landschap met schapen © Veronique De Smedt

Overgang Kempen-Haspengouw

BE2200042 - Overgang Kempen-Haspengouw

1 Inleiding

Het Natura 2000-netwerk is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze zijn aangewezen op basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen om Europees beschermde habitattypes en soorten de kans te geven duurzaam te overleven en zo de Europese biodiversiteit te bewaren. In Vlaanderen zijn 62 Natura 2000-gebieden aangeduid, ook speciale beschermingszones (hierna: SBZ) genoemd. Deze gebieden zijn essentieel voor het bereiken van de gunstige staat van instandhouding van Europees te beschermen habitats en soorten. Voor Vlaanderen gaat het om 47 habitattypes, 49 dier- en plantensoorten en 58 vogelsoorten. 

Alle lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht om de nodige maatregelen te nemen om een ‘gunstige staat van instandhouding’ te realiseren voor Europees te beschermen habitats en soorten. Om deze maatregelen in te vullen heeft de Vlaamse Regering instandhoudingsdoelstellingen (hierna: doelen) op Vlaams niveau en per SBZ bepaald. Op Vlaams niveau zijn dit de zogenaamde gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (hierna: G-IHD) en per SBZ zijn dit de zogenaamde specifieke instandhoudingsdoelstellingen (hierna: S-IHD). Deze S-IHD zijn, na een intensief overlegproces tussen 2010 en 2013, vastgesteld in aanwijzingsbesluiten (de S-IHD-besluiten) door de Vlaamse Regering op 23 april 2014. 

De realisatie van de doelen wordt gefaseerd en programmatisch aangepakt. Vlaanderen moet elke zes jaar aan Europa rapporteren, daarom is ook voor de realisatie gekozen voor cycli van maximaal zes jaar. Per cyclus of planperiode wordt een Vlaams Natura 2000-programma opgemaakt met een Vlaamse taakstelling en acties voor de komende periode. Het programma omschrijft ook welke organisaties betrokken zijn en geeft een raming van de uitgaven voor de uitvoering van het programma.  

Focus Vlaams Natura 2000 programma 2016–2020

Omdat Vlaanderen in 2020 aan Europa moet rapporteren, loopt de eerste cyclus van het Vlaams Natura 2000-programma van 2016 tot 2020. Op het moment van publicatie van dit voortgangsdocument bestaat er nog geen nieuw Vlaams Natura 2000-programma voor de volgende planperiode (2021-2026), zodat het bestaande programma volgens de regelgeving geldig blijft.  

Voor deze eerste cyclus is vertrokken van de Europese Biodiversiteitsstrategie 2020 en van het Pact 2020. In het Vlaams Natura 2000-programma zijn een bindende en een richtinggevende taakstelling geformuleerd als een gefaseerd kader voor de realisatie van de doelen.

Het bindend deel van de taakstelling in het Vlaams Natura 2000-programma omvat:

  • het stoppen of vermijden van de verdere achteruitgang van Europees te beschermen habitattypes of soorten (stand still);
  • dat 16 van de 47 Europees te beschermen habitattypes in een gunstige staat verkeren of zijn verbeterd ten opzichte van 2007 (zie bijlage 5 van het Vlaams Natura 2000-programma).

Het bindend deel van de taakstelling moet tegen 2020 worden gerealiseerd.

Het richtinggevende deel van deze taakstelling omvat:

  • dat tegen 2020 voor alle Europees te beschermen habitattypes en soorten samen 70% van de inspanningen operationeel zijn, zodat alle habitats en soorten in een gunstige staat van instandhouding kunnen worden gebracht tegen 2050. Voor soorten die extra oppervlakte leefgebied nodig hebben, moet een derde van de extra oppervlakte gerealiseerd zijn door inrichting en beheer.

