landschap met schapen © Veronique De Smedt

Haspengouw

BE2200038 - Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw

1 Inleiding

Het Natura 2000-netwerk is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze zijn aangewezen op basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen om Europees beschermde habitattypes en soorten de kans te geven duurzaam te overleven en zo de Europese biodiversiteit te bewaren. In Vlaanderen zijn 62 Natura 2000-gebieden aangeduid, ook speciale beschermingszones (hierna: SBZ) genoemd. Deze gebieden zijn essentieel voor het bereiken van de gunstige staat van instandhouding van Europees te beschermen habitats en soorten. Voor Vlaanderen gaat het om 47 habitattypes, 49 dier- en plantensoorten en 58 vogelsoorten. 

Alle lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht om de nodige maatregelen te nemen om een ‘gunstige staat van instandhouding’ te realiseren voor Europees te beschermen habitats en soorten. Om deze maatregelen in te vullen heeft de Vlaamse Regering instandhoudingsdoelstellingen (hierna: doelen) op Vlaams niveau en per SBZ bepaald. Op Vlaams niveau zijn dit de zogenaamde gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (hierna: G-IHD) en per SBZ zijn dit de zogenaamde specifieke instandhoudingsdoelstellingen (hierna: S-IHD). Deze S-IHD zijn, na een intensief overlegproces tussen 2010 en 2013, vastgesteld in aanwijzingsbesluiten (de S-IHD-besluiten) door de Vlaamse Regering op 23 april 2014. 

De realisatie van de doelen wordt gefaseerd en programmatisch aangepakt. Vlaanderen moet elke zes jaar aan Europa rapporteren, daarom is ook voor de realisatie gekozen voor cycli van maximaal zes jaar. Per cyclus of planperiode wordt een Vlaams Natura 2000-programma opgemaakt met een Vlaamse taakstelling en acties voor de komende periode. Het programma omschrijft ook welke organisaties betrokken zijn en geeft een raming van de uitgaven voor de uitvoering van het programma.  

Focus Vlaams Natura 2000 programma 2016–2020

Omdat Vlaanderen in 2020 aan Europa moet rapporteren, loopt de eerste cyclus van het Vlaams Natura 2000-programma van 2016 tot 2020. Op het moment van publicatie van dit voortgangsdocument bestaat er nog geen nieuw Vlaams Natura 2000-programma voor de volgende planperiode (2021-2026), zodat het bestaande programma volgens de regelgeving geldig blijft.  

Voor deze eerste cyclus is vertrokken van de Europese Biodiversiteitsstrategie 2020 en van het Pact 2020. In het Vlaams Natura 2000-programma zijn een bindende en een richtinggevende taakstelling geformuleerd als een gefaseerd kader voor de realisatie van de doelen.

Het bindend deel van de taakstelling in het Vlaams Natura 2000-programma omvat:

  • het stoppen of vermijden van de verdere achteruitgang van Europees te beschermen habitattypes of soorten (stand still);
  • dat 16 van de 47 Europees te beschermen habitattypes in een gunstige staat verkeren of zijn verbeterd ten opzichte van 2007 (zie bijlage 5 van het Vlaams Natura 2000-programma).

Het bindend deel van de taakstelling moet tegen 2020 worden gerealiseerd.

Het richtinggevende deel van deze taakstelling omvat:

  • dat tegen 2020 voor alle Europees te beschermen habitattypes en soorten samen 70% van de inspanningen operationeel zijn, zodat alle habitats en soorten in een gunstige staat van instandhouding kunnen worden gebracht tegen 2050. Voor soorten die extra oppervlakte leefgebied nodig hebben, moet een derde van de extra oppervlakte gerealiseerd zijn door inrichting en beheer.

De maatregelen nodig om het richtinggevende deel van de taakstelling te realiseren, kunnen al in deze planperiode opgestart worden of, indien al in planning of uitvoering, verder lopen. Deze maatregelen moeten niet noodzakelijk afgerond zijn tijdens de looptijd. In de inspanningsmatrix (hoofdstuk 4 van het voortgangsdocument) is voor elke actie aangegeven of deze behoort tot het bindend of het richtinggevend deel van taakstelling van het Vlaams Natura 2000-programma.

Doelstelling van het voortgangsdocument

Het voortgangsdocument wordt opgemaakt met het oog op:

  • het gradueel realiseren van de S-IHD;
  • het vermijden of stoppen van de verslechtering van de Europees te beschermen habitats en de leefgebieden van Europees te beschermen soorten;
  • het vermijden of het stoppen van de betekenisvolle verstoring van de Europees te beschermen soorten.

Het Agentschap voor Natuur en Bos (hierna: het ANB) maakt het voortgangsdocument op en beheert het. Dit voortgangsdocument beschrijft de inspanningen die volgens de inventaris hiervan in 2017 geleverd worden door de organisaties voor wie het beheren en ontwikkelen van natuur een maatschappelijke opdracht is. Dit zijn het ANB, de verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen. Tevens biedt het een overzicht van de openstaande taakstelling en van de acties die, volgens de huidige plannen en inzichten, nodig zijn voor de realisatie ervan. Zo vormt het voortgangsdocument het vertrekpunt en de inspiratiebron voor het bereiken van de doelen voor iedereen die daaraan kan bijdragen.

Situering van het SBZ

2 Taakstelling

Voor elke SBZ werden door de Vlaamse Regering de specifieke doelen voor Europees te beschermen habitats en soorten en de prioritaire inspanningen vastgesteld in een S-IHD-besluit. Deze doelen worden in dit voortgangsdocument weergegeven in hoofdstuk 2.1. Deze zijn daarbij geclusterd in landschapstypes. Per Europees te beschermen soort en habitat zijn het gebiedsgericht kwantiteitsdoel (populaties of oppervlakten) en kwaliteitsdoel beschreven. Hoofdstuk 2.2 geeft prioritaire inspanningen weer, die in het S-IHD-besluit vastgesteld zijn voor het realiseren van de doelen. 

2.1 Doelen

Legende bij de oppervlakte-, populatie- en kwaliteitsdoelen

Symbool

Omschrijving

+

Het doel is een stijging van de oppervlakte of populatiegrootte / een verbetering van de kwaliteit.

=

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit.

=/+

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit met lokale uitbreidingsmogelijkheid.

=/-

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit met lokale inkrimpingsmogelijkheid.

In onderstaande tabel met de doelen voor het SBZ worden doelstellingen voor enerzijds het gedeelte dat habitatrichtlijngebied is en anderzijds het gedeelte dat 'zuiver vogelrichtlijngebied' (lees: enkel vogelrichtlijngebied en geen habitatrichtlijngebied) is, niet onderscheiden, maar geïntegreerd. Aan de drie criteria die tegelijk vervuld dienen te zijn om deze doelen voor beide ruimtelijk afgebakende gebieden van elkaar te onderscheiden, werd immers niet voldaan. De drie criteria zijn: 

  • het zuiver vogelrichtlijngebied handelt over een relevante oppervlakte; 

  • het betreft in dit gebied relevante doelstellingen doelen en; 

  • de doelen die in het gedeelte dat zuiver vogelrichtlijngebied is, gerealiseerd dienen te worden, zijn (reeds in dit stadium) bekend.] 

De voorkomende habitattypes werden opgesplitst in 3 grote landschapstypes. Daarnaast wordt het Vinne te Zoutleeuw als een aparte eenheid behandeld, gezien de ecotopen van een groot eutroof binnenmeer als dit fel afwijken van de ecologische doelen voor bovenstaande landschapstypes

 

-          het boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

-          het bocagelandschap met (helling)graslanden 

-          (half)open beekdalmozaïek

-          Vinne,  Zoutleeuw

In de onderstaande tabellen worden de doelen bepaald voor de Europees te beschermen habitats en soorten in de SBZ. Naast het bijkomend leefgebied dat gecreëerd wordt door de doelen voor de habitattypes stellen tal van soorten nog bijkomende eisen aan hun leefgebied om een goede staat van instandhouding te bekomen. 

 

Concreet kunnen enkele categorieën op vlak van doelstellingen onderscheiden worden voor de soorten: 

 

1.    De ontwikkeling van een goed ontwikkeld bocagelandschap en bosranden

De ontwikkeling van een kleinschalig bocagelandschap met (hellinggraslanden bestaande uit graslandhabitat en regionaal belangrijke biotopen Rbb_zil, Rbb_kam en Rbb_sp),  kleine landschapselementen en overgangen naar kwalitatieve boshabitats met een goed ontwikkelde mantel-zoomvegetatie en open plekken met graslandhabitats zijn nodig om een geschikt leefgebied te vormen voor tal van vleermuizen, grauwe klauwier, vroedmeesterpad, kamsalamander en hazelmuis. Deze kleine landschapselementen kunnen bestaan uit  ‘open’ doornstruwelen met soorten van het marjoleinverbond (langs de ‘kalkrijke’ glanshavergraslanden); ze kunnen bestaan uit bramen-, meidoorn- of sleedoornstruweel. En op de overgang naar habitattype 9160 en 91E0 kunnen deze bestaan uit nitrofiele boszomen (6340_bz op overgang naar glanshavergrasland 6510, natte ruigte 6340_hf of dottergrasland rbb_hc ).

 

2.    Ontwikkeling en behoud van beekdalmozaïek van graslanden, moerasvegetaties, ruigten en broekbosjes

Het behoud en kwalitatief herstel van enkele grote complexen van graslandhabitats, moerasvegetaties, ruigten en broekbosjes zijn nodig als geschikt leefgebied voor kamsalamander, zeggekorfslak en Spaanse vlag.



3.    De aanleg en/of het herstel van ‘veedrink’ poelen en voorzien van voldoende schuilplaatsen.

Rond de actuele en historische vindplaatsen van kamsalamander en vroedmeesterpad dienen poelen hersteld te worden. Dit kan de aanleg van verdwenen poelen of het opnieuw geschikt maken van bestaande waterbiotopen betekenen. Voor de vroedmeesterpad moeten er  in de nabijheid van het waterbiotoop voldoende thermofiele schuilplaatsen voorzien te worden (stenige bodem, groeven, etc.). 

 

4.    Ontwikkelen gezonde mestbewonende fauna

Essentieel om een geschikt jachtgebied te realiseren voor vleermuizen als laatvlieger, gewone dwergvleermuis, ingekorven vleermuis en laatvlieger, is het ontwikkelen van een gezonde mestbewonende fauna door het beperken van antibiotica en antiparasitaire producten bij vee dat graast binnen de SBZ. Van deze maatregelen profiteren ook de typische vogels van het bocagelandschap (geelgors, grauwe klauwier).

 

Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Het boslandschap in deze Speciale Beschermingszone bestaat uit de habitattypes 9120, 9160 en 91E0. De diversiteit van bodem en reliëf zorgt voor bijzondere regionale nuances met elk zijn eigen soortensamenstelling. SBZ Haspengouw omvat kalkrijke types in Droog-Haspengouw en in de overgang naar Vochtig Haspengouw een rijke mozaïek van eerder zure bostypes, maar plaatselijk ook nog uitgesproken kalkrijke bostypes in het overgangsgebied van Vochtig Haspengouw naar de Kempen en in het overgangsgebied van de Diestiaanheuvels naar het Zuidelijke Hageland. Daarnaast zijn er ook kleinere, meer geïsoleerde bossen aanwezig en boshabitats die zijn teruggedrongen tot holle wegen of lineaire elementen langsheen de beken.

In de randen van de bossen komen waardevolle struwelen voor zoals het regionaal belangrijke biotoop ‘doornstruweel op lemige bodem’ (rbb_sp), goed ontwikkelde en soortenrijke vegetaties van boszomen (6430_bz) en vaak bevinden zich op de randen van de bossen nog relicten van bloemrijke graslanden, die als open plekken binnen de boscomplexen ontwikkeld worden. Het betreft in de randen van bossen van habitattype 9120 vooral heischrale zomen en graslandrelicten (6230_ha; 6230_hn en 6230_hmo met soms ook het kalkrijke subtype 6230_hnk). In de rand of tussen complexen van bossen van habitattype 9160 betreft het voornamelijk matig voedselrijke graslanden van het type 6510_hu en soms van het kalkrijke kamgraslandtype (6510_huk). Op de overgangen naar deze open plekken worden prioritair de mantel-zoomsituaties ontwikkeld die onder andere voor habitattypische fauna elementen (als bosrandvlinders, Eikelmuis) nodig zijn, maar ook cruciaal voor het in stand houden van Hazelmuis in de grote oude boscomplexen (kennishiaat). Specifiek binnen het deelgebied 19 (Jongenbos) is het realiseren van insectenrijke zonbeschenen bosranden, met voldoende dik, staand, dood hout (in functie van habitattypische keversoorten, vleermuizen en vogels) en bloemrijke open plekken (habitat 4030, 6230, 6410 en 6430_hf) belangrijk als foerageergebied voor de Bechsteins vleermuis, die zich voortplant op de rand van deze SBZ (‘essentieel’ binnen G-IHD)

Deze SBZ is zeer belangrijk voor habitattype 9160, habitattypes 9120 en 91E0. Zeer soortenrijke voorbeelden van type 9160 vinden we terug in deelgebied 24 (Hasselbos) en grote aaneengesloten oppervlakten ervan in deelgebieden 4 en 20. In complex met de habitattypes 9160 en 91E0 vinden we in enkele deelgebieden kalktufbronnen (7220) (zeer belangrijk G-IHD).

Een aantal zeer kalkrijke deelgebieden zoals 21 (Manshoven), 24 (Hasselbos) kennen kalkrijke eikenbossen met in de rand en op lichtrijke plaatsen heel wat soorten van kalkrijk doornstruweel (bv. bergnachtorchis, ruig hertshooi, bosrank, liguster, …). Deze worden verder ontwikkeld als lichtrijke plaatsen binnen boshabitat door gericht (hakhout)beheer.

Vanuit landschapsoogpunt bestaat deze Speciale Beschermingszone uit een zeer versnipperd gebied met relatief kleine oppervlakten per deelgebied. Het ecologisch verbinden van deelgebieden is in dit intensieve cultuurlandschap niet mogelijk. Om deze gebieden toch bosecologisch in een goede staat van instandhouding te brengen en de nodige garanties omtrent habitattypische soorten te bieden, wordt er in dit rapport gestreefd naar 2 types bosdoelen: met name de grote robuuste boskernen van meer dan ca. 100ha die moeten fungeren als de grote bronpopulaties en daarnaast een netwerk van kleinere, maar duurzame boskernen (minimumstructuurareaal) die tussen en rond de grote boskernen voor een zekere ecologische verbinding zorgen:

1. De realisatie van 5 kwalitatief goed ontwikkelde, robuuste boshabitatkernen, groter dan ca. 100 ha, voornamelijk van het type 9160 en 9120 met gradiënten naar 91E0
De realisatie van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van habitattypische soorten en ook goede kansen bieden aan de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. De 5 grote robuuste boskernen situeren zich in deelgebieden 4 Groot en Klein Begijnbos, 14 Nieuwenhoven, 15 Zwarteaardebos-Duras, 19 Jongenbos en 20 Bellevuebos. De kleinere, maar zeer waardevolle historische boskernen vinden we bij deelgebied 1 Herkwinning, 2 Hardelingen, 3 Steenbroek, 10 Mettekoven, 16 Kluis, 18 Nietelbroeken-Merlemont, 21 Manshoven, 24 Hasselbos, 25 Wijngaardbos, 26 Zuurbeemden en 27 Gasthuisbos. Het behoud en verdere ontwikkeling van deze bosecologische bolwerken moet tevens zorgen voor lange termijngaranties voor een stabiele populatie van onder meer de bijlagesoorten Bechsteins vleermuis, Wespendief, Middelste bonte specht, Groot vliegend hert ( hazelmuis); maar evenzeer voor tal van andere habitattypische bossoorten (indicatoren van structuurrijke bossen zoals oehoe, eikelmuis, hazelworm, havik, appelvink, glanskop en soorten gebonden aan randen en open plekken zoals zomertortel, ‘dood hout’-kevers, matkop, geelgors en grote vos).

