op niveau Vlaanderen (ref. INBO.A.2013.139)

    2.: Adriaens, Dries; Adriaens, Tim; Ameeuw, Griet (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de habitattypische soorten (ref. INBO.R.2008.35)

    3: Adriaens, P. & Ameeuw, G. (red) (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de vogelrichtlijnsoorten.  D/2008/3241/287 (ref.INBO.R.2008.36)

    4.: Maes et al. (2015). Afbakenen van potentiële leefgebiedenkaarten voor Europese en Vlaamse prioritaire soorten in het kader van de voortoets. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2015. (versie 2.0). (ref. INBO.R.2015.10201559). 

    5: : Maes D., Anselin A., De Knijf G., Denys L., Devos K., Gouwy J., Leyssen A., Packet J., Pauwels I., Pollet M., Speybroeck J., Stienen E., Thomaes A., T’jollyn F., Van Den Berge K., Van Landuyt W., Van Thuyne G., Vermeersch G. & Verhaeghe F. (2017). Afbakenen van actueel relevant potentieel leefgebied voor een selectie van Europees prioritaire soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (30) (ref. INBO.R.12602606 . Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

    6.: Dirk Maes, Koen Devos, Anny Anselin, Eric Stienen, David Buysse, Ine Pauwels & Thierry Onkelinx (2016). Advies over de leefgebiedenkaarten van Natura 2000-soorten (ref. INBO.A.3415)

    7.: De Knijf, Geert; Vermeersch, Glenn (datum). Advies over de actuele verspreiding van de habitattypische soorten per SBZ-H deelgebied - deel fauna (ref. INBO.A.3233)

    8.: Van Landuyt, Wouter; De Knijf, Geert (2014). Advies over de verspreiding van de habitattypische soorten per SBZ-H deelgebied - deel flora (ref. INBO.A.3192)

    9. De Saeger, S., Guelinckx, R., Oosterlynck, P., De Bruyn, A., Debusschere, K., Dhaluin, P., ... Paelinckx, D. (2020). Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart, uitgave 2020. (Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek; Nr. 35). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. https://doi.org/10.21436/inbor.18840851