De maatregelen nodig om het richtinggevende deel van de taakstelling te realiseren, kunnen al in deze planperiode opgestart worden of, indien al in planning of uitvoering, verder lopen. Deze maatregelen moeten niet noodzakelijk afgerond zijn tijdens de looptijd. In de inspanningsmatrix (hoofdstuk 4 van het voortgangsdocument) is voor elke actie aangegeven of deze behoort tot het bindend of het richtinggevend deel van taakstelling van het Vlaams Natura 2000-programma.

Doelstelling van het voortgangsdocument

Het voortgangsdocument wordt opgemaakt met het oog op:

  • het gradueel realiseren van de S-IHD;
  • het vermijden of stoppen van de verslechtering van de Europees te beschermen habitats en de leefgebieden van Europees te beschermen soorten;
  • het vermijden of het stoppen van de betekenisvolle verstoring van de Europees te beschermen soorten.

Het Agentschap voor Natuur en Bos (hierna: het ANB) maakt het voortgangsdocument op en beheert het. Dit voortgangsdocument beschrijft de inspanningen die volgens de inventaris hiervan in 2017 geleverd worden door de organisaties voor wie het beheren en ontwikkelen van natuur een maatschappelijke opdracht is. Dit zijn het ANB, de verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen. Tevens biedt het een overzicht van de openstaande taakstelling en van de acties die, volgens de huidige plannen en inzichten, nodig zijn voor de realisatie ervan. Zo vormt het voortgangsdocument het vertrekpunt en de inspiratiebron voor het bereiken van de doelen voor iedereen die daaraan kan bijdragen.

Situering van het SBZ

2 Taakstelling

Voor elke SBZ werden door de Vlaamse Regering de specifieke doelen voor Europees te beschermen habitats en soorten en de prioritaire inspanningen vastgesteld in een S-IHD-besluit. Deze doelen worden in dit voortgangsdocument weergegeven in hoofdstuk 2.1. Deze zijn daarbij geclusterd in landschapstypes. Per Europees te beschermen soort en habitat zijn het gebiedsgericht kwantiteitsdoel (populaties of oppervlakten) en kwaliteitsdoel beschreven. Hoofdstuk 2.2 geeft prioritaire inspanningen weer, die in het S-IHD-besluit vastgesteld zijn voor het realiseren van de doelen. 

2.1 Doelen

Legende bij de oppervlakte-, populatie- en kwaliteitsdoelen

Symbool

Omschrijving

+

Het doel is een stijging van de oppervlakte of populatiegrootte / een verbetering van de kwaliteit.

=

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit.

=/+

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit met lokale uitbreidingsmogelijkheid.

=/-

Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte / het behoud van de kwaliteit met lokale inkrimpingsmogelijkheid.

In onderstaande tabel met de doelen voor het SBZ worden doelstellingen voor enerzijds het gedeelte dat habitatrichtlijngebied is en anderzijds het gedeelte dat 'zuiver vogelrichtlijngebied' (lees: enkel vogelrichtlijngebied en geen habitatrichtlijngebied) is, niet onderscheiden, maar geïntegreerd. Aan de drie criteria die tegelijk vervuld dienen te zijn om deze doelen voor beide ruimtelijk afgebakende gebieden van elkaar te onderscheiden, werd immers niet voldaan. De drie criteria zijn: 

  • het zuiver vogelrichtlijngebied handelt over een relevante oppervlakte; 

  • het betreft in dit gebied relevante doelstellingen doelen en; 

  • de doelen die in het gedeelte dat zuiver vogelrichtlijngebied is, gerealiseerd dienen te worden, zijn (reeds in dit stadium) bekend.] 

Dit habitatrichtlijngebied ontleent zijn naam aan de unieke ligging ter hoogte van de overgang van (leemhoudende) zandgronden van de Kempen in het noorden naar de rijkere, Haspengouwse leemgronden in het zuiden. Tussenin zijn vochtige tot natte zandleembodems en natte leembodems terug te vinden voornamelijk in de valleien van waterlopen.

Deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide, deelgebied 2 – Munstervallei en Bonijterbos, deelgebied 6 – Vallei van de Zutendaalbeek ter hoogte van het Albertkanaal, deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg, en deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek liggen in de noordelijke helft van de SBZ en worden gekenmerkt door een mozaïek van enerzijds droge en anderzijds vochtige tot natte zandgronden in de beekvalleien van de Munsterbeek, Roelerbeek, Oefaartloop, Zutendaalbeek en Bezoensbeek. Deze bodems zijn ook terug te vinden in de noordelijke helft van deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos en in deelgebied 9 – Kiewit bij Lanaken. In de zuidelijke helft van deelgebied 5 (Domeinbos Groenendaal, Noterbos) zijn meer vochtige tot natte zandleembodems terug te vinden met daarnaast ook natte leembodems ter hoogte van de Wilderbeek, Krombeek en Meersbeek.

Deze SBZ omvat dus een mozaïek aan natuurlijke bodemtypes en een gradiënt van drogere (leemhoudende) zandbodems in het noorden naar meer vochtig tot natte (zand)leembodems in het zuiden. Deze mozaïek wordt weerspiegeld in het voorkomen van verschillende Europees te beschermen habitattypes.

De taluds langs het Albertkanaal zijn geologisch gezien heel bijzonder. Door het ingraven van het Albertkanaal in het omliggende landschap is een unieke situatie ontstaan waarbij op een dwarssectie binnen de talud verschillende geologische lagen aan het oppervlak kunnen komen. De dagzomende lagen zijn het Krijt, Tertiaire zanden, grinden en eolische afzettingen. Deze lagen verschillen op fysisch-chemisch vlak sterk van elkaar. Dit wordt vertaald in een mozaïek van verschillende vegetatietypes.

Bij het formuleren van de doelstellingen voor de Europees te beschermen habitattypes hieronder zal een opdeling worden gemaakt tussen twee landschapsclusters. Enerzijds ‘Overgang Kempen-Haspengouw’. Deze cluster wordt verder onderverdeeld in twee gebieden: de Kempense zandgronden in het noorden van de SBZ en de vochtige tot natte (zand)leembodems in het zuiden van de SBZ. Anderzijds zullen doelstellingen worden geformuleerd voor de habitattypes op de unieke bodems van ‘De taluds van het Albertkanaal’.

Overgang Kempen-Haspengouw

(a) De Kempense zandgronden in het noorden van de SBZ
Tot dit gebied behoren in feite alle deelgebieden met uitzondering van deelgebied 3 – Taluds van Albertkanaal bij Kesselt, deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt (zie Landschap : Taluds van het Albertkanaal), en deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos ten zuiden van het Munsterbos (nl. het Domeinbos Groenendaal en het Noterbos).

De habitattypes in dit geografisch gebied, komen typisch voor op voedselarme, droge bodems: duin- en heidehabitats (2330, 4030, 5130), heischrale graslanden op arme bodems (6230_ha/hn) en droge loofbossen (9120, 9190). Gezien de vele beekvalleien in deze regio komen er echter ook een aantal waterafhankelijke habitattypes voor zoals oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren (3130), eutrofe meren (3150), vochtige heide (4010), vochtige heischrale graslanden (6230_hmo), overgangs- en trilveen (7140) en broekbossen (91E0).

De droge duin-, gras- en heidehabitats (2330_bu, 4030, 5130, 6230_ha)

Deze habitats in de heidesfeer komen op de Kempense zandgronden voor als versnipperde en (sterk) verboste relicten. In totaal wordt er een extra oppervlakte van 6 ha van deze habitattypes voorzien. Hiervan is 4 ha toename van bestaande Jeneverbesrelicten op de droge zandgronden in deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg en deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek. Wat betreft kwaliteitsverbetering van droge duin-, gras- en heidehabitats in het algemeen zijn het tegengaan van spontane successie (verbossing, vergrassing) en het realiseren van meer sleutelsoorten prioritaire doelen. Tegengaan van successie kan door dynamiek in het systeem toe te laten (door bv. natuurgericht beheer). Overgangen tussen open heidehabitats en boshabitats zijn bij voorkeur geen scherpe randen maar ijle bossen met een ondergroei van heide. Realisatie van open, zonbeschenen plekken in droge loofbossen draagt tevens bij tot kwaliteitsverbetering van droge heide en heischrale graslanden. De heidevegetatie is op deze plekken immers goed gebufferd en kan zich dus ten volle ontwikkelen.