Volgende methoden kunnen de realisatie van deze boskernen bewerkstelligen:

  • A. Omvorming van bestaande ‘niet habitatwaardige’ bossen voorzien. In de door de Vlaamse overheid beheerde bossen en bossen in beheer van de erkende terrein beherende verenigingen en in het kader van herstelprojecten worden maatregelen voorzien welke tot bijkomend habitat zullen leiden. De deelgebieden met een aanzienlijke ‘niet-habitatwaardige’ bosoppervlakte - ondanks een goede potentie - in beheer van het ANB/erkende terrein beherende verenigingen zijn in deelgebied 4. Klein en Groot Begijnbos,14 Nieuwenhoven, deelgebied 10 Mettekoven, deelgebied 20 Bellevuebos en deelgebied 27 Groot Gasthuisbos. Via stimulerende maatregelen, kunnen ook privé-eigenaars ingezet worden om bijkomend habitat te realiseren. Zij kunnen een uitgebreid bosbeheerplan opstellen, waarbij ook de CDB (Criteria Duurzaam Bosbeheer) dienen gevolgd te worden. Omvorming naar boshabitats in dit rapport gaat over 167 ha extra.
  • B. Bosuitbreiding. Voor de realisatie van een grote aaneengesloten oppervlakte bos dat een groot aandeel van het type 9160/9120 bezit. Dit is wenselijk in deelgebieden 4 Groot en Klein Begijnbos, 14 Nieuwenhoven, 15 Zwarteaardebos-Duras, 19 Jongenbos en 20 Bellevuebos. Aanvullend zijn er kleinere bosuitbreidingen voorzien in deelgebieden: 1 Herkwinning-Kolmont, 2 Hardelingen, 3 Steenbroek, 10 Mettekoven, 16 Kluis, 18 Nietelbroeken-Merlemont, 21 Manshovenbos, 24 Hasselbos, 25 Wijngaardbossen, 26 Zuurbemden en 27 Groot Gasthuisbos. De richtwaarde voor effectieve uitbreiding in dit rapport gaat over 190 ha.
  • C. Het degelijk bufferen van kleinere boskernen en/of verbinden van kleinere boskernen Dit is een algemene doelstelling voor de kleinere boskernen binnen de verschillende deelgebieden. Veel kleine boskernen in de deelgebieden voldoen niet aan het MSA en zijn bovendien vaak in een erg intensief agrarisch gebied gelegen, waardoor ze slecht gebufferd zijn. Hierdoor is het verdwijnen van typische bossoorten in deze kernen een reëel gevaar en hebben bosvegetaties te lijden onder verruiging en ruderalisering. Dit is tevens een ernstig probleem voor de kalktufbronnen die in complex met de relicten bronbos voorkomen. Door deze kernen, die vaak kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten bevatten, te bufferen en uit te breiden of ze te verbinden met de grotere bossen, kan de kans op het lokaal uitsterven (van habitattypische fauna en flora) sterk worden gereduceerd. Dit gaat om verbindingen via kleinschalige bosuitbreiding tot kleinschalige landschappelijke elementen zoals hagen en houtkanten. Bosuitbreidingen worden voorgesteld in deelgebieden 1 Herkwinning-Kolmont, 2 Hardelingen, 3 Steenbroek, 10 Mettekoven, 16 Kluis, 18 Nietelbroeken-Merlemont, 21 Manshovenbos, 24 Hasselbos, 25 Wijngaardbossen, 26 Zuurbemden en 27 Groot Gasthuisbos.

2. Kwaliteitsverbetering op vlak van structuur

  • Structuuraspect: De boshabitats binnen deze SBZ hebben op dit ogenblik op de meeste plaatsen onvoldoende structuurrijke bosranden en een gebrek aan open plekken. Dood hout of staand dik dood hout is plaatselijk onvoldoende vertegenwoordigd. Door het toepassen van een natuurgericht bosbeheer, of in kader van de bosreservaten een nulbeheer, in bossen zal het aandeel aan dood hout, gevarieerde randen en open plekken op termijn toenemen. Dit zijn noodzakelijke maatregelen om habitattypische soorten en kensoorten als mannetjesorchis, bergnachtorchis, purperorchis en vele andere duurzaam te behouden. Bijkomend zullen ook habitatsoorten als Bechsteins vleermuis, groot vliegend hert of hazelmuis (kennishiaat) duurzaam behouden blijven, Bij openbare besturen en privé-bossen gelegen in VEN zal door toepassen van de CDB (Criteria Duurzaam Bosbeheer), ook de structuurdiversiteit op termijn nog toenemen.
  • Bosrandenbeheer: Op de rand van het bostype 9120 en 9160 is het van belang om gevarieerde randen met overgangen naar heide en heischrale vegetaties of (kalkrijke) glanshavergraslanden te voorzien. Dit als aanvullend leefgebied van grauwe klauwier en om kleine populaties van habitattypische soorten als eikelmuis, levendbarende hagedis, hazelworm en bosrandvlinders te behouden en hun populaties te versterken. Dit aangepaste mantel-zoombeheer is noodzakelijk in deelgebied 2 Hardelingen, 3 Steenbroek, Klein en Groot Begijnbos, 10 Mettekoven, 14 Nieuwenhoven, 15 Vinne, 18 Nietelbroeken-Merlemont, 19 Jongenbos, 20 Bellevuebos, 24 Hasselbos. Op de overgang van de bostypes 9120, 9160 en 91E0 kunnen mantels (rbbsp, 6210-sk) en boszomen (6430-bz) ontwikkelen die onontbeerlijk zijn om optimale condities te creëren voor leefbare populaties van grauwe klauwier, Spaanse vlag.
  • Open plekken (5-15 % < bosopp): Binnen de grote boscomplexen dient aandacht besteed te worden aan het behoud en versterking van relicten van heide, heischraal grasland of bloemrijke graslanden of ruigten als zonbeschenen open plekken van 1-3 ha. Dit is nodig om zeldzame habitats regionaal te versterken tot een lokaal netwerk van habitatvlekken. Door de smalle en versnipperde afbakening van beschermingszones van deze SBZ-rapport, is het noodzakelijk om ook binnen de bossen de open plekken maximaal te ontwikkelen tot habitats. Door de bufferende capaciteit van het boscomplex hebben ze een uitgelezen potentie om tot goed ontwikkelde habitatkernen uit te groeien. 
    Om de schaduwwerking op deze microhabitats in de bossfeer te beperken is mantel-zoombeheer (minimum 10 m) van de bosranden prioritair op deze plekken. De realisatie van deze kernen van heide en heischraal grasland situeren zich in deelgebieden: 4 Klein en Groot Begijnbos, 14 Nieuwenhoven, 18 Nietelbroeken-Merlemont, 19 Jongenbos, 20 Bellevuebos. De realisatie van kernen bloemrijk grasland en struweel (6510 ls, rbb_kam, rbb_hc, rbb_sp, rbb_sg en rbb_sf) situeren zich in bijna alle deelgebieden met een voorname bosdoelstelling. Onder andere: 1 Herkwinning-Kolmont, 2 Hardelingen, 3 Steenbroek, 15 Vinne-Zwartaardebos, 20 Bellevuebos, 24 Hasselbos, 25 Wijngaardbos en 27 Groot Gasthuisbos. 
    Ecologische link tussen boscomplex en omliggende ‘open’ habitats: De lokalisering van de open plekken en het aangepaste mantel-zoombeheer voor heide, heischrale habitats en bloemrijke habitats is bij voorkeur gelegen aansluitend op bestaande of nieuw te realiseren open habitatkernen.

3. Plaatselijk de hydrologie herstellen
Deze doelstelling geldt in hoofdzaak voor herstel en realisatie van (grond)waterafhankelijke bostypes (91E0, 9160, plaatselijk het subtype Primulo-carpinetum), waarbij ook mogelijkheden voor herstel en realisatie gecreëerd worden voor habitattypes uit het grasland- en moeraslandschap (6430 en 6510). In concreto zijn er herstelmaatregelen nodig naar de beekstructuur (overstromingsfrequentie, meandering), het herstel van de kwelzones en herstel van de bronzones. Om een gunstige staat van instandhouding te kunnen bereiken is het van belang dat de natuurlijke hydrologie voor deze types hersteld wordt. Dit situeert zich voornamelijk in de Herk- en Mombeekvallei, de Velpevallei (Zuurbemde) en het Groot Gasthuisbos De voornaamste deelgebieden waar plaatselijk hydrologie dient hersteld te worden ten voordele van het type 9160 en 91E0 zijn deelgebieden 2, 13, 15, 20, 26 en 27.

Totaaldoel voor boslandschap is 1217 ha , waarvan 827 ha reeds boshabitat is. De toename bestaat uit omvorming van bestaande bossen van 200 ha en uit bosuitbreiding met als richtwaarde 190 ha.

Habitats - Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
6430 subtype boszoom Omschrijving

Doel: ¼ van de bosranden (9160, 91E0)ontwikkelen als goed ontwikkelde boszomen.

Voldoende tot goede staat van instandhouding, met zoomvegetaties van meer dan 5 meter breedte (mantel-zoom samen minimum 10 m). De vegetatie heeft geleidelijke overgangen van grazige en kruidige delen (met beperkte strooisel-ophoging), die aansluiten op de mantel (struwelen) van het aangrenzende bos.

Doel =/+ +
7220 – Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion) Omschrijving

Behoud van de actuele locaties en waar mogelijk toename tot een goede staat van instandhouding.

Aanwezigheid van kalkafzettingen >100 m² met verschillende bronniveau’s die ingebed liggen in andere habitattypes en gebufferd zijn tegen externe invloeden door de bescherming van hoger gelegen infiltratiegebieden. Voldoende hoge bodem-pH en oligo- tot mesotroof grondwater rijk aan Ca2+ en HCo3-.

Doel + +
9120 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) Omschrijving

Actueel 463 ha.
Toename met 134ha met een richtwaarde van 68 ha voor bosuitbreiding aangrenzend aan boskernen of relicten van habitattype, waarvan een belangrijk aandeel in de deelgebieden 14, 18, 20 en 21 is gelegen.
Einddoel: 597 ha.

Zeer goed ontwikkelde voorbeelden van dit type komen voor te Kolmont, Nieuwenhoven en Zwartaardebos. Grote aaneengesloten kernen in Groot en Klein Begijnbos en Nieuwenhoven.

Goed ontwikkelde structuurrijke beukenbossen met een degelijke heterogene leeftijdsopbouw, boszomen (min 25% van de bosranden) en open plekken (5-15 %). De open plekken (1-3 ha per plek) bestaan uit habitattype 4030 of 6230. Deze worden bij voorkeur in brede mantel-zomen ingebed in het boscomplex (om schaduwwerking tegen te gaan). Deze open plekken zijn bij voorkeur gelegen aansluitend aan graslandhabitatcomplexen rond de boskern. De bossen bevatten voldoende dood hout, geen exoten en zijn gebufferd tegen externe invloeden.
Verhoging structuurdiversiteit is tevens noodzakelijk in het kader van de realisatie van gezonde populaties van habitattypische soorten (o.a. oehoe, kleine ijsvogelvlinder) en de verbetering van het leefgebied voor de Europees beschermde vleermuizen en hazelmuis (kennishiaat). Lichtrijk eikenbos met ontoegankelijk braamstruweel op open plekken in het bos en omgeven door open ruimte, vormt een uitstekende nestgelegenheid voor de blauwe kiekendief. Beschikbaarheid van voldoende voedsel in nabijheid is cruciaal (graslanden, aangepast akkerbeheer). Dit doet zich binnen deze SBZ actueel voor in deelgebied 21 (Manshoven).
De toename van de hoeveelheid, zonbeschenen, staand dood hout is noodzakelijk voor o.a. groot vliegend hert, middelste bonte specht e.v.a.

Doel + +
9160 - Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli Omschrijving

Actueel 301 ha.
Toename met 203 ha, met een richtwaarde van 97 ha effectieve bosuitbreiding (grenzend aan bestaande kernen habitat of relicten ervan). De bosuitbreidingen situeren zich in hoofdzaak in deelgebieden 1, 2, 3, 5, 10, 18, 20, 21, 24, 25 en 27.
Einddoel: 504 ha.

Goed ontwikkelde structuurrijke beukenbossen met een degelijke heterogene leeftijdsopbouw, de aanwezigheid van voldoende boszomen (25 % van de bosranden), open plekken (5-15 %). Als open plekken worden relicten van bloemrijke habitattypes behouden en versterkt tot oppervlakten van 1-3 ha. (habitat 6230, 6510_hu, 6510_huk of leefgebied van richtlijnsoorten)
De bossen bevatten voldoende dood hout, geen exoten en zijn gebufferd tegen externe invloeden zodat de bedekking en het aantal sleutelsoorten kunnen toenemen.
Verhoging structuurdiversiteit met dood hout, holle bomen en mantel-zoomvegetaties is tevens noodzakelijk in het kader van de verbetering van het leefgebied van habitattypische soorten zoals de Europees beschermde vleermuizen, de hazelmuis e.a.
Mozaiëklandschap van 9160 met doornig struweel (rbb_sp) of kalkgrasland of -struweel (habitat 6210_sk) vormt een geschikt onderdeel van het leefgebied van blauwe kiekendief en van grauwe klauwier.

Doel + +
91E0 - Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Omschrijving

Actueel 63 ha (subtypes samen)
Toename met 53 ha met een richtwaarde van 25 ha bosuitbreiding (steeds grenzend aan bestaand habitat, of relicten ervan) in deelgebieden 1. en 13
Einddoel: 116 ha.

Ontwikkeling van complexen die bestaan uit mozaïek van verschillende subtypes en waar mogelijk aaneensluitende gradiënten vormen met eiken-haagbeukenbossen. Bronzones met permanent uittredend bronwater van geschikte kwaliteit zijn maximaal aanwezig en de pH-HCL van de bodemtoplaag in beide subtypes is zuur tot neutraal zodat kensoorten zich kunnen ontwikkelen en een bedekking van >70% kennen. Als open plekken (5-15 %) worden bloemrijke hooiland- of ruigtevegetaties behouden en versterkt in oppervlakten van 1-3 ha (6510_hua, rbb_hc, rbb_mc, rbb_hf). Mooi ontwikkeld subtype 91E0_veb komt voor in deelgebied 14, 20 en 13; subtype 91E0_vm: in deelgebieden 24 en 25 en subtype 91E0_vm in deelgebieden 14, 15 en 19.

Soorten - Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
Bechsteins vleermuis Omschrijving

Aanwezigheid van zomerkolonies van deze soort met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen. De aanwezigheid van een duurzame populatie wordt nagestreefd op deze plaatsen waar een populatie werd vastgesteld, met name in deelgebieden 2, 18, 19 en 20. Wanneer in andere deelgebieden populaties worden vastgesteld (kennislacune) wordt hier hetzelfde populatiedoel naar voren geschoven (mogelijks in deelgebieden 16, 24)
Optimalisatie overwinteringsplaatsen (vleermuisgrot Vechmaal: deelgebied 22)

Zomerverblijfplaats: soort is sterk aan bos gebonden: Belangrijke kwaliteitseis zijn holle bomen (aandeel dood hout/ zieke bomen cfr. vliegend hert). Foerageergebied moet bestaan uit oude, structuurrijke loofbossen met een weelderige ondergroei. Poelen en bosbeken zijn belangrijk. Een geschikt mantel-zoombeheer en kwalitatieve open plekken (graslandhabitats) zorgen voor een verrijking van het insectenaanbod. Doel winter: zie kwaliteitseis overige vleermuizengroep.

Doel = +
Bittervoorn Omschrijving

Behoud van de huidige populatie op de Velp (doorheen deelgebied 26: Zuurbeemden)

Voldoende tot goede staat van instandhouding. Streven naar een voldoende tot goede habitatkwaliteit.

Doel +
Blauwe kiekendief, Grauwe kiekendief Omschrijving

Deelgebieden Manshoven (21), Vechmaal (22), Bollenberg (8) en Mettekoven (10), liggen op de rand van de potentiële broedgebieden van grauwe of blauwe kiekendief. Binnen de deelgebieden worden aanvullende maatregelen voorgesteld die de realisatie van broedparen grauwe/ kiekendief buiten SBZ versterken.

Aanwezigheid van afgebakende beheergebieden voor akkervogels (beheerpakket VLM) in de randzones binnen en aangrenzend SBZ van deelgebieden 21 Manshoven-Zalenberg e n 22 Mergelkuilen van Vechmaal. Op deze manier kan de kwaliteit van het jachtgebied geoptimaliseerd worden.

Ligging van de zuidelijke deelgebieden nabij de prioritaire kerngebieden voor akkervogels en grenzend aan leefgebied hamster.

Voor blauwe kiekendief: Creëren van mantel- zoomvegetaties, doornstruwelen en open plekken binnen boshabitats en struweel binnen deelgebieden 21 Manshoven en 8 Bollenberg en 22 Mergelkuilen van Vechmaal. Vergroten areaal ontoegankelijk doornstruweel grenzend aan open akkerbouwgebied.

  • Ontwikkeling van 6210_sk als kleine open plekken en randen in deelgebieden 21, 22 en 8.
  • Hakhoutbeheer van de struwelen en bossen deelgebieden 22 en 21 en 8 (in functie van herstel gras-landvegetaties en doelen grauwe klauwier).
  • Voldoende rust op de potentiele broedplaatsen gedurende het broedseizoen.

Doel + +
Bosvleermuis Omschrijving

Aanwezigheid van duurzame populaties (jaarlijkse voortplanting) van de soort wordt nagestreefd in deelgebied 15 én in andere deelgebieden waar de soort populaties zou kennen (kennishiaat, mogelijks het geval in deelgebied 1 Kolmont)

Zowel zomerverblijven als foerageergebieden dienen als leefgebied een voldoende hoge kwaliteit te bezitten.

  • Verhoging structuurdiversiteit van bossen. Vooral de aanleg van mantel- en zoomvegetaties en open plekken in het bos (insectenaanbod), en het doorbreken van monotone bosbestanden zijn maatregelen die het aantal insecten positief beïnvloeden en indirect dus ook voor soort gunstig zijn. Ook de connectiviteit van het omliggende landschap dient voldoende groot te zijn.
  • Het in stand houden van insectenrijke, boszomen, open plekken in het bos met grasland of ruigtehabitat en hooilanden tegen de bossen is belangrijk met het oog op een voldoende voedselaanbod (cfr. hellinggraslanden- en beekdalmozaïekdoel).

Doel = =/+
Brandts vleermuis/Gewone baardvleermuis, Franjestaart, Gewone/Grijze grootoorvleermuis, Ingekorven vleermuis, Meervleermuis Omschrijving

Overwinteraars in vleermuizengrot Vechmaal
Minstens behoud van de bestaande populatie Ingekorven vleermuis in het Hasselbos (DG 24)

Winterverblijf: behoud of kwalitatief verbeteren van bestaande overwinteringsplaats Landschappelijke inrichting rond deze grot moet in functie staan van de optimalisatie van deze site voor vleermuizenoverwintering.

Doel =/+ +
Hazelmuis Omschrijving

Actuele status is onzeker. Nog waarnemingen in jaren ’90 van deelgebied 26. relictpopulaties vb. Bellevuebos zijn nog steeds realistisch.

(Bij herbevestiging) Herstel leefgebied bij de grote potentiele boscomplexen zodat eventuele relicten opnieuw kunnen opleven tot populaties.

De hazelmuis komt in Vlaanderen enkel met zekerheid voor in de Voerstreek. Leefgebied liep/loopt door naar Haspengouw (waarnemingen Kevie, Sterrebos, Zuurbeemde).

Heterogene, ongelijkjarige loofbossen met > 50 % houtachtige voedselplanten (soorten die bloesems, nectar, pollen of vetrijke zaden produceren) in de boom- en struiklaag en goed ontwikkelde mantel-zoom vegetaties. Het leefgebied heeft bovendien geen negatieve invloed van ongepast beheer of landgebruik op aanliggende gronden.

Doel + +
Kamsalamander Omschrijving

Uitbouw van populatie in goede staat van instandhouding in en rond deelgebieden: 1, 3, 5, 8, 13 en 18 . en bijkomend een voldoende tot goede staat van instandhouding in deelgebieden: 7, 14 en 20.
In al deze gebieden werd de soort recent nog in of op de rand van deelgebied waargenomen.

Soort wordt als zeer belangrijk voor deze SBZ beschouwd in G-IHD. De soort komt buiten de speciale beschermingszone nog voor op tientallen locaties langsheen Herk en Mombeek, maar deze zijn niet afdoende beschermd en kennen een neerwaartse trend. Speciale maatregelen binnen SBZ dienen zich aan om de soort regionaal in goede staat van instandhouding te houden.

Goede staat van instandhouding met betrekking tot water- en landhabitat: uitbouw van minimum 2 complexen van telkens meer dan 5 permanente poelen (of één of meer grote plassen) ingebed in kleinschalig landschap van bos, ruigte en houtwallen, binnen 300 m rond geschikte waterbiotopen. Voor een goede staat van instandhouding volstaat een complex van minimaal 5 kleine of meerdere grote plas.

Doel = =/+
Middelste bonte specht Omschrijving

Behoud populatie

Kwalitatieve verbetering van de oppervlakte loofbossen Deze eisen worden gedekt door de doelen die vooropgesteld worden voor de boshabitats.

Doel =/+ =/+
Rosse vleermuis, Watervleermuis Omschrijving

Aanwezigheid van zomerkolonies van deze soorten, met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen. De aanwezigheid van duurzame populaties van elk van deze soorten wordt nagestreefd.

Zomerleefgebied: verhoging van habitatkwaliteit in de bossen en in insectenrijke, bloemrijke graslanden en ruigtes in bocagelandschap. Creatie van geleidelijke bosranden en kwalitatieve open plekken in bossen (graslandhabitats) in het bijzonder in de nabijheid van open waterpartijen. Behoud en verbetering van waterpartijen. Deze doelen worden gerealiseerd in het kader van doelen voor habitats 3150, 6230, 6510, 6430, 9120 en 9160. Bijkomende aandacht dient besteed aan het behoud en de versterking van ecologische verbinding tussen bossen en foerageergebieden (via netwerk van bos-mantel-zomen en open plekken). Behoud en versterking overwinteringsgebieden.

Doel + +
Vliegend hert Omschrijving

Herstel geschikt leefgebied in deelgebied 20 Bellevuebos; 19 Jongenbos, 14 Nieuwenhoven en 5 Middenloop Mombeek-Kolmont. Herstel leefgebied kan ook in omliggende (kleinere) boscomplexen satellietpopulaties creëren

Realisatie van geschikt leefgebied in deelgebieden 20, 19, 14 en 5. Bijkomend leefgebied is wenselijk in tussen- of omliggende kleinere boskernen. Specifieke aandachtspunten voor de inrichting van leefgebied zijn

  • Realisatie van ijle bosstructuren en open plekken aan de zuidranden en zuidhellingen van bossen. Maximale overschaduwing boomlaag: 50 %.
  • Herstellen oude knotbomen in bosranden of houtkanten.
  • Continuïteit voorzien in de beschikbaarheid van voldoende dood hout, verspreid over het bos, en geconcentreerd rond potentiële en effectieve broedplaatsen. Streefcijfer: min. 3 dikke (> 40 cm diameter) dode bomen per hectare.
  • Ziek/aftakelende bomen behouden: richtcijfer: > 3 dikke exemplaren/ha
  • Aansluitend op de zuidhellingen/zuidrand van het bos: versterken of herstellen van historische houtkanten met knotbomen van eik, haagbeuk, enz.

Bocagelandschap met (helling)graslanden

Het (helling)graslanden-gedeelte bestaat uit een samenhangend complex van bloemrijke graslanden (gradiënt van de 3 subtypes 6510) met overgangen naar schraallandtypes, zowel droog (‘lemige heide’ 4030, 6230_hn, 6230_ha en 6230_huk) als nat (6410_mo, 6410_ve en 6230_hmo). Deze graslandhabitats liggen ingebed tussen regionaal belangrijke biotopen zoals dotter-,kamgras- en zilverschoongrasland (rbb_hc, rbb_kam en rbb_zil) en kent overgangen naar zoomvegetaties (6430_bz) en (kalkrijk) doornstruweel (6210_sk en rbb_sp). Op de randen van deze droge tot vochtige bocage komen ook relictbosjes, holle wegen of bufferbossen voor (vnl. haagbeukenbos 9160). In verschillende deelgebieden wordt een aanzienlijke toename van de oppervlakte regionaal belangrijke biotopen (rbb_kam, rbb_zil, rbb_sp, rbb_hc) voorzien om de graslandhabitats beter te bufferen of te verbinden; of anderzijds om overgangen naar bosranden en –zomen verder te ontwikkelen. In deelgebieden 1, 8, 17 en 18 vormen deze regionaalbelangrijke biotopen het noodzakelijke leefgebied voor het populatiedoel van Grauwe klauwier. Door de buffering rond habitats te voorzien wordt het mogelijk om tot duurzame graslandbolwerken te komen, en anderzijds om lokaal op kleinere ‘snippers’ van bepaalde habitats, kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten, te behouden en verder te ontwikkelen zodat kans op lokaal uitsterven vermindert.

Momenteel zijn deze habitattypes zeer soortenrijk (o.a. verschillende unieke wasplatenweides met vb Hygrocybe intermedia, H. laeta), maar sterk versnipperd over de deelgebieden en veelal komen de goede habitats slechts voor op kleine oppervlakten. De aanwezigheid van minstens een aantal grotere complexen van deze graslandtypes is noodzakelijk voor het regionaal in stand houden van de habitattypische soorten (vb. groene nachtorchis, soldaatje, bochtige klaver, betonie, klaverblauwtje, bruin dikkopje, boswitje, eikelmuis, ransuil, geelgors, wasplatenweides). Het herstel van dit droge tot vochtige bocagelandschap zal een herstel van de insectenfauna mogelijk maken, wat – naast een goede mestbewonende fauna – tevens voor een duurzame populatie van grauwe klauwier zal zorgen. In deelgebied 8 wordt in dit landschapstype een duurzame populatie van vroedmeesterpad nagestreefd.

De grote bolwerken (> 15 ha) van deze bocage met (helling)graslanden zijn gelegen in deelgebieden: 1 Herkwinning, 8. Bollenberg-Nerem, 17 Overbroek-Egoven en 18 Nietelbroeken-Merlemont. Kleinere graslandkernen zijn gelegen in deelgebieden: 3 Steenbroek, 5 Meertsheuvel, 7 Vilsterbron, 9 St Annabeek, 10 Mettekoven, 22 Mergelkuilen Vechmaal en 23 Keiberg.

Oude hoogstamboomgaarden hebben een aparte waarde voor bepaalde broedvogels en voor soorten gebonden aan dood hout. Optimale ontwikkeling van graslandhabitats is echter niet mogelijk onder (nieuwe) hoogstamaanplanten. Het aandeel boomgaarden binnen de grote complexen van graslanden moet afgebouwd worden op plekken met graslandhabitatdoelen. Wijnbouw is niet compatibel met deze doelstelling.

Volgens de G-IHD is deze SBZ essentieel voor habitattype 6510 en essentieel of zeer belangrijk voor habitat 6410 en habitat 6210 (zeer belangrijk in G-IHD). De ‘lemige heide’-habitattypes wordt als ‘belangrijk’ beschouwd: habitattypes 4030, 6230 (subtypes ha, hn, hnk en hmo). De combinatie van al deze types heischraal grasland is op Vlaamse schaal uniek en staat garant voor zeer soortenrijke vertegenwoordigers van deze habitattypes. De aanwezigheid van het kalkrijke subtype 6230_hnk was tot op heden niet gekend binnen de afbakening van deze Speciale Beschermingszone en dient als ‘essentieel voor behoud in Vlaanderen ’ beschouwd te worden. Ruigten worden als belangrijk beschouwd, maar het subtype 6430_bz binnen de graslandcomplexen en in de boszomen kan binnen deze Speciale beschermingszone zeer soortenrijk zijn (type met bochtige klaver, kruisbladwalstro, heggewikke, bosrank, kruidvlier, welriekende agrimonie, ruig klokje, ...). Gesommeerd over de verschillende grasland- en heidehabitats (4030, 6210_sk, 6230 ha, 6230 hn, 6230 hnk, 6230 hmo, 6510 hu, 6510 huk) is het doel een extra oppervlakte van 74 ha ha. Deze worden versterkt, verbonden en gebufferd tussen regionaal belangrijke biotopen (bloemrijke graslandtypes en 5% struweel) met een totaaloppervlakte van 62 tot 72 ha. 

Habitats - Bocagelandschap met (helling)graslanden

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
4030 - Droge Europese heide Omschrijving

Actueel 1 ha.
Toename met 4 ha (omvorming) verdeeld over de deelgebieden 14 en 19; waarbij habitatvlekken versterkt worden door de aanleg van open plekken van 1-3 ha in de omliggende boshabitattypes 9120 (o.a. deelgebied 4).
Einddoel: 5 ha

Droge heide met een goede structuurvariatie en een zo beperkt mogelijke boomopslag (maximum 20 %). De verschillende habitatvlekken en de omliggende open plekken in de bossfeer dienen via corridors met mekaar verbonden te zijn.

Doel = +
6210_sk subtype kalk-struweel Omschrijving

Doel: actueel 2 ha, behoud en kwalitatieve verbetering habitat

Het habitattype bestaat actueel vaak uit verboste of verstruweelde relicten. Doel is opnieuw herstellen van zonbeschenen warme hellingen met een beperkte boomopslag (< 20 %) waarop typische orchideeënsoorten en andere kalkminnende soorten zich kunnen herstellen.
Aanvullend leefgebied voor vroedmeesterpad en grauwe klauwier.

Doel + +
6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) Omschrijving

Actueel 2 ha.
Toename met 10 ha voor alle voorkomende types, met als richtwaarde voor uitbreiding 7 ha voor alle 6230 in dit SBZ, voornamelijk in deelgebieden 1, 7, 13, 14, 18, 19 en 23. Versterking van bestaande relicten van heischrale graslanden en waar mogelijk de ontwikkeling van gradiënten tussen de verschillende subtypes en overgangen naar droge heide en/of kalkrijke kamgraslanden, glanshavergraslanden en boshabitats.
Einddoel: 12 ha
Bijkomende versterking van de habitats 6230 door aanleg van zonbeschenen open plekken van 1-3 ha in omliggende bostypes 9120/9160 (o.a. in deelgebied 4, 14, 20)

Het habitattype moet een korte vegetatie bevatten (< 25 cm) met een bedekking van > 30 % van de sleutelsoorten en < 5 % verruiging. De habitat is bij voorkeur zonbeschenen (ook geen hoogstamboomgaard) en er is geen strooisellaag (of bladval) op het grasland aanwezig. De graslanden zijn gebufferd tegen externe invloeden (bv. bij landbouwactiviteit bovenop helling/plateau) . Ter versterking van de habitattypische soorten bestaat de buffering voornamelijk uit regionaal belangrijke biotopen als Rbb_kam, Rbb_zil en Rbb_sp.

Doel + +
6510 - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis), subtype Glanshavergraslanden (Arrhenaterion) Omschrijving

Actueel 41 ha, versterking van het hooilandlandschap door een toename met 40 ha, met als richtwaarde voor uitbreiding 30 ha voor alle subtypes van 6510, in deelgebieden 1, 3, 5, 8, 9, 10, 13, 15, 17, 18, 23, 24 en 26 .
Einddoel: 81 ha.
Bijkomende versterking van de habitats 6510 door aanleg van zonbeschenen open plekken van 1-3 ha in omliggende bostypes 91_E0/9160 (o.a. in deelgebied 1, 2, 3, 10, 15, 20, 21, 24, 25)

Goed ontwikkelde graslanden die niet aangerijkt worden, niet behandeld worden met herbiciden, en gebufferd zijn tegen externe invloeden (vb bij landbouwactiviteit bovenop helling/plateau). Ter versterking van de habitattypische soorten bestaat de buffering voornamelijk uit regionaal belangrijke biotopen als Rbb_kam, Rbb_zil en Rbb_sp.