Voor Jeneverbesstruweel is het essentieel om nieuwe struiken aan te planten en open grond te creëren om de bestaande relictpopulaties te versterken en te verjongen. Daarnaast kan het vrijstellen van Jeneverbesstruiken om de lichtcondities te verbeteren bijdragen tot een betere kwaliteit van dit unieke habitattype.
Bovenstaande oppervlaktetoenames en kwaliteitsverbeteringen zullen extra leefgebied betekenen voor habitattypische soorten als Heivlinder, Groentje, Veldkrekel, Heidesabelsprinkhaan, Hazelworm, Levendbarende hagedis enzovoort. Specifieke aandacht dient te gaan naar het verbinden van heiderelicten, zowel op grote als op kleine schaal binnen dit volledige SBZ, zodat uitwisseling mogelijk is tussen verschillende populaties.  

De droge loofboshabitats (9120, 9190)

Loofbos komt, met uitzondering van het Munsterbos in deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos, versnipperd en in beperkte oppervlakte voor in alle deelgebieden op de Kempense zandgronden. Landschapsecologische versterking van de bossen via bosomvorming en/of bosuitbreiding is dus aangewezen. Het behoud en de verdere ontwikkeling van bosecologische bolwerken moet tevens zorgen voor lange termijngaranties voor stabiele populaties van de bijlagesoorten Bechsteins vleermuis, Zwarte specht, Middelste bonte specht en Wespendief, en andere habitattypische soorten.

Volgende methoden kunnen de realisatie van deze boskernen bewerkstelligen:

  • Omvorming van niet-habitatwaardige bossen. In de door de Vlaamse overheid beheerde bossen en bossen in beheer van erkende natuurverenigingen (bv. Natuurpunt, Orchis) worden maatregelen voorzien welke tot bijkomend habitat zullen leiden. Op deze plaatsen wordt gestreefd naar een omvorming van 80 – 100 % van het niet-habitatwaardig bos. In gemeentebossen en privé-bossen wordt 20 % omvorming nagestreefd (volgens Criteria Duurzaam Bosbeheer). In totaal betreft de omvorming naar loofboshabitats in dit gebied 61 ha.
  • Effectieve bosuitbreiding. Er wordt een realisatie van een ‘nieuw’ droog loofbos nagestreefd in het noordelijk deel van de SBZ. Richtwaarde voor bosuitbreiding is 9 ha.

Door deze omvormingen en bosuitbreidingen zal er in dit gebied 70 ha extra oppervlakte droog loofbos gerealiseerd worden. Hierdoor kan het MSA voor 9120 in deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos (40 ha) worden bereikt en wordt een grote loofboskern gecreëerd in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide (30 ha). Kleine boskernen worden door deze oppervlakte verbonden en versterkt (o.a. deelgebied 2 – Munstervallei en Bonijterbos, deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg, deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek en deelgebied 9 – Kiewit bij Lanaken). Door deze versterkingen zullen kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten, die zich in geïsoleerde bosfragmenten bevinden, minder kans hebben om lokaal uit te sterven.

Daarnaast zal de extra oppervlakte loofbos bijdragen tot de buffering van het grondwater, waterlopen (bv. Zutendaalbeek in deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg), open water (deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos) en graslandhabitats (bv. dotterbloemgraslanden in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide).