Hoge grassen, middelhoge en lage grassen zijn gelijkmatig aanwezig met een frequentie en bedekking van sleutelsoorten > 70 % door te maaien (en/of nabegrazing).

Deze graslanden zijn bij voorkeur zonbeschenen (geen boomgaard, wijnbouw).

Doel + +
6510 - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus praten-sis, Sanguisorba officinalis), subtype kalkrijke kamgraslanden Omschrijving

Actueel 8 ha.
Toename van de actuele oppervlakte en voorkomende relicten met in totaal 17 ha, waarvan 10% toename door omvorming en 90% effectieve uitbreiding. Het realiseren van kernen kalkrijk kamgrasland situeert zich in deelgebieden 1, 7, 8, 10, 17, en een beperkte toename in deelgebied 22.
Einddoel: 26 ha.

Goed ontwikkelde graslanden die niet aangerijkt worden, niet behandeld worden met herbiciden en gebufferd zijn tegen externe invloeden (vb bij landbouwactiviteit bovenop helling/plateau). Ter versterking van de habitattypische soorten bestaat de buffering voornamelijk uit regionaal belangrijke biotopen als Rbb_kam, Rbb_zil en Rbb_sp.

De bedekking van rozetplanten en sleutelsoorten is groter dan 30 % door begrazing (en/of bij omvorming een verschralingsbeheer door te maaien met afvoer).

Vegetatietype met veel thermofiele soorten. Tegengaan van beschaduwing (geen hoogstamboomgaard, wijnbouw).

Doel = +
8310 - Niet voor het publiek opengestelde grotten Omschrijving

0.83 ha, behoud van de actuele oppervlakte

Extensiveren van landgebruik boven de grotten door middel van omvorming naar grasland en bos (o.a. erosiegevaar voor grotten vermijden)
Versterken van landschapscorridors in de omgeving van de overwinteringsplaatsen.

Behouden, verbeteren en bufferen van het geschikt microklimaat in mergelgrot van Vechmaal zodat aan volgende kwaliteitseisen voldaan is:

  • geen verstoring van de betreffende soorten
  • stabiele vorstvrije temperatuur
  • zeer hoge relatieve luchtvochtigheid (> 90 %)
  • tochtvrije winterverblijfplaatsen
  • behouden of creëren van geschikte spleten of nissen om in weg te kruipen

Verbeteren van de ecologische kwaliteit van het omliggende SBZ door het behouden en versterken van aanwezige boselementen, graslanden, kleine landschapselementen en habitat-types zoals 6510_huk, 6510 en 9160.

Doel + +
Regionaal belangrijk biotoop rbb_kam, rbb_zil, rbb_sp Omschrijving

Actueel: 3,9 ha Toename van 49-61 ha in deelgebieden 1, 3, 5, 7, 8, 9, 17, 18 en 26; door omvorming 4,5-7,5 ha en door effectieve uitbreiding 53,5-56,5 ha.
Einddoel: 53-65

In verschillende deelgebieden wordt een aanzienlijke uitbreiding van de oppervlakte regionaal belangrijke biotopen (rbb_kam, rbb_zil, rbb_sp, rbb_hc) voorzien om de graslandhabitats beter te bufferen of te verbinden; of anderzijds om overgangen naar bosranden en –zomen verder te ontwikkelen. Door deze buffering rond habitats te voorzien wordt het mogelijk om tot duurzame graslandbolwerken te komen, en anderzijds om lokaal op kleinere ‘snippers’ van bepaalde habitats, kleine en kwetsbare sattelietpopulaties van typische soorten, te behouden en verder te ontwikkelen zodat kans op lokaal uitsterven vermindert. De grote bloemrijke habitatcomplexen gebufferd tussen deze regionaal belangrijke biotopen vormt het leefgebied van grauwe klauwier.

Soorten - Bocagelandschap met (helling)graslanden

Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel +
Blauwe kiekendief, Grauwe kiekendief Omschrijving

Deelgebieden Manshoven (21), Vechmaal (22), Bollenberg (8) en Mettekoven (10), liggen op de rand van de potentiële broedgebieden van grauwe of blauwe kiekendief. Binnen de deelgebieden worden aanvullende maatregelen voorgesteld die de realisatie van broedparen grauwe/ kiekendief buiten SBZ versterken.

  • Aanwezigheid van afgebakende beheer-gebieden voor akkervogels (beheerpakket VLM) in de randzones binnen en aangrenzend SBZ van deelgebieden 21 Mansho-ven-Zalenberg en 22 Mergelkuilen van Vechmaal. Op deze manier kan de kwaliteit van het jachtgebied geoptimaliseerd worden.
  • Ligging van de zuidelijke deelgebieden nabij de prioritaire kerngebieden voor akkervogels en grenzend aan leefgebied hamster.
  • Voor blauwe kiekendief:
    • Creëren van mantel- zoomvegetaties, doornstruwelen en open plekken binnen boshabitats en struweel binnen deelgebieden 21 Manshoven en 8 Bollenberg en 22 Mergelkuilen van Vechmaal.
    • Vergroten areaal ontoegankelijk doornstruweel grenzend aan open akkerbouwgebied.
    • Ontwikkeling van 6210_sk als kleine open plekken en randen in deelgebieden 21, 22 en 8.
    • Hakhoutbeheer van de struwelen en bossen deelgebieden 22 en 21 en 8 (in functie van herstel graslandvegetaties en doelen grauwe klauwier).
    • Voldoende rust op de potentiele broedplaatsen gedurende het broedseizoen.

Doel = =
Brandts vleermuis/Gewone baardvleermuis, Franjestaart, Gewone/Grijze grootoorvleermuis, Ingekorven vleermuis, Meervleermuis Omschrijving

Overwinteraars in vleermuizengrot Vechmaal
Minstens behoud van de bestaande populatie Ingekorven vleermuis in het Hasselbos (DG 24)

Winterverblijf: behoud of kwalitatief verbeteren van bestaande overwinteringsplaats Landschappelijke inrichting rond deze grot moet in functie staan van de optimalisatie van deze site voor vleermuizenoverwintering.

Doel + +
Grauwe klauwier Omschrijving

10-11 broedparen in deze SBZ met hoge broedpotentie (3-5 broedparen) in de vallei van de Mombeek (deelgebied 1, 8, 18) en aan de bovenloop van de Herk (deelgebied 17) en aanvullend leefgebied in 9 en 23.
Deze populatie vormt een onderdeel van de Haspengouwse kernpopulatie van 15-16 broedparen, die naast de populaties langs Mombeek en Herk, aangevuld wordt met 5 broedparen langsheen de Jeker (De Kevie, Tongeren).
Dit vereist een oppervlakte leefgebied van minstens 50-110 ha, waarvan 49-61 ha extra leefgebied onder de vorm van regionaal belangrijke biotopen.

Kwaliteitseisen voor broedgebied:

  • Complex van minimaal 10 ha bloemrijke graslanden (glanshavergraslanden 6510_hu, 6510_huk, heischrale graslanden 6230, aangevuld met doornig struweel en/of bloemrijke regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_kam)
  • Leefgebied heeft een ruim en gevarieerd aanbod aan grote insecten, voornamelijk mestkevers en loopkevers. Vandaar het belang van bloemrijke percelen en een goed ontwikkelde fauna die zich voedt met mest (vrij van bestrijdingsmiddelen).
  • Voldoende rustige uitkijkposten en broedgelegenheid (doornig struweel van braam, meidoorn of sleedoorn).

Doel + +
Hamster Omschrijving

Aanvullend leefgebied voor populatie buiten SBZ ter hoogte van deelgebied Vechmaal (22) en Manshoven (21).
Binnen de deelgebieden worden aanvullende maatregelen voorgesteld die de realisatie van populaties hamster buiten SBZ versterken.

Deelgebied Manshoven (21) en Vechmaal (22) liggen deels binnen het leefgebied van de hamster. Deze zones maken deel uit van afgebakende beheergebieden voor akkervogels, waar beheerovereenkomsten afgesloten kunnen worden, die naast een optimalisatie voor de hamster ook de hele akkerleefgemeenschappen ten goede komt.

Doel +
Hazelmuis Omschrijving

Actuele status is onzeker. Nog waarnemingen in jaren ’90 van deelgebied 26. relictpopulaties vb. Bellevuebos zijn nog steeds realistisch.

(Bij herbevestiging) Herstel leefgebied bij de grote potentiele boscomplexen zodat eventuele relicten opnieuw kunnen opleven tot populaties.

De hazelmuis komt in Vlaanderen enkel met zekerheid voor in de Voerstreek. Leefgebied liep/loopt door naar Haspengouw (waarnemingen Kevie, Sterrebos, Zuurbeemde).

Heterogene, ongelijkjarige loofbossen met > 50 % houtachtige voedselplanten (soorten die bloesems, nectar, pollen of vetrijke zaden produceren) in de boom- en struiklaag en goed ontwikkelde mantel-zoom vegetaties. Het leefgebied heeft bovendien geen negatieve invloed van ongepast beheer of landgebruik op aanliggende gronden.

Doel + +
Kamsalamander Omschrijving

Uitbouw van populatie in goede staat van instandhouding in en rond deelgebieden: 1, 3, 5, 8, 13 en 18 . en bijkomend een voldoende tot goede staat van instandhouding in deelgebieden: 7, 14 en 20.
In al deze gebieden werd de soort recent nog in of op de rand van deelgebied waargenomen.

Soort wordt als zeer belangrijk voor deze SBZ beschouwd in G-IHD. De soort komt buiten de speciale beschermingszone nog voor op tientallen locaties langsheen Herk en Mombeek, maar deze zijn niet afdoende beschermd en kennen een neerwaartse trend. Speciale maatregelen binnen SBZ dienen zich aan om de soort regionaal in goede staat van instandhouding te houden.

Goede staat van instandhouding met betrekking tot water- en landhabitat: uitbouw van minimum 2 complexen van telkens meer dan 5 permanente poelen (of één of meer grote plassen) ingebed in kleinschalig landschap van bos, ruigte en houtwallen, binnen 300 m rond geschikte waterbiotopen.

Voor een goede staat van instandhouding volstaat een complex van minimaal 5 kleine of meerdere grote plas.

Doel =/+ =/+
Laatvlieger, Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis Omschrijving

Behoud en uitbreiding van de bestaande populatie

Behoud van de bestaande kwaliteit, behoud en uitbreiding van connectiviteit tussen de gebieden

Doel =/+ =/+
Rosse vleermuis, Watervleermuis Omschrijving

Aanwezigheid van zomerkolonies van deze soorten, met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen. De aanwezigheid van duurzame populaties van elk van deze soorten wordt nagestreefd.

Zomerleefgebied: verhoging van habitatkwaliteit in de bossen en in insectenrijke, bloemrijke graslanden en ruigtes in bocagelandschap. Creatie van geleidelijke bosranden en kwalitatieve open plekken in bossen (graslandhabitats) in het bijzonder in de nabijheid van open waterpartijen. Behoud en verbetering van waterpartijen. Deze doelen worden gerealiseerd in het kader van doelen voor habitats 3150, 6230, 6510, 6430, 9120 en 9160. Bijkomende aandacht dient besteed aan het behoud en de versterking van ecologische verbinding tussen bossen en foerageergebieden (via netwerk van bos-mantel-zomen en open plekken). Behoud en versterking overwinteringsgebieden.

Doel + +
Vroedmeesterpad Omschrijving

1 populatie bestaande uit > 200 roepende mannetjes en jaarlijks een talrijke aanwezigheid van juvenielen in deelgebied 8 Bollenberg.

Goede staat van instandhouding met betrekking tot water- en landhabitat op zuidflank van deelgebied 8: Uitbouw van telkens > 5 visloze, onbeschaduwde mesotrofe tot matig eutrofe waterpartijen met in de directe omgeving reliëfrijke open vegetaties (6210_sk, 6230 hnk, 6510-huk) met een warm microklimaat en voldoende schuilplaatsen.

(Half)open beekdalmozaïek

De (half)open beekdalmozaïek situeert zich doorgaans op natte, alluviale bodem en bestaat uit schrale tot matig voedselrijke hooilanden (habitattype 6410, 7230, 6510_hua en regionaal belangrijke biotopen dottergrasland, grote zeggenmoeras, rietland en zilverschoonverbond rbb_hc, rbb_mc, rbb_zil), met daarnaast natte ruigten (habitattype 6430 en regionaal belangrijke biotopen rbb_hf, rbb_mr) en moerasbosjes (habitat 91E0). Binnen dit complex komen kunstmatige plassen/ vijvers voor die tot habitattype ‘van nature eutrofe plassen’ behoren (habitattype 3150). Dit is het geval in deelgebieden 1, 14 en 18.

De realisatie van enkele grote moeraskernen van dit type is een belangrijk streefdoel om de habitattypes in voldoende gebufferde condities in stand te houden en om enigszins leefbare populaties van habitattypische soorten te garanderen (o.a. sprinkhaanzanger, blauwborst, rietgors) te bekomen. Grotere bolwerken (> ca. 10 ha) van dit landschapstype vinden we in deelgebieden 1 Herkwinning-Zammelen- Kolmont, 2 Hardelingen, 10 Mettekoven, 13 Mombeekvallei te Wimmertingen, 15 Vinne, 17 Overbroek-Egoven en 18 Nietelbroeken. Deze gebieden fungeren als bronpopulaties ten opzichte van de kleinere beekdalmozaieken in de tussenliggende of omliggende deelgebieden. Om de habitattypes en relictpopulaties van typische soorten in voldoende mate te bufferen, te verbinden en in geval van kleine populaties van kwetsbare soorten voor uitsterven te behoeden , wordt het behoud van en lokaal een aanzienlijke toename van regionaal belangrijke biotopen voorzien regionaal belangrijke biotopen (rbb_kam, rbb_zil, rbb_sp, rbb_hc)

Volgens de G-IHD is deze SBZ essentieel voor habitattype 6510_hua en habitat 6410 (2 subtypes). Voor ruigten van habitattype 6430 wordt deze SBZ als belangrijk beschouwd, hoewel zeldzame subtypes als 6430_bz binnen de graslandcomplexen en in de boszomen zeer soortenrijk kunnen zijn (type met bochtige klaver, kruisbladwalstro).

Ontwikkeling van kwalitatieve habitattypes van dit landschapstype is niet mogelijk onder aanplanten van populieren. Op plekken met grasland- of moerashabitatdoelen moet de populierenteelt afgebouwd worden. Voor het duurzame instandhouden van de zeggekorfslak worden rond de actuele vindplaatsen continue beekdalmozaïeken ontwikkeld die bestaan uit vossestaartgraslanden (6510_hua), veldrusschraalland of blauwgrasland (6410_ve en 6410_mo), ruigte (6430) en elzenbroekbos (91EO) met daarnaast beekdalgraslanden met grote zeggen en (verruigd) dottergrasland (regionaal belangrijke biotopen rbb_mc, rbb_hf en rbb_hc). Dit situeert zich in deelgebieden 1, 10 en 17.

Beekdalen in Haspengouw zijn zeer belangrijk als overwinteringsgebied voor de roerdomp. Deze vorstgevoelige wintergast heeft zijn grootste metapopulatie in de nabijgelegen vijvergebieden van Midden-Limburg. Wanneer deze vijvergebieden bij langdurige vorst dichtgevroren liggen, vormen de Haspengouwse beekdalen vaak de laatste geschikte foerageerplekken. De bronbeken en grachten vriezen door het kalkrijke kwelwater veel minder snel toe, hierbij nog versterkt door de (sterke) stroming. De sterkte van de Midden-Limburgse metapopulatie is afhankelijk van het goede beheer van de Haspengouwse beekdalmozaïeken (o.a. met een goed voedselaanbod, zoals overwinterende amfibieën).

Kwaliteitsherstel: kwaliteit betekent het herstellen van volledige gradiënten (ook naar het vorige landschapstype: bocagelandschap van (helling)graslanden)zodat verschillende subtypes aansluitend voorkomen en de hieraan gebonden fauna en flora kan meeschuiven op deze gradiënten bij veranderende abiotische omstandigheden (belangrijk in het kader van klimaatsverandering). Ook verbinden van de aanwezige relicten en een aangepast beheer zijn sleutelfactoren om duurzame populaties te kunnen garanderen.

Gesommeerd over de verschillende grasland-, ruigte- en moerashabitats (3150, 6410, 6430, 6510_hua en 7230) is de extra netto oppervlakte die tot doel wordt gesteld 21 ha. Deze habitats worden versterkt, verbonden en gebufferd tussen natte tot vochtige regionaal belangrijke biotopen met een totaaloppervlakte van 50 tot 55 ha. 

Habitats - (Half)open beekdalmozaïek

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
3150 - Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition Omschrijving

Actueel 0,35 ha.
Toename door omvorming in deelgebieden 1, 14 en 18; met 2 ha.
Einddoel: 2,35ha.

Behoud begeleidende soorten / streven naar sleutelsoorten van habitattype, zodat habitattype terug voorkomt in SBZ.

Doel + +
6410 - Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Eu-Molinion)_veldrustype Omschrijving

Actueel 5 ha.
Toename met + 14ha voor beide voorkomende types, met als richtwaarde voor uitbreiding 7 ha, voornamelijk in deelgebieden 1, 9, 10, 13, 14, 17, 18, 19, en 23.
Einddoel:19 ha
Bijkomende versterking van de habitats 6410 door aanleg van zonbeschenen open plekken van 1-3ha in omliggende bostypes 9120/9160 (o.a. in deelgebied 10, 14, 18, 19, 20)

De habitat bestaat uit mesotrofe graslanden met een vegetatie < 50 cm en een bedekking van lage schijngrassen die hoger is dan 30 %. De bedekking van de sleutelsoorten is > 30 % en, indien aanwezig heeft de strooisellaag en de verruiging een bedekking < 10 %. De graslanden zijn gebufferd tegen externe invloeden (vb bij landbouwactiviteit bovenop helling/plateau) . Ter versterking van de habitattypische soorten bestaat de buffering voornamelijk uit regionaal belangrijke biotopen (Rbb_hc, Rbb_hf, Rbb_mc, Rbb_mr en Rbb_zil). Geen beschaduwing. Geen aanplant van populieren.

Doel =/- +
6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones subtype natte ruigte Omschrijving

Actueel 69 ha, effectieve inkrimping van 10 ha van het actueel habitat, door omzetting naar de habitattypes 6510_hua en 6410 of tot rbb_mc in functie van de zeggekorfslak en het herstel van samenhangende hooiland- en moerascomplexen met hoge faunawaarde.
Einddoel: 59

Afwisseling tussen pioniersvegetaties en ruigten door het toelaten van een dynamisch systeem waarin erosie- en sedimentatieprocessen kunnen plaatsvinden met >70% bedekking van sleutelsoorten (en uitbreiding van soorten als blauw guichelheil en gevlekte dovenetel), <10% invasieve exoten en < 30 % verruiging door een natuurlijk waterpeilregime en een goede waterkwaliteit van de beken.

Doel + +
6510_hua Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba offi-cinalis), subtype grote vossestaartgraslanden Omschrijving

Actueel 0 ha (kennishiaat).
Toename door omvorming van 14 ha voornamelijk in deelgebieden 1, 13, 15, 17 en 18.
Einddoel:14 ha.

Goed ontwikkelde graslanden die niet aangerijkt worden, niet behandeld worden met bestrijdingsmiddelen, en gebufferd zijn tegen externe invloeden. Ter versterking van de habitattypische soorten bestaat de buffering voornamelijk uit regionaal belangrijke biotopen (Rbb_hc, Rbb_hf, Rbb_mc, Rbb_mr en Rbb_zil).

Hoge grassen, middelhoge en lage grassen zijn gelijkmatig aanwezig met frequentie en bedekking van sleutelsoorten > 70 %, door perceel te maaien met afvoer.

Geen beschaduwing. Geen aanplant van populieren.

Er wordt gestreefd naar natuurlijke gradiëntvegetaties in de beekdalen van de oostelijke Leemstreek: een mozaïek met rbb_hc, rbb_mc, 6430. De potenties voor het herstel van dit habitattype op ruigten van het type rbb_hf in de Mombeekvallei is zeer kansrijk. Een sleutelsoort als Weidekervel komt in deze vallei actueel nog voor.

Doel + +
7230 - Alkalisch hoogveen Omschrijving

Actueel 1 ha.
Toename met 1 ha in deelgebied 17 (en in beperkte mate in deelgebied 1), door effectieve uitbreiding.
Einddoel:2ha

Goed ontwikkeld alkalisch laagveen, dat niet aangerijkt wordt en dat maximaal doorstroomd wordt met mineraalrijk grondwater (drainage in omgeving minimaliseren). In ondiep grondwater voldoende lage concentraties fosfaat, ammonium en kalium. Ter versterking van de habitattypische soorten bestaat de buffering voornamelijk uit regionaal belangrijke biotopen (Rbb_hc, Rbb_hf, Rbb_mc, Rbb_mr en Rbb_zil).

Geen beschaduwing. Geen aanplant van populieren.

Deze vegetaties mogen niet overstroomd worden met (vervuild) oppervlaktewater. Vermijden van strooisellaag (maaibeheer). Minimale bedekking met > 70 % sleutelsoorten.

Soorten - (Half)open beekdalmozaïek

Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel = =/+
Brandts vleermuis/Gewone baardvleermuis, Franjestaart, Gewone/Grijze grootoorvleermuis, Ingekorven vleermuis, Meervleermuis Omschrijving

Overwinteraars in vleermuizengrot Vechmaal
Minstens behoud van de bestaande populatie Ingekorven vleermuis in het Hasselbos (DG 24)

Winterverblijf: behoud of kwalitatief verbeteren van bestaande overwinteringsplaats Landschappelijke inrichting rond deze grot moet in functie staan van de optimalisatie van deze site voor vleermuizenoverwintering.

Doel +
Zeggekorfslak Omschrijving

Goede staat van instandhouding met betrekking tot de populaties in deelgebieden 1, 10 en 17; waarbij een continu lint van geschikt leefgebied (zie ‘beekdalmozaïek’) wordt nagestreefd doorheen het deelgebied SBZ. Het leefgebied bestaat uit verschillende beekdalmozaïekhabitats, aangevuld met regionaal belangrijke biotopen die tevens voor de buffering en verbinding van de habitats fungeren (uitbreiding met 18-20ha).

Goede staat van instandhouding wordt gehaald bij > 80 exemplaren/m2, bestaande uit adulten en juvenielen levend binnen een samenhangend gebied van > 20 ha binnen een bekken met deelpopulaties.

Goede staat van instandhouding met een goede habitatkwaliteit: een langgerekt geschikt leefgebied van jaarrond vochtige beekdalbiotopen: regionaal belangrijke biotopen rbb_hc, rbb_mc, rbb_mr, rbb_hf, 6430_natte ruigte, 6510_vossenstaart, 6410 en wilgen of elzenbosjes. (cfr. landschapstype beekdalmozaïek)

Vinne, Zoutleeuw

Een apart gegeven in het moeraslandschap vormt het meer van het Vinne (wat een deeltje vormt van deelgebied 15 Zwartaardebos, Heerbroek en Gorsem). Met zijn 70 ha van het habitattype 3150 (zeer belangrijk binnen G-IHD) vormt dit één van de voornaamste bolwerken van dit type natuur in Vlaanderen, met vele habitattypische soorten (vroege glazenmaker, gevlekte glanslibel, glassnijder) en moerasvogels (roerdomp, woudaap en zwarte stern). Op de randen van dit meer komen voor Haspengouw zeldzame vochtige vegetaties voor van laagveen (7140) en natte heischrale graslanden (6230) (en beperkte oppervlakte alkalisch moeras 7230). Op de overgang van het Vinnemeer naar het omliggende landschap van bossen en beekdal-moeras worden extra ruigten 6430 voorzien voor de populatie blauwborst.

Habitats - Vinne, Zoutleeuw

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel = +
3150 - Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition Omschrijving

Actueel 71 ha.
Toename (peilverhoging) met 10 ha tot 81ha.

Behoud begeleidende soorten/streven naar sleutelsoorten van habitattype, zodat habitattype terug voorkomt in SBZ.

  • Optimalisatie van hydrologie -> zie SWOT
  • Helder, matig nutriëntenrijk (niet hypertroof) water met een matige stikstof- en fosforconcentratie en een min of meer neutrale tot matig alkalische pH.

Doel + +
6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), voornamelijk subtype 6230_hmo Omschrijving

Actueel 5 ha.
Toename door uitbreiding met 3 ha tot 8 ha

Het habitattype moet een korte vegetatie bevatten (< 25 cm) met een bedekking van > 3 % van de sleutelsoorten en < 5 % verruiging. De habitat is bij voorkeur zonbeschenen en er is geen strooisellaag (of bladval) op het grasland aanwezig. De graslanden zijn gebufferd tegen externe invloeden.

Doel + +
6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones Subtype ruigte Omschrijving

Actueel 0 ha.
Toename door uitbreiding met 10 ha, ten behoeve van moerasvogels rond het Vinne

Doel: Afwisseling tussen pioniersvegetaties en ruigten met > 70 % bedekking van sleutelsoorten (en uitbreiding van soorten als blauw guichelheil en gevlekte dovenetel), < 10 % invasieve exoten en < 30 % verruiging door een natuurlijk waterpeilregime en een goede waterkwaliteit.

Doel + +
7140_meso Overgangs- en trilveen Omschrijving

Actueel 1 ha

Goed ontwikkeld habitat met moslaag van > 70 %, strooisellaag < 10 %, verbossing < 10 %, met een goede soortensamenstelling en een voorkomen van > 70 % sleutelsoorten.

Doel =/+ =/+
7230 - Alkalisch laagveen Omschrijving

Ontwikkelingspotentie

Beperkte potentie in Heerbroek en in de ‘meerlob’.

Soorten - Vinne, Zoutleeuw

Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
Blauwborst Omschrijving

8-15 broedparen in deelgebied 15 (Vinne, Heerbroek, Kleine Vinne) en in beperkte mate in deelgebied 5 Meertsheuvel: 1-2 bp.

Leefgebiedeisen gedekt door uitbreiding habitat 6430 (11-16ha) rond het Vinne en ter hoogte van Heerbroek/Klein Vinne. (actueel voor een deel jonge loofhoutaanplant)

Doel + =/+
Roerdomp Omschrijving

Actueel: 0-1 broedpaar.
Doel: Vinne: 1–2 broedparen, dit vereist een minimale oppervlakte leefgebied van 30-100 ha. Dit houdt een extra uitbreiding van het leefgebied in van 7 ha.

Het leefgebied bestaat uit

  • een gevarieerde vegetatieopbouw (o.a. grote oppervlakte overgang van open water naar opgaande moerasvegetatie en rietland) en aansluitend drijvende en ondergedoken watervegetaties.
  • Helder water met goede waterkwaliteit en een hoog voedselaanbod (jonge vis, ongewervelden, amfibieën)
  • Voldoende rust, 40 - 60 % van de oeverzone jaarrond vrij van verstoring is en uitbreiding tot 75% tijdens het broedseizoen.
  • Herstel van de laagveenzones en kwelgebieden in Heerbroek en noordelijke meerlob (herstel 7140, 7230,6230 en 6430).

Doel + =/+
Woudaap Omschrijving

Actueel: 0-2 broedparen
Doel: Vinne: 2–4 broedparen. Er is geen extra oppervlakte leefgebied nodig. De kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen inzake het leefgebied worden volledig gedekt door de doelen voor Roerdomp.

Gedekt met de kwaliteitsdoelstellingen voor Roerdomp en 3150.

Doel +
Zwarte stern Omschrijving

Actueel : Het Vinne : broedpogingen, pleistergebied. Geen populatiedoel.

Kwaliteitsverbetering 3150 Vinne met > 10 % open water en > 10 % drijvende waterplanten en aansluitend op het wateroppervlak open, kruidenrijke vegetaties (> 20 %). Voldoende rust, 40-60 % van de oeverzone jaarrond vrij van verstoring is en uitbreiding tot 75% tijdens het broedseizoen.

2.2 Prioritaire inspanningen

In samenhang met de hoger beschreven doelstellingen is in het S-IHD-besluit door de Vlaamse Regering een aantal prioritaire inspanningen vastgesteld. Dit is een globale omschrijving van de acties die noodzakelijk zijn voor de realisatie van deze doelstellingen. Voor de uitvoering van de prioritaire inspanningen zijn vaak meerdere acties nodig. Hoofdstuk 4 van dit voortgangsdocument (Inspanningsmatrix) geeft de concrete acties weer die uitvoering geven aan deze prioritaire inspanningen.

Inspanning Omschrijving Inspanning
PI 1 Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

De aangemelde habitattypes in de SBZ bezitten allen een actueel gedegradeerde staat van instandhouding. Kwaliteitsverbetering van de voorkomende habitattypes moet gerealiseerd worden door verbeteringen van de habitatstructuur en het verlagen van verstoringsindicatoren. Een ecologisch beheer, afgestemd op de habitats, is hierbij essentieel.

Voor de boshabitats wordt een betere structuurkwaliteit nagestreefd met voldoende dikke (dode) bomen, een goed ontwikkelde struik- en kruidlaag, bosranden en open plekken. Door het toepassen van natuurgericht bosbeheer in natuurreservaten, bosreservaten en domeinbossen wordt hieraan tegemoet gekomen. Het betreft maatregelen die reeds in veel beheerplannen voorzien zijn voor domeinen in eigendom van het ANB of van de erkende terrein beherende verenigingen. Bij andere openbare besturen en privébossen in het VEN (of op vrijwillige basis) kan door het toepassen van de Criteria Duurzaam Bosbeheer (CDB) de kwaliteit eveneens verbeterd worden.

Bij de grasland- en moerasvegetaties gaat het vaak om een combinatie van inleidende inrichtingsmaatregelen en optimale beheervormen, afgestemd op het beoogde habitattype (zie ook verdere prioritaire inspanningen).

Het niet behalen van een minimale aaneengesloten oppervlakte van het habitattype (minimum structuur areaal) is voor vele habitattypes echter een blijvend knelpunt (zie ook verdere prioritaire inspanningen).

PI 2 Omvorming van bosaanplantingen naar beukenbossen , haagbeukenbossen of elzenbroekbos en open plekken van graslandhabitats (4030, 6230, 6510)

Voor de bossen, beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos en natuur beherende verenigingen, wordt er van uitgegaan dat op termijn minimaal 80 % van de bosoppervlakte zal evolueren naar het gewenste habitattype door de toepassing van de bestaande beheervisie van het Agentschap en uitvoering van beheerplannen. In de private bossen, gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk kan door omvorming bijkomend habitat gerealiseerd worden via de toepassing van de Criteria Duurzaam Bosbeheer.

Verwacht wordt dat hierdoor reeds aanzienlijke oppervlakten van de voorziene oppervlaktedoelstellingen voor de habitattypes 9120, 9190, 91E0 kunnen gerealiseerd worden.