Binnen de grote boscomplexen dient aandacht besteed te worden aan de realisatie van open plekken (10 – 15 % van de bosoppervlakte) in de heidesfeer (4030, 6230_ha/hn). Door de bufferende werking van het omringende bos hebben deze open plekken een uitgelezen potentie om uit te groeien tot goed ontwikkelde habitatkernen. Op de bosranden is het van belang om gevarieerde randen met geleidelijke overgangen naar heide, heischrale vegetaties of open graslanden (bv. rbb_hc) te voorzien.

Door het toepassen van een natuurgericht bosbeheer of, in het kader van bosreservaten, een nulbeheer (met uitzondering van exotenbestrijding), zal het aandeel dood hout, de habitatstructuur, gevarieerde randen en open plekken op termijn toenemen, en invasieve exoten afnemen. Kwaliteitsverbetering is noodzakelijk om habitatsoorten als Zwarte specht (voorkeur voor gemengde bosstructuur met veel dik hout en open plekken), Middelste bonte specht (voorkeur voor open plekken, veel dood, staand en dik hout) en Europees te beschermen vleermuizen (o.a. Bechsteins vleermuis, Rosse vleermuis, …) duurzaam te behouden.

De habitattypes in de vochtige tot natte sfeer (3130, 3150, 4010, 6230_hmo, 7140, 91E0)

Deze habitattypes komen voor in de vele beekvalleien (Munsterbeek, Roelerbeek, Oefaartloop, Zutendaalbeek, Bezoensbeek) en in/rond vijvercomplexen op vochtige tot natte zandgronden. Het gaat hoofdzakelijk om versnipperde relicten. In combinatie met deze habitattypes komen volgende regionaal belangrijke biotopen voor: dotterbloemgrasland (rbb_hc), grote zeggemoeras (rbb_mc), kleine zeggevegetaties (rbb_ms), rietland (rbb_mr), wilgenstruweel (rbb_sf en rbb_so) en gagelstruweel (rbb_sm).
In de beekvalleien in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide (Munsterbeek, Roelerbeek, Oefaartloop) en deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek (Bezoensbeek) wordt de realisatie van een laagveenlandschap tot doel gesteld. Hiertoe worden oppervlaktetoenames nagestreefd van overgangs- en trilveen, vochtig heischraal grasland en broekbos. In totaal gaat het om een extra oppervlakte van 28 ha in deze twee deelgebieden. Voor natte heide wordt een toename van 5 ha in DG5 als doel gesteld, naast het kwalitatieve herstel van relicten in DG 1 en 6 De broekbossen hebben als doel het laagveenlandschap en de waterlopen te bufferen, en een ecologische corridor te vormen voor habitattypische soorten. Daarnaast wordt nog 4 ha extra broekbos nagestreefd in deelgebied 2 – Munstervallei en Bonijterbos, deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg en deelgebied 9 – Kiewit bij Lanaken.
Om de bovenstaande habitats en de relictpopulaties in voldoende mate te bufferen en te verbinden, moet een toename van dit complex met habitats en regionaal belangrijke biotopen worden nagestreefd. Er wordt vooral ingezet op een afwisseling van dotterbloemgraslanden (rbb_hc), zeggevegetaties (rbb_ms en rbb_mc) en rietland (rbb_mr). Deze beekdalen met kalkrijk kwelwater en een mozaïek van verschillende open en gesloten, vochtige, bloemrijke vegetatietypes vormen uitstekende leef- en foerageergebieden voor andere andere libellen, Moerassprinkhaan, Kleine ijsvogelvlinder, amfibieën, vleermuizen (Rosse vleermuis, Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis, …) en vogelsoorten als Woudaap, Roerdomp, IJsvogel en Blauwborst.