PI 3 Bosuitbreidingen

Voor de realisatie van een goede staat van instandhouding, zowel op gewestelijk niveau als voor de SBZ zijn nog bijkomende bosuitbreidingen (‘nieuw’ bos) noodzakelijk van circa 198-282 ha (totaal van alle boshabitats). Het combineren van de eerder genoemde inspanningen (kwaliteitsverbetering van de aanwezige habitats en de omvormingsmaatregelen) met bosuitbreiding moet uiteindelijk resulteren in volgende globale doelstellingen:

  • 5 grotere, robuuste boskernen meer dan ca. 100 ha in deelgebieden 4 Groot en Klein Begijnbos, 14 Nieuwenhoven, 15 Zwartaardebos-Duras, 19 Jongenbos en 20 Bellevuebos.
  • De kleinere boskernen (met waardevolle historische kernen) worden tot doel gesteld in deelgebieden 1 Herkwinning/Zammelen/Kolmont, 2 Hardelingen, 3 Steenbroek, 10 Mettekoven, 16 de Kluis, 18 Nietelbroeken-Merlemont, 21 Manshoven, 24 Hasselbos, 25 Wijngaardbos, 26 Zuurbeemden en 27 Gasthuisbos.

PI 4 Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Voor de realisatie van een goede staat van instandhouding van graslandhabitats in Haspengouw (voornamelijk alle varianten van glanshavergrasland 6510 ls) is er een extra oppervlakte van 61ha tot doel gesteld. Deze moeten versterkt en gebufferd worden door een inbedding tussen regionaal belangrijke biotopen (bloemrijke graslandtypes en 5 % doornig struweel) ter grootte van 62-72 ha (waarvan 53,5-63 ha uitbreiding, 4,5-5 ha omvorming). ha. In geval van intensief landbouwgebruik bovenop (schrale) hellinggraslandhabitats moeten voldoende bufferende maatregelen genomen worden (o.a. in deelgebieden 1, 7, 9, 17, 18 en 23).

Op het behoud van een deel oude hoogstamboomgaarden na, moet het aandeel hoogstamaanplant afgebouwd worden op plekken met graslandhabitatdoelen. Wijnbouw is niet compatibel met deze ecologische doelen.

Voldoende grote oppervlakten van deze graslandcomplexen met goed ontwikkelde landschapselementen en bosranden, aangevuld met 49-61ha extra leefgebied (regionaal belangrijke graslandbiotopen en struweel) vormen het leefgebied van 10-11 broedparen grauwe klauwier .

De oppervlaktetoenames moeten uiteindelijk leiden tot volgende globale doelen:

  • Grotere complexen van graslandhabitats(> 15 ha) zijn gelegen in deelgebieden: 1 Herkwinning, 8 Bollenberg-Nerem, 17 Overbroek-Egoven, 18 Nietelbroeken-Merlemont.
  • Kleinere graslandkernen (ca. 10 ha) zijn gelegen in deelgebieden: 3 Steenbroek, 5 Meertsheuvel, 7 Vilsterbron, 9 St Annabeek, 10 Mettekoven, 22 Mergelkuilen Vechmaal en 23 Keiberg.

PI 5 Realisatie van aaneengesloten beekdalmozaïek van moeras- en natte graslandencomplexen met ruigte en broekbosjes

Voor de realisatie van een goede staat van instandhouding van de typische schraallanden, graslanden en ruigtetypes van dit landschap is er een extra netto oppervlakte van 21 ha tot doel gesteld. Deze moeten versterkt, verbonden en gebufferd worden door een inbedding tussen regionaal belangrijke biotopen (dottergrasland, natte ruigten, groot zeggenmoeras, broekbosjes…) met een totaaloppervlakte van 50 tot 55 ha.

Voldoende grote en aaneengesloten oppervlakten van dergelijke beekbegeleidende vegetaties maakt het voor de zeggekorfslak mogelijk om duurzame populaties uit te bouwen.

Voor de grasland- en moerashabitattypes is beschaduwing niet gewenst. Aanplanten van populieren moeten afgebouwd worden.

De oppervlaktetoenames moeten uiteindelijk leiden tot volgende globale doelen:

  • enkele grote moeraskernen van dit type (> 15 ha) worden tot doel gesteld in deelgebieden 1 Herkwinning-Zammelen, Kolmont, 10 Mettekoven, 13 Mombeekvallei te Wimmertingen, 15 Vinne, 17 Overbroek-Egoven en 18 Nietelbroeken.
  • Een kleiner (ca. 10 ha) in deelgebied 2 Hardelingen.

PI 6 Plaatselijk herstel van de hydrologie

Herstel van een meer natuurlijke hydrologie, zodat herstel en toename van (grond)waterafhankelijke habitattypes (3150, 6410, 6430, 6510, 7230, 9160 en 91E0) duurzaam kan gerealiseerd worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden dat een zodanige oppervlakte van deze habitattypes dient gecreëerd te worden, zodat een duurzame ontwikkeling, herstel en behoud mogelijk is.

Verder onderzoek is noodzakelijk naar de technische mogelijkheden en concrete afstemming van het peilbeheer, rekening houdend met andere aanwezige functies (waaronder landbouw) in en buiten de SBZ. Te onderzoeken maatregelen, welke kaderen in een algemener integraal waterbeheer zijn onder meer aanpassing drainage, verhoging van zomer- en winterpeilbeheer, hydrologische isolatie, inschakeling overstromingsgebieden en verhoging van bergingscapaciteit, vertraagde oppervlaktewaterafvoer,… Dit dient op maat van de lokale ecologische noden en maatschappelijke randvoorwaarden te worden ingevuld.

Dit geldt voornamelijk in deelgebieden: 1, 2, 5, 13, 15, 17, 18, 20, 23, 26 en 27.

PI 7 Ecologisch herstel van Het Vinne, te Zoutleeuw

In het oosten van Vlaanderen is het Vinne vrijwel de enige grote oppervlakte van habitattype 3150 (van nature eutrofe meren). Het behoud en een kwalitatieve verbetering ervan, is dan ook essentieel.

Volgende maatregelen zijn essentieel voor behoud en verdere ontwikkeling van de habitats en doelsoorten:

  • herstel habitat 3150: natuurontwikkeling en optimalisatie waterkwaliteit in het meer naar habitatvereisten
  • realisatie van leefgebiedeisen voor woudaap, roerdomp, zwarte stern
  • realisatie van habitattypes 7140, 6230_hmo, (7230), 6430 en 91EO rond het meer.

3 Oppervlaktebalans

Dit hoofdstuk geeft de stand van zaken weer van de realisatie van de taakstelling, met name van de oppervlaktedoelen, op basis van het passend beheer. Het passend beheer is wettelijk gedefinieerd in het Instandhoudingsbesluit van 20 juni 2014. Het is de oppervlakte waarvoor in een natuurbeheerplan of daarmee vergelijkbaar plannen of overeenkomsten, een of meer Europees te beschermen habitattype(s) of een leefgebied van een of meer Europees te beschermen soort(en) als natuurstreefbeeld is vastgesteld. 

De oppervlaktebalans in dit voortgangsdocument is enkel opgemaakt voor de Europees te beschermen habitats, op basis van de inventarisatie van het terreinbeheer door het ANB, verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen (met name Natuurpunt vzw, vzw Durme en Limburgs Landschap vzw). Voor leefgebieden van Europees te beschermen soorten was dergelijke inventarisatie niet mogelijk met de bestaande gegevens, zodat een oppervlaktebalans per Europees te beschermen soort niet opgenomen is. 

Onderstaande tabel geeft per Europees te beschermen habitat:

  • De habitat code: de code van het habitat waarvoor een doel is gesteld (zie §2.1 'Doelen', voor de benaming en beschrijving);
  • Het totaal doel: de tot doel gestelde oppervlakte per habitat;
  • Het passend beheer: de oppervlakte met passend beheer zoals vastgesteld in een goedgekeurd natuurbeheerplan of daarmee vergelijkbare plannen of overeenkomsten;
  • De openstaande taakstelling: de oppervlakte die wordt berekend als het verschil tussen het totaal doel en de oppervlakte met passend beheer.

In de oppervlaktebalans worden alle oppervlakten weergegeven in hectare, tenzij anders aangegeven. De tabel geeft de situatie in februari 2017 weer.

BE2200038 - Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw

Habitat code totaal doel met passend beheer openstaande taakstelling
3150 83,4 37,8 45,6
4030 5 0 5
6210 2 0,5 1,5
6230 20 6,7 13,3
6410 19 11,3 7,7
6430 69 23,3 45,7
6510 120 72 48
7140 1 1,9 0
7230 2 1,5 0,5
8310 0,8 0 0,8
9120 597 242 355
9160 504 251,6 252,4
91E0-6510,6430** 116 84,1 31,9
Graslandencomplex*** 59 0 59
Opmerkingen
** Voor dit habitattype werd in het aanwijzingsbesluit geen oppervlaktedoel opgegeven, wel een kwaliteitsdoel.
*** In het S-IHD-besluit is voor dit doel uitzonderlijk een vork met een minimum- en maximumoppervlakte vastgelegd. Omwille van de toepassing van de doelen in monitoring en rapportage, oa de berekening van de openstaande taakstelling, wordt in dit MP een éénduidig oppervlaktedoel gehanteerd binnen deze vork.

4 Inspanningsmatrix

Dit hoofdstuk formuleert de acties die uitvoering geven aan de prioritaire inspanningen die vastgesteld werden in het S-IHD-besluit. Daarbij wordt op basis van het Vlaams Natura 2000-programma 2016-2020 aangegeven welke acties behoren tot het bindend deel van de taakstelling (zie hoofdstuk 1). De overige acties behoren tot het richtinggevend deel van de taakstelling. 

Elke actie wordt in onderstaande tabel beschreven, met volgende rubrieken:

  • Nr. actie: het nummer van de actie is een samenstelling van het nummer van de prioritaire inspanning en het nummer van de actie zelf. 
  • Omschrijving actie: geeft beknopt aan wat er moet gebeuren, waarom, met welk resultaat en waar.
  • Prioritaire inspanning: de prioritaire inspanning waaraan deze actie invulling geeft. Vanaf prioritaire inspanning 100 worden acties weergegeven die niet onder de prioritaire inspanningen van hoofdstuk 2.2 vallen. Deze acties zijn toegevoegd aan het voortgangsdocument, aanvullend op de prioritaire inspanningen, omdat ze eveneens nodig zijn om tot de gunstige lokale staat van instandhouding te komen van de betreffende habitat(s) of soort(en).
  • Actie voor de verbetering van het natuurlijk milieu: indien in deze kolom een ‘ja’ staat, dan is deze actie ingeschreven voor de verbetering van het natuurlijk milieu als omschreven in hoofdstuk 5. 
  • Deelgebied(en): de deelgebieden waar deze actie uitgevoerd zal worden. Indien in de tabel geen nummer van een deelgebied is opgegeven, is de actie van toepassing op de volledige SBZ. 
  • Habitats/soort(en): de Europees te beschermen habitat(s) en/of soort(en) waarvoor de actie ondernomen wordt. Het gaat om habitats en soorten waarvoor doelen opgenomen zijn in het S-IHD-besluit en om (cursief aangegeven) habitattypische soorten. Habitattypische soorten zijn kenmerkend voor één of soms meerdere habitattypes. Een habitattype kan enkel in een regionaal gunstige staat van instandhouding verkeren als binnen Vlaanderen ook de habitattypische soorten gelinkt aan dit habitattype in een regionaal gunstige staat van instandhouding verkeren. Meer gedetailleerde informatie over habitattypische soorten is beschikbaar in referenties 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 8).
  • Trekker: de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de actie.
  • Andere betrokkenen: de organisaties of actoren die betrokken zijn bij de actie, als uitvoerder, omwille van mogelijke impact, het leveren van kennis,…
  • Timing: het moment waarop de uitvoering van de actie start. Kan pas ingevuld worden indien de status ‘gepland’ of ‘in uitvoering’ is.
  • Status: hierbij is onderscheid gemaakt tussen:
    • Op te starten: de actie is benoemd maar nog niet opgestart.
    • In onderzoek: het plan of project voor de uitvoering van de actie is in ontwikkeling. Een trekker is aangeduid en gestart met de voorbereiding van het plan of project .
    • Plan in opmaak: de opmaak van het uitvoeringsplan is gestart. 
    • Plan beschikbaar: het uitvoeringsplan is afgerond en door de betrokken partijen goedgekeurd. De uitvoering ervan moet nog opgestart worden. 
    • In uitvoering: de actie wordt momenteel uitgevoerd.
    • Uitgevoerd: de uitvoering van de actie is beëindigd.
    • Stopgezet: de uitvoering van de actie is stopgezet zonder dat ze helemaal is beëindigd; er is geen plan om ze terug op te starten.
  • Bindend: deze lijn verschijnt enkel als de actie deel uitmaakt van het bindend deel van de taakstelling (zie hoofdstuk 1). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen:
    • Stand still: actie noodzakelijk voor de stand still of het tegengaan van achteruitgang.
    • 2020: actie noodzakelijk voor het bereiken van een gunstige of verbeterde staat van instandhouding voor 16 habitats tegen 2020.
    • Deelgebied(en): de deelgebied(en) waarvoor de actie bindend is (sommige acties zijn bindend voor een deelgebied maar richtinggevend voor een ander).
    • Habitats/soorten: de habitats en/of soorten waarvoor de actie bindend is (sommige acties zijn bindend voor een habitat en/of soort maar richtinggevend voor andere habitats en/of soorten).

De tabel geeft de situatie weer in augustus 2017.

BE2200038 - Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw

Nr actie Omschrijving actie
1.1 Opmaken, aanpassen en toepassen van beheerplannen

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6210, 6230, 6410, 6430, 6510, 7220, 7230, 9120, 9160, 91E0, rbbhc, rbbmc, rbbsp, rbbzil, Eikelmuis, Grauwe klauwier, Hazelmuis, Keizersmantel, Kleine ijsvogelvlinder, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Vliegend hert, Vroedmeesterpad, Wielewaal, Zeggekorfslak

Agentschap voor Natuur en Bos

Departement Ruimte Vlaanderen, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector landbouw, Stad Borgloon, Stad Tongeren

2022

In uitvoering

Stand still

2020

1.2 Overleg en afspraken maken rond de opmaak van een beheerplan of aanpassingen doen aan bestaande beheerplannen

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6230, 6410, 6430, 6510, 7230, 9120, 91E0, rbbhc, rbbmc, rbbsp, rbbzil, Eikelmuis, Grauwe klauwier, Hazelmuis, Keizersmantel, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Vroedmeesterpad, Wielewaal, Zeggekorfslak

Agentschap voor Natuur en Bos

Bekkensecretariaat, Bosgroep, Departement Ruimte Vlaanderen, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars

Op te starten

Stand still

2020

1.3 Inrichting restgronden Ruilverkaveling Jesseren

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6230, 6410, 6430, 6510, 7230, 9120, 9160, 91E0, rbbhc, rbbmc, rbbsp, rbbzil, Eikelmuis, Grauwe klauwier, Hazelmuis, Keizersmantel, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Vroedmeesterpad, Wielewaal, Zeggekorfslak

Vlaamse Landmaatschappij

Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, vzw Natuurpunt

2015

Plan in opmaak

Stand still

1.4

Opvolging en begeleiding van project LIFE Haspengouw (Natuurpunt) http://www.natuurpunt.be/inleiding-life-vochtig-haspengouw

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6230, 6410, 6430, 6510, 9120, 9160, 91E0, rbbhc, rbbmc, rbbsp, rbbzil, Grauwe klauwier, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Zeggekorfslak

vzw Natuurpunt

Bekkensecretariaat

2012

Uitgevoerd

Stand still

1.5 Opvolging en bijsturen of opstellen van beheerplannen Natuurpunt

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6230, 6410, 6430, 6510, 7230, 9120, 9160, 91E0, rbbhc, rbbmc, rbbsp, rbbzil, Eikelmuis, Grauwe klauwier, Hazelmuis, Keizersmantel, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Wielewaal, Zeggekorfslak

vzw Natuurpunt

Bekkensecretariaat

2000

In uitvoering

Stand still

2020

1.6 Opvolgen en bijsturen bosreservaten naar IHD-optimalisatie

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6230, 6410, 6430, 6510, 7230, 9120, 9160, 91E0, Eikelmuis, Hazelmuis, Keizersmantel, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Wielewaal