Specifiek beheer met aandacht voor het bestrijden van successie, maar ook buffering en het herstel van de natuurlijke waterhuishouding zullen zorgen voor een verbetering in kwaliteit van deze habitats in het laagveenlandschap.
Wat betreft de waterhabitats wordt een toename van 1 ha 3130 vooropgesteld in het vijvercomplex van het Munsterbos (deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos). Om dit vijvergebied en het vijvergebied rond het kasteel van Groenendaal als leef- en foerageer- of overwinteringsgebied aantrekkelijker te maken voor moerasvogels als Woudaap (1 broedpaar), Roerdomp, Blauwborst, IJsvogel wordt een kwaliteitsverbetering van 3130 en 3150, optimaal voedselaanbod en waterkwaliteit, en goed ontwikkeld rietland (rbb_mr) langs de vijveroevers nagestreefd in combinatie met wilgen- (rbb_so en rbb_sf) en gagelstruweel (rbb_sm).

Essentiële voorwaarden voor beken in het noorden van de SBZ om Beekprik te kunnen herbergen tenslotte, zijn een goede waterkwaliteit en een natuurlijke, gebufferde beekstructuur. Dit noodzaakt het beperken van lozingen van ongezuiverd afvalwater, het verwijderen van overstorten en inbuizingen, en het herstellen van de natuurlijke meandering. Daarnaast is het verwijderen van vismigratieknelpunten belangrijk om tot een goede staat van instandhouding te komen voor deze kwetsbare vissoort.

 

(b) Vochtige tot natte (zand)leembodems in het zuiden van de SBZ
Tot dit gebied behoort hoofdzakelijk het zuidelijk gedeelte van deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos, meer bepaald het Domeinbos Groenendaal en de Krombeekvallei.

In dit gebied komen vegetatietypes voor die het goed doen op vochtige, meer voedselrijke bodems: voedselrijke ruigtes (6430), graslanden met Molinia (6410), schrale hooilanden (6510), wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen (9160) en alluviale bossen (91E0). Toch komen ook habitattypes voor die in meer droge omstandigheden te verwachten zijn. Een voorbeeld hiervan zijn zuurminnende beukenbossen (9120) ter hoogte van het Domeinbos Groenendaal (deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos).

Het uiteindelijke doel voor dit gebied is de realisatie van voldoende grote boskernen (9160) met in de randen waardevolle struwelen zoals doornstruweel (rbb_sp) en goed ontwikkelde en soortenrijke vegetaties van boszomen (6430_bz). Een extra oppervlakte 9160 wordt nagestreefd (30 ha) langs de Wilderbeek en de Krombeek ter vorming twee grote boskernen groter dan 15 ha (MSA). Nitrofiele boszomen (6430_bz) worden voorzien over een totale lengte van 1,5 km in het Noterbos en het Domeinbos Groenendaal.
Deze doelstellingen leveren extra leefgebied op voor Zwarte specht en Middelste bonte specht, Spaanse vlag, Grauwe klauwier en verschillende insectivore vleermuissoorten.
Langs de Wilderbeek en de Krombeek en ten zuiden van de Munsterbeek worden goed ontwikkelde voedselrijke ruigtes 6430_hf) tot doel gesteld. Een beperkte toename ( 1 ha) door omvorming van populierenaanplant van dit habitattype wordt voorzien op de natte leembodems langs de Wilderbeek (deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos).

In de randen van de bossen of tussen de boscomplexen wordt gestreefd naar waardevolle mozaïeken van open, bloemrijke gras- en hooilanden (6230_ha, 6410, 6510). Hiertoe wordt in totaal een extra oppervlakte van 19,5 ha vooropgesteld, hoofdzakelijk in het noorden van het Noterbos en langs de Wilderbeek ten westen van het Domeinbos Groenendaal. Regionaal belangrijke biotopen (rbb_hc, rbb_sp) versterken deze mozaïek (5 – 10 ha) en zorgen voor een geleidelijke overgang naar bos. Deze open, bloem- en insectrijke graslanden met structuurrijke overgangen naar regionaal belangrijke biotopen en boshabitats vormen een geschikt leefgebied, Spaanse vlag en insectivore vleermuissoorten.

Habitats - Overgang Kempen-Haspengouw

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
2330_bu - Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen_subtype buntgrasverbond Omschrijving

Actueel: < 0,1 ha
Toename: 0.5 ha
Toekomstig: 0.5 ha
Doel: Toename met 0,5 ha door omvorming van bos in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide, deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg en deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek.

Een goede structuurvariatie van de habitats met zoveel mogelijk open (stuivend) zand en het behoud van de typische buntgrasvegetatie, mostapijtjes en korstmosvegetatie. Zo beperkt mogelijke boomopslag en buffering tegen eutrofiëring. Creëren van naakte bodem afgewisseld met een gevarieerde ouderdom van struikheide in psammofiele heide.

Doel + +
3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea, subtype 3130_aom oeverkruidgemeenschappen (Littorelletea) Omschrijving

Actueel: 0,4 ha
Toename: tot 1 ha
Toekomstig: 1ha
Doel: Toename van de actuele oppervlakte in deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos door omvorming.

De vijvers zijn grotendeels vrij van slib en organisch sediment. Helder, zeer zwak tot matig gebufferd en min of meer nutriëntenarm water met een lage stikstof- en fosforconcentratie en een matig zure tot circumneutrale pH. Belangrijk is het toepassen van vijverbeheer met cycli van droogzetten en opnieuw opvullen om de nodige dynamiek in het systeem te brengen, pionierscondities te creëren en de voedselrijke sliblaag te verkleinen. Eutrofiëringsbronnen (bv. afvalwaterlozingen stroomopwaarts) wegnemen en inlaten van voedselarm, gebufferd grondwater (geen mineraalrijk water). Creëren van een voldoende open vijverlandschap waar windwerking mogelijk is. Hiertoe is een grote afstand tussen de oever en de bomenrijen aan de zuidwestzijde van de plas noodzakelijk.

Doel + +
3150 - Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition Omschrijving

Actueel: 1 ha
Doel: Behoud en lichte toename van de actuele oppervlakte in de vijvers en plassen in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide en in het vijvercomplex van deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos voornamelijk door verbetering van de kwaliteit.

Helder, matig nutriëntenrijk (niet hypertroof) water met een matige stikstof- en fosforconcentratie en een min of meer neutrale tot matig alkalische pH. Groeiomstandigheden creëren voor sleutelsoorten door accumulatie van slib te vermijden, realiseren van een goede waterhuishouding, waterverontreiniging en afvalwaterlozing tegen gaan.

Doel + +
4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Omschrijving

Actueel: 3 ha (relictsituaties)
Toename: 5 ha
Toekomstig: 8 ha
Doel: toename met 5 ha in deelgebied 5 (Munsterbos), daarnaast het kwalitatieve herstel van relicten (vaak in gradiënt met 7140, 6230_hmo) in deelgebieden 1 en 6.

Bij realisatie van deze vegetatie moet specifieke aandacht gaan naar herstel van de natuurlijke hydrologie (tegengaan van verdroging), buffering tegen externe invloeden (verzuring, vermesting), en een geschikt beheer (extensief maai- of begrazingsbeheer, plaggen, kappen).

Doel = +
4030 - Droge Europese heide Omschrijving

Actueel: 7 ha
Behoud en kwalitatief herstel bestaande oppervlakte
Doel: Behoud en kwalitatief herstel van bestaande habitatvlekken én toename samen met vooral habitattype 5130, maar ook met 2230_bu en 6230_ha tot een geclusterde heideoppervlakte. Deze ‘heidekernen’ situeren zich in deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg en deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek. Overige kunnen ontwikkeld worden als open plekken in het bos , (9120 en 9190; bv. deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide, deelgebied 2 – Munstervallei en Bonijterbos en deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos.

Nastreven van droge heide met een goede structuurvariatie, een beperkte boomopslag (< 20 %), en een aantal typische heidesoorten. De verschillende habitatvlekken en de omliggende open plekken in de bossfeer (9120, 9190) dienen via corridors met elkaar verbonden te zijn. Het zorgen voor voldoende dynamiek onder de vorm van specifiek heidebeheer levert kwaliteitsvolle droge heide op.

Doel + +
5130_hei – Juniperus communis-formaties in heidevelden of op kalkgrasland_Variant: jeneverbesstruweel in heide Omschrijving

Actueel: 3 ha
Toename: 4 ha
Toekomstig: 7 ha
Doel: Toename door omvorming van naaldbos in deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg en deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek.

Realiseren van een goede kwaliteit door intensief beheer gericht op natuurlijke verjonging en op het terugdringen van boom- en struikopslag. Dit is essentieel om op lange termijn een duurzame populatie te handhaven. Het open houden van de vegetatie zal kansen bieden voor droge Europese heide om zich te ontwikkelen.

Doel + +
6230_ha – Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa)_Soortenrijke graslanden van het struisgrasverbond Omschrijving

Actueel: 0,4 ha
Toename: 1,5 ha
Toekomstig: 1,9 ha
Doel: Toename met 1,5ha door omvorming van naaldhout in deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos (zowel in het Munsterbos als op leembodems in het Domeinbos Groenendaal).
Toenamevan dit habitattype kan daarnaast gerealiseerd worden door open plekken te creëren in droge loofbossen (9120, 9190).

  • Realiseren van een goede staat van instandhouding door het nastreven van < 5 % verbossing/verstruweling en een toename van de bedekking en het aantal sleutelsoorten.
  • Versterking door aanleg van zonbeschenen open plekken in de droge loofbostypes (9120/9190).

Doel + +
6230_hmo - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa)_vochtige heischrale graslanden Omschrijving

Actueel: 0 ha
Toename: 3,5 ha
Toekomstig: 3,5 ha
Doel: Toename met 3,5ha door omvorming van bestaande graslanden langs de Munsterbeek en de Oefaartloop in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide. Deze graslanden maken deel uit van het laagveenlandschap.

Bij realisatie van deze vegetatie moet specifieke aandacht gaan naar herstel van de natuurlijke hydrologie, buffering tegen externe invloeden (verzuring, vermesting), en een geschikt beheer (extensief maai- of begrazingsbeheer, plaggen, kappen).

Doel + +
6230_hn - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa)_droge heischrale graslanden Omschrijving

Actueel: 0,1 ha
Doel: Behoud en toename door open plekkenbeheer (10 – 15 %) in droge loofbossen (9120, 9190).

Streven naar een voldoende staat van instandhouding door het verbeteren van de horizontale structuur, het nastreven van een hogere bedekking van soorten > 60 cm, het nastreven van 5 - <10 % verruiging en 5 – 10 % verbossing/verstruweling en een toename van de bedekking en het aantal sleutelsoorten. Versterking door aanleg van zonbeschenen open plekken in de bostypes 9120/9190.

Doel + +
6410_mo – Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (EUMolinion)_blauwgrasland Omschrijving

Actueel: 1 ha
Toename: 0,5 ha
Toekomstig: 1,5 ha
Doel: Toename met 0,5 ha door omvorming van bos/grasland in natuurbeheer op de hellingen in het zuiden van het Noterbos op plaatsen met uittredend kwel (deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos).

Behouden van de natuurlijke waterhuishouding (kwantitatief en kwalitatief) en gericht verschralend hooilandbeheer. Buffering en tegengaan van beschaduwing door struik- en boomopslag (kappen).

Doel + +
6430_hf – Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones_subtype moerasspireaverbond Omschrijving

Actueel: 11 ha
Toename: 1 ha
Toekomstig: 12 ha
Doel: Toename in deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos door omvorming van populieraanplanten. In het Noterbos en het Domeinbos Groenendaal wordt 1,5 km nitrofiele boszomen (6430_bz) nagestreefd.

Een voldoende staat van instandhouding moet worden nagestreefd. Essentieel hierbij