Agentschap voor Natuur en Bos

INBO

2016

In uitvoering

Stand still

1.7 Oplossen erosieprobleem (Hasselbos, St. Annabeek, middenloop Mombeekvallei te Zammelen)

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6410, 9160, 91E0

Agentschap voor Natuur en Bos

Bekkensecretariaat, Gemeenten, Provinciaal Steunpunt Land & Water, Provincie Limburg, Vlaamse Landmaatschappij, Watering

Op te starten

Stand still

1.8 Onderzoek naar voorkomen van vleermuizen, opmaak soortenbeschermingsplan en toepassing ervan na goedkeuring door de Minister

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Agentschap voor Natuur en Bos

Bosgroep, INBO, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars

2017

In uitvoering

Stand still

1.9

Afspraken maken met landbouwers met betrekking tot het gebruik van antibiotica bij koeien die grazen op gronden van ANB en TBV of op private gronden en zoeken naar oplossingen die financieel geen negatieve impact hebben op samenwerking met landbouw. Samenwerking met landbouw steeds op vrijwillige basis

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6230, 6510, Grauwe klauwier, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Agentschap voor Natuur en Bos

ILVO, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars

2016

Op te starten

Stand still

1.10

Onderzoek naar voorkomen van Hazelmuis op historische én potentiële leefgebieden

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

Hazelmuis, Hazelmuis

Agentschap voor Natuur en Bos

Bosgroep, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars

2019

In onderzoek

1.11 Opmaken of bijsturen beheerplan voor herstel leefgebied Vroedmeesterpad

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

Vroedmeesterpad

Agentschap voor Natuur en Bos

Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, vzw Natuurpunt

2011

In uitvoering

1.12

Nakijken eigendommen privé-eigenaren binnen SBZ-H i.f.v. behoud en herstel van habitattypes (op vrijwillige basis)

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

3150, 4030, 6210, 6230, 6410, 6430, 6510, 7140, 7220, 7230, 8310, 9120, 9160, 91E0, Graslandencomplex

Bosgroep, Privaat persoon, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren

2016

Op te starten

Stand still

2020

1.13

Herkartering BWK door INBO

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6210, 6230, 6410, 6430, 6510, 7220, 7230, 9120, 9160, 91E0

INBO

2019

In uitvoering

Stand still

2020

1.14 Implementatie SBP Hamster

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

Hamster

Agentschap voor Natuur en Bos, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector eigenaars, Sector landbouw, Vlaamse Landmaatschappij, vzw Natuurpunt

2014

In uitvoering

1.15 Implementatie SBP Grauwe kiekendief

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

Blauwe kiekendief, Grauwe kiekendief

Agentschap voor Natuur en Bos, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars, Sector landbouw, Vlaamse Landmaatschappij, vzw Natuurpunt

2014

In uitvoering

1.16

Voldoen aan kwaliteitseisen (LSVI) voor tufbronnen, onderzoek naar grondwaterstroming en advies naar benodigde maatregelen naar betrokkenden (o.a. landbouw- en natuursector)

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

7220

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Departement Landbouw en Visserij, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector eigenaars, vzw Natuurpunt

2019

Plan in opmaak

1.17

Opmaak beheerplan Zuurbemde – Velpevallei

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

6430, 6510, 9160, 91E0, rbbmc, rbbsp, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Departement Landbouw en Visserij, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren

2016

Op te starten

1.18 Stabiliteitsonderzoek van de mergelgrotten van Vechmaal

Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

Nee

8310, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Gemeente Heers

Op te starten

2.1 In een participatief proces komen tot de opmaak van, het aanpassen van en het toepassen van beheerplannen

Omvorming van bosaanplantingen naar beukenbossen , haagbeukenbossen of elzenbroekbos en open plekken van graslandhabitats (4030, 6230, 6510)

Nee

6230, 6410, 6430, 6510, 9120, 9160, Blauwe kiekendief, Eikelmuis, Grauwe kiekendief, Hazelmuis, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Agentschap voor Natuur en Bos

Bosgroep, Gemeenten, Provincie Limburg, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Houtland, Sector eigenaars

2016

In uitvoering

Stand still

2.2 Creatie van open plekken in bossen (onderzoek geschikte standplaatsen en natuurontwikkeling) en evaluatie beheer ervan

Omvorming van bosaanplantingen naar beukenbossen , haagbeukenbossen of elzenbroekbos en open plekken van graslandhabitats (4030, 6230, 6510)

Nee

6230, 6410, 6430, 6510, 9120, 9160, Blauwe kiekendief, Eikelmuis, Grauwe kiekendief, Hazelmuis, Keizersmantel, Kleine ijsvogelvlinder, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Bosgroep, Gemeenten, Provincie Limburg, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars, Sector natuur

2016

In uitvoering

Stand still

2.3

In een participatief proces het opmaken van bosbeheerplannen stimuleren op privégronden en gronden van lokale overheden en het opvolgen op het naleven ervan

Omvorming van bosaanplantingen naar beukenbossen , haagbeukenbossen of elzenbroekbos en open plekken van graslandhabitats (4030, 6230, 6510)

Nee

9120, 9160, 91E0

Agentschap voor Natuur en Bos

Bosgroep, Gemeenten, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars

2019

In uitvoering

3.1 Uitbreiding boskernen via aankoop binnen SBZ

Bosuitbreidingen

Nee

9120, 9160, 91E0

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Sector eigenaars, Sector natuur

2019

In uitvoering

3.2

Efficiënt omvormen van landbouwgrond in eigendom van terreinbeherende natuurinstanties naar habitatwaardig bos (inmijnen, uitmergelen van de bodem)

Bosuitbreidingen

Nee

9120, 9160

Agentschap voor Natuur en Bos

Bosgroep, INBO, Sector natuur

Op te starten

3.3

Kennisdelen i.v.m. het efficiënt ontwikkelen/omvormen tot Europees boshabitat

Bosuitbreidingen

Nee

9120, 9160

Agentschap voor Natuur en Bos

Bosgroep, INBO, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector natuur

2020

In uitvoering

4.1

Creatie van kwalitatieve graslandkernen van >15 ha (grote complexen) (in DG 1, 8, 17, 18 grote kernen van meer dan 15 ha) en kleine kernen (in DG 3, 5, 7, 9, 10, 22 en 23) via verwerving (grondenbank op te richten), via uitvoer RVK (VLM) via TBV en/of door het stimuleren van privé-eigenaars

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

6210, 6230, 6430, 6510, rbbkam, rbbsp, rbbzil, Eikelmuis, Grauwe klauwier, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Vroedmeesterpad

Agentschap voor Natuur en Bos

Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector eigenaars, Sector natuur, Vlaamse Landmaatschappij

2016

Op te starten

Stand still

4.2 Efficiënt omvormen van landbouwgrond in eigendom van terreinbeherende natuurinstanties naar habitatwaardige graslanden (in SBZ)

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

6210, 6230, 6430, 6510, rbbkam, rbbsp, rbbzil, Eikelmuis, Grauwe klauwier, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Vroedmeesterpad

Agentschap voor Natuur en Bos

Sector natuur, Vlaamse Landmaatschappij

Op te starten

Stand still

4.3 Uitbreiding graslandkernen via aankoop

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

6210, 6230, 6510, Grauwe klauwier

Agentschap voor Natuur en Bos

Privaat persoon, Sector natuur

2050

In uitvoering

Stand still

4.4

Uitvoeren maatregelen opgenomen in het soortbeschermingsplan voor de Kamsalamander

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

Kamsalamander

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars, Sector natuur

2016

Op te starten

4.5 Creatie leefgebied voor 10 broedparen van de Grauwe klauwier (toepassing Soortenbeschermingsplan na goedkeuring)

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

Grauwe klauwier

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars, Sector natuur

2016

Plan in opmaak

Stand still

4.6 Extra aandacht voor stand still van kleine relicten van habitats of leefgebieden van habitattypische soorten: in kaart brengen en opmaak afspraken

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

6230, 6410, 6510, Eikelmuis

Agentschap voor Natuur en Bos

Privaat persoon, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector natuur

2016

Op te starten

Stand still

4.7

Kennisdelen ivm het efficiënt ontwikkelen/omvormen tot Europese graslandkernen

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

6210, 6230, 6430, 6510, rbbkam, rbbsp, rbbzil, Eikelmuis, Grauwe klauwier, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats, Vroedmeesterpad

Agentschap voor Natuur en Bos

INBO, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector natuur

Op te starten

Stand still

5.1

Realisatie aaneengesloten beekdalmozaïek, via aankoop, door samenwerking met particulieren

Realisatie van aaneengesloten beekdalmozaïek van moeras- en natte graslandencomplexen met ruigte en broekbosjes

Nee

6410, 6430, 6510, 7230, Eikelmuis, Zeggekorfslak

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Regionaal Landschap Houtland, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars, Sector natuur

2015

In uitvoering

2020

5.2

Creatie van kwaliteitsvolle grasland- en boshabitats te Zuurbemde, via bosomvorming, bosuitbreiding, aanleg van KLE en extensivering van het graslandbeheer

Realisatie van aaneengesloten beekdalmozaïek van moeras- en natte graslandencomplexen met ruigte en broekbosjes

Nee

6430, 6510, 9120, 9160, 91E0

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Gemeenten, Sector landbouw, Sector natuur

Op te starten

5.3

Uitbreiding kernen van beekdalmozaïek met o.a. graslandhabitats via aankoop door TBV, ANB

Realisatie van aaneengesloten beekdalmozaïek van moeras- en natte graslandencomplexen met ruigte en broekbosjes

Nee

6410, 6430, 6510, 7230, Eikelmuis, Zeggekorfslak

Agentschap voor Natuur en Bos

Sector natuur

2050

In uitvoering

2020

6.1 Creatie van kwaliteitsvolle moeras- en graslandhabitats door herstel standplaats (inclusief onderzoek naar de nodige buffering tegen externe factoren en uitvoer)

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

3150, 6410, 6430, 6510, 7230, Glassnijder, Vroege glazenmaker

Agentschap voor Natuur en Bos

Bekkensecretariaat, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector eigenaars, Sector natuur

2050

In uitvoering

Stand still

6.2

Afspraken maken i.v.m. overstromingsprobleem (vervuilde beken) (Fonteinbeek, Mombeek, Brikbeek, Harenbeek, Herk)

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

6410, 6430, 6510, 7230, rbbhc, rbbmc, Zeggekorfslak

Vlaamse Milieumaatschappij

Bekkensecretariaat, Gemeenten, Provincie Limburg, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector landbouw

2025

In uitvoering

Stand still

6.3 Oplossen van lozingen van huishoudelijk afvalwater

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

6410, 6430, 6510, 7230, rbbhc, rbbmc, Zeggekorfslak

Bekkensecretariaat

Gemeenten, Provincie Limburg, Vlaamse Landmaatschappij

2008

In uitvoering

Stand still

6.4

Opvolgen van afspraken over wettelijk bepaalde buffers tussen aanvoerbeken van waterrijke habitats en landbouwpercelen. Afspraken buffering in het kader van nutriëntenproblematiek voor leefbaarheid populatie(s) (Kamsalamander)

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

6410, 6430, 6510, 7230, Kamsalamander

Vlaamse Landmaatschappij

Bekkensecretariaat, Gemeenten, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Regionaal Landschap Zuid-Hageland, Sector landbouw

2008

In uitvoering

Stand still

6.5

Opmaak visie en plan van aanpak hydrologie + uitvoeren herstelmaatregelen. Samen met VMM, Watering zien wat we kunnen doen met betrekking tot hermeandering en vernatting voor Mombeekvallei (speerpuntgebied) van bron tot Oftingen

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

6410, 6430, 6510, 7230, rbbhc, rbbmc, Zeggekorfslak

Sector natuur

Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Provincie Limburg, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector landbouw, Vlaamse Milieumaatschappij

2099

In onderzoek

Stand still

6.6

Opmaak visie en plan van aanpak hydrologie Velpe - Kleine Velpe: samen met VMM, Watering zien wat we kunnen doen met betrekking tot hermeandering en vernatting

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

6430, 6510, 9160, 91E0, rbbmc, Vleermuizen-(Half)open beekdalmozaïek, Vleermuizen-Bocagelandschap met (helling)graslanden, Vleermuizen-Boslandschap met structuurrijke overgangen naar open plekken van graslandhabitats

Agentschap voor Natuur en Bos

Bekkensecretariaat, Departement Landbouw en Visserij, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Vlaamse Milieumaatschappij, Watering

2020

Op te starten

6.7

Opmaak landschapsbeheerplan met aanleg van poelen en leefgebied voor Kamsalamander in Meertsheuvel en omgeving

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

Kamsalamander

Regionaal Landschap Zuid-Hageland

Agentschap voor Natuur en Bos, Sector landbouw, vzw Natuurpunt

2015

In uitvoering

6.8

Hydrologische studie naar grondwaterstromingen en inzijgingsgebieden voor graslandhabitats + analyse actuele habitatwaarde, overleg met de sector landbouw over de resultaten

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

6410

Agentschap voor Natuur en Bos

INBO, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector landbouw, Sector natuur

2025

Plan in opmaak

Stand still

6.9

Opmaak plan van aanpak bestrijding van Reuzenbalsemien

Plaatselijk herstel van de hydrologie

Nee

6430, 91E0

Vlaamse Milieumaatschappij

Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Provincie Limburg, Sector natuur

Op te starten

Stand still

7.1 Opstellen beheerplan voor het Vinne

Ecologisch herstel van Het Vinne, te Zoutleeuw

Nee

3150, 6230, 6430, 7140, 91E0, Blauwborst, Glassnijder, Roerdomp, Vroege glazenmaker, Woudaap, Zwarte stern

Provincie Vlaams-Brabant

Agentschap voor Natuur en Bos, INBO

Op te starten

Stand still

101.1 Maatregelen voor grauwe kiekendief in Zuid-Hageland; uitwerking en uitvoering soortenbeschermingsprogramma

Overige inspanning

Nee

Blauwe kiekendief, Grauwe kiekendief

Regionaal Landschap Zuid-Hageland

Sector landbouw

2014

In uitvoering

5 Overzichtkaart

De overzichtskaart biedt ons informatie voor en een stand van zaken over de realisatie van de doelen voor deze SBZ. De verschillende onderdelen zijn te consulteren via een geoloket.

 

 5.1 Synthesekaart

De synthesekaart biedt een samengesteld, vereenvoudigd overzicht van de actuele Europees te beschermen habitats en de oppervlaktes Europees te beschermen habitats onder passend beheer (zie hoofdstuk 3).

In het geoloket wordt de synthesekaart weergegeven met dit symbool 

5.2 Situering van de actuele Europees te beschermen habitats

De kaarten ‘Actueel habitat’ geven indicatief de ligging van de actuele Europees te beschermen habitats in deze SBZ weer, op basis van referentie 9 (zie hoofdstuk 6). De kaart ‘Actueel habitat overzicht’ geeft een overzicht alle actuele habitats. De kaarten ‘Actueel habitat per cluster’ en ‘Actueel habitat per habitat’ maken de actuele habitats respectievelijk in clusters van verwante habitats en voor elk habitat apart zichtbaar.

In het geoloket wordt de kaart: 

  • actueel habitat overzicht weergegeven met dit symbool   
  • actueel habitat per cluster met dit symbool  
  • actueel habitat per habitat met dit symbool 

5.3    Situering van de gebieden beheerd met het oog op de realisatie van de doelen

De kaarten ‘Passend beheer’ (voor definitie, zie hoofdstuk 3) geven indicatief weer welke oppervlaktes Europees te beschermen habitats onder passend beheer zijn bij het ANB, verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen (zie hoofdstuk 3). De kaart ‘Passend beheer overzicht’ geeft het overzicht van alle oppervlaktes onder passend beheer voor habitats. De kaarten ‘Passend beheer per cluster’ en ‘Passend beheer per habitat’ maken de oppervlaktes onder passend beheer respectievelijk in clusters van verwante habitats en voor elk habitat apart zichtbaar.

De huidige kaart geeft de situatie weer in februari 2017.

In het geoloket wordt de kaart :

  • oppervlakte onder passend beheer overzicht weergegeven met dit symbool 
  • oppervlakte onder passend beheer per cluster weergegeven met dit symbool 
  • oppervlakte onder passend beheer per habitat weergegeven met dit symbool 

5.4 Situering van de vegetaties relevant als leefgebied voor Europees te beschermen soorten

Omdat voor de vegetaties relevant als leefgebied voor Europees te beschermen soorten geen terreininventarisatiegegevens bestaan, werd deze kaart opgemaakt door middel van een ruimtelijk model. Dit model werkt op basis van de ecologische karakteristieken van de soort, aangevuld met actuele verspreidingsgegevens en de verbreidingscapaciteit van de soort. De bekomen afbakening vormt op dit moment de best beschikbare benadering van de actuele leefgebieden van de betreffende soorten. Voor een gedetailleerde beschrijving van de methodiek wordt verwezen naar referenties 4, 5 en 6 (zie hoofdstuk 6).

De opmaak ervan was niet voor alle Europees te beschermen soorten mogelijk omdat

  • een aantal mobiele soorten zeer ruime en weinig gedifferentieerde leefgebieden kent (bv. slechtvalk, kokmeeuw);
  • voor de leefgebiedkarakteristieken van bepaalde soorten geen (gebiedsdekkende) kaartlaag voorhanden is (bv. bittervoorn en kleine modderkruiper);
  • voor een aantal soorten de wetenschappelijke kennis en de beschikbare data ontoereikend zijn (bv. vleermuizen).

In het geoloket worden de leefgebieden weergegeven met de symbolen symbool leefgebieden voor het overzicht,  Synthesekaart Groepen voor de groepen en symbool leefgebieden voor de soorten, en dit enkel voor soorten waarvoor de opmaak van de kaarten mogelijk was en waarvoor doelen zijn ingeschreven in het S-IHD-besluit.

5.5 Situering van de aanwezigheid van habitattypische soorten

Onderstaand overzicht geeft indicatief weer welke habitattypische soorten actueel voorkomen per deelgebied op basis van referenties 7 en 8 (zie hoofdstuk 6). Habitattypische soorten zijn soorten die kenmerkend zijn voor één of soms meerdere habitattypes. Voor het bereiken van de regionaal gunstige staat van instandhouding van het habitat, moeten de populaties van de habitattypische soorten, verbonden aan dat habitat, ook in een regionaal gunstige staat van instandhouding worden gebracht of gehouden. Meer gedetailleerde informatie over habitattypische soorten is beschikbaar in referenties 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 6).

 

Situering van de aanwezigheid van habitattypische soorten

Deelgebieden Fauna Flora
BE2200038-1 Boomklever, Bosrietzanger, Bosuil, Dodaars, Fluiter, Grasmus, Grote bonte specht, Hazelworm, Middelste bonte specht, Moerassprinkhaan, Wespendief, Wielewaal Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Beemdkroon, Bevertjes, Bittere veldkers, Blauwe knoop, Bloedzuring, Bosanemoon, Boskortsteel, Boszegge, Dalkruid, Daslook, Drienerfmuur, Framboos, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Goudhaver, Graslathyrus, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote bevernel, Grote keverorchis, Grote pimpernel, Kleine maagdenpalm, Kleine ratelaar, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Kraailook, Lelietje-van-dalen, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Puntkroos, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Reuzezwenkgras, Ruig klokje, Tandjesgras, Valse salie, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Voorjaarsganzerik, Wilde hyacint, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring, Zachte haver
BE2200038-2 Wielewaal Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bittere veldkers, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boszegge, Dalkruid, Daslook, Drienerfmuur, Eenbes, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote bevernel, Grote keverorchis, Gulden boterbloem, Gulden sleutelbloem, Hangende zegge, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Kraailook, Lelietje-van-dalen, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Ruige veldbies, Valse salie, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie, Zachte haver
BE2200038-3 Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosereprijs, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boswederik, Boszegge, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Eenbes, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Grote keverorchis, Hangende zegge, Heelkruid, Knoopkruid s.l., Kraailook, Liggend hertshooi, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Reuzenpaardenstaart, Ruig klokje, Valse salie, Veldlathyrus, Welriekende nachtorchis, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring, Zachte haver
BE2200038-4 Boomklever, Grote bonte specht, Havik, Hazelworm, Houtsnip, Middelste bonte specht, Wespendief, Wielewaal, Zwarte specht Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bosanemoon, Bosgierstgras, Boswederik, Boszegge, Drienerfmuur, Framboos, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot heksenkruid, Hulst, Kleine maagdenpalm, Knoopkruid s.l., Lelietje-van-dalen, Margriet, Pilzegge, Reuzezwenkgras, Ruige veldbies, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Vingerhoedskruid, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring
BE2200038-5 Dwergmuis, Wielewaal Glad walstro, Knoopkruid s.l., Liggend hertshooi, Rapunzelklokje, Veldlathyrus
BE2200038-7 Aardbeiganzerik, Bloedzuring, Boskortsteel, Boszegge, Drienerfmuur, Framboos, Gevlekte aronskelk, Goudhaver, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Gulden sleutelbloem, Kleine maagdenpalm, Knoopkruid s.l., Kraailook, Margriet, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Veldlathyrus
BE2200038-8 Bosrietzanger, Bruin blauwtje, Eikelmuis Aardbeiganzerik, Beemdkroon, Boskortsteel, Boszegge, Drienerfmuur, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Grote bevernel, Gulden sleutelbloem, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Kraailook, Maarts viooltje, Margriet, Valse salie, Veldlathyrus
BE2200038-9 Bosrietzanger, Grote bonte specht, Klaverblauwtje Aardbeiganzerik, Blauwe knoop, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosereprijs, Boskortsteel, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Goudhaver, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Grote keverorchis, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Kraailook, Margriet, Muskuskruid, Rapunzelklokje, Ruige leeuwentand, Valse salie, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie
BE2200038-10 Bosrietzanger, Bosuil, Wielewaal Beemdkroon, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boszegge, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Goudhaver, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Kraailook, Maarts viooltje, Margriet, Rapunzelklokje, Reuzezwenkgras, Ruig klokje, Valse salie, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie
BE2200038-13 Boomklever, Bosrietzanger, Bosuil, Dodaars, Grasmus, Grote bonte specht, Kleine bonte specht, Weidebeekjuffer, Wespendief, Wielewaal Adelaarsvaren, Blauwe knoop, Drienerfmuur, Framboos, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote bevernel, Hulst, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Krabbenscheer, Margriet, Moeraswolfsklauw, Reuzezwenkgras, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie
BE2200038-14 Boomklever, Bosrietzanger, Bosuil, Dodaars, Dwergmuis, Fluiter, Grasmus, Grote bonte specht, Havik, Hazelworm, Houtsnip, Kleine bonte specht, Middelste bonte specht, Moerassprinkhaan, Sprinkhaanzanger, Wielewaal, Zwarte specht Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bittere veldkers, Blauwe bosbes, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Blonde zegge, Bosanemoon, Bosereprijs, Bosgierstgras, Bosmuur, Boszegge, Dalkruid, Daslook, Drienerfmuur, Dubbelloof, Framboos, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Grote keverorchis, Kleine maagdenpalm, Knoopkruid s.l., Lelietje-van-dalen, Muskuskruid, Pilzegge, Reuzenpaardenstaart, Reuzezwenkgras, Ruige veldbies, Struikhei, Tandjesgras, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring, Zompzegge
BE2200038-15 Bermpje, Blauwborst, Boomklever, Bosrietzanger, Bosuil, Braamsluiper, Bruin blauwtje, Bruine korenbout, Dodaars, Gaffelwaterjuffer, Glassnijder, Grasmus, Grote bonte specht, Havik, Keizersmantel, Kleine bonte specht, Moerassprinkhaan, Nachtegaal, Snoek, Sprinkhaanzanger, Tureluur, Variabele waterjuffer, Veldkrekel, Vroege glazenmaker, Weidebeekjuffer, Wespendief, Wielewaal, Zwarte specht Bittere veldkers, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosbingelkruid, Bosgierstgras, Boskortsteel, Bosmuur, Boszegge, Daslook, Drienerfmuur, Framboos, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot streepzaad, Grote bevernel, Hangende zegge, Hulst, Knoopkruid s.l., Lelietje-van-dalen, Maarts viooltje, Margriet, Pilzegge, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Ruig klokje, Ruige veldbies, Snavelzegge, Struikhei, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie, Zachte haver, Zompzegge
BE2200038-16 Adelaarsvaren, Blauwe knoop, Bosanemoon, Bosbingelkruid, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boszegge, Dalkruid, Daslook, Drienerfmuur, Eenbes, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote bevernel, Grote keverorchis, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Kraailook, Lelietje-van-dalen, Maarts viooltje, Muskuskruid, Ruige veldbies, Valse salie, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie
BE2200038-17 Bosrietzanger, Bruin blauwtje, Grasmus, Grote bonte specht, Moerassprinkhaan, Weidebeekjuffer, Wespendief, Wielewaal Aardbeiganzerik, Beemdkroon, Bleeksporig bosviooltje, Bosanemoon, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boszegge, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Goudhaver, Groot streepzaad, Grote bevernel, Grote keverorchis, Gulden sleutelbloem, Kleine ratelaar, Knoopkruid s.l., Kraailook, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Purperorchis, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Ruig klokje, Ruige veldbies, Schubzegge, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Wilde hyacint, Wilde kamperfoelie, Zachte haver
BE2200038-18 Bosrietzanger, Braamsluiper, Bruin blauwtje, Fluiter, Grasmus, Grote bonte specht, Hazelworm, Kleine bonte specht, Weidebeekjuffer, Wielewaal Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bittere veldkers, Blauwe bosbes, Blauwe knoop, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosbingelkruid, Bosereprijs, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boswederik, Boszegge, Dalkruid, Daslook, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Eenbes, Eenbloemig parelgras, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Grote keverorchis, Hengel, Hulst, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Lelietje-van-dalen, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Reuzezwenkgras, Ruig klokje, Ruige veldbies, Struikhei, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring
BE2200038-19 Bosrietzanger, Bosuil, Middelste bonte specht, Zwarte specht Adelaarsvaren, Blauwe bosbes, Blauwe knoop, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boszegge, Dalkruid, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Dubbelloof, Framboos, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Hengel, Kleine maagdenpalm, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Lelietje-van-dalen, Liggend hertshooi, Maarts viooltje, Margriet, Ruige veldbies, Spits fonteinkruid, Struikhei, Trekrus, Valse salie, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring
BE2200038-20 Grote bonte specht, Havik, Kleine bonte specht, Wespendief, Wielewaal Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Beemdkroon, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosereprijs, Bosgierstgras, Boskortsteel, Bosroos, Boswederik, Boszegge, Dalkruid, Daslook, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Eenbes, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote bevernel, Grote keverorchis, Gulden boterbloem, Hulst, Knoopkruid s.l., Lelietje-van-dalen, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Reuzenpaardenstaart, Ruig klokje, Schaduwkruiskruid, Valse salie, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring
BE2200038-21 Middelste bonte specht, Wielewaal Aardbeiganzerik, Beemdkroon, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Boskortsteel, Boszegge, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Framboos, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Gulden sleutelbloem, Hulst, Kleine maagdenpalm, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Lelietje-van-dalen, Liggend hertshooi, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Ruig klokje, Valse salie, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Wilde hyacint, Wilde kamperfoelie
BE2200038-22 Beemdkroon, Bosanemoon, Boskortsteel, Drienerfmuur, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Maarts viooltje
BE2200038-23 Bosuil Aardbeiganzerik, Bittere veldkers, Bosanemoon, Bosgierstgras, Boszegge, Daslook, Drienerfmuur, Eenbes, Eenbloemig parelgras, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Heelkruid, Knoopkruid s.l., Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Ruig klokje, Schubzegge, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Voorjaarsganzerik, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring
BE2200038-24 Bosuil, Havik, Wespendief Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bittere veldkers, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosereprijs, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boswederik, Boszegge, Daslook, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Eenbes, Eenbloemig parelgras, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Grote keverorchis, Grote waterranonkel, Gulden sleutelbloem, Hangende zegge, Heelkruid, Knoopkruid s.l., Kraailook, Liggend hertshooi, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Ruig klokje, Schubzegge, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Voorjaarsganzerik, Welriekende nachtorchis, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring, Zachte haver
BE2200038-25 Boomklever, Middelste bonte specht, Wespendief Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Blauwe knoop, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boswederik, Boszegge, Daslook, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Eenbes, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote bevernel, Grote keverorchis, Grote waterranonkel, Gulden sleutelbloem, Hangende zegge, Knoopkruid s.l., Kraailook, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Reuzenpaardenstaart, Ruig klokje, Ruige veldbies, Valse salie, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie
BE2200038-26 Bosrietzanger, Bosuil, Middelste bonte specht Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boswederik, Boszegge, Drienerfmuur, Eenbes, Eenbloemig parelgras, Framboos, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote keverorchis, Gulden boterbloem, Hulst, Kleine maagdenpalm, Lelietje-van-dalen, Liggend hertshooi, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Rapunzelklokje, Reuzenpaardenstaart, Ruige veldbies, Schaduwkruiskruid, Struikhei, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Wilde hyacint, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring
BE2200038-27 Bosrietzanger, Grasmus, Grote bonte specht, Kleine bonte specht Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosbingelkruid, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boszegge, Dalkruid, Daslook, Drienerfmuur, Framboos, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Lelietje-van-dalen, Liggend hertshooi, Muskuskruid, Pilzegge, Ruig klokje, Schaduwkruiskruid, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Wilde kamperfoelie, Wondklaver

6 Referenties

1.:  Geert De Knijf, Desiré Paelinckx (2012). Typische faunasoorten van de verschillende Natura 2000 habitattypes, in functie van de beoordeling van de staat van instandhouding op niveau Vlaanderen (ref. INBO.A.2013.139)

2.: Adriaens, Dries; Adriaens, Tim; Ameeuw, Griet (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de habitattypische soorten (ref. INBO.R.2008.35)

3: Adriaens, P. & Ameeuw, G. (red) (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de vogelrichtlijnsoorten.  D/2008/3241/287 (ref.INBO.R.2008.36)

4.: Maes et al. (2015). Afbakenen van potentiële leefgebiedenkaarten voor Europese en Vlaamse prioritaire soorten in het kader van de voortoets. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2015. (versie 2.0). (ref. INBO.R.2015.10201559). 

5: : Maes D., Anselin A., De Knijf G., Denys L., Devos K., Gouwy J., Leyssen A., Packet J., Pauwels I., Pollet M., Speybroeck J., Stienen E., Thomaes A., T’jollyn F., Van Den Berge K., Van Landuyt W., Van Thuyne G., Vermeersch G. & Verhaeghe F. (2017). Afbakenen van actueel relevant potentieel leefgebied voor een selectie van Europees prioritaire soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (30) (ref. INBO.R.12602606 . Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

6.: Dirk Maes, Koen Devos, Anny Anselin, Eric Stienen, David Buysse, Ine Pauwels & Thierry Onkelinx (2016). Advies over de leefgebiedenkaarten van Natura 2000-soorten (ref. INBO.A.3415)

7.: De Knijf, Geert; Vermeersch, Glenn (datum). Advies over de actuele verspreiding van de habitattypische soorten per SBZ-H deelgebied - deel fauna (ref. INBO.A.3233)

8.: Van Landuyt, Wouter; De Knijf, Geert (2014). Advies over de verspreiding van de habitattypische soorten per SBZ-H deelgebied - deel flora (ref. INBO.A.3192)

9. De Saeger, S., Guelinckx, R., Oosterlynck, P., De Bruyn, A., Debusschere, K., Dhaluin, P., ... Paelinckx, D. (2020). Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart, uitgave 2020. (Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek; Nr. 35). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. https://doi.org/10.21436/inbor.18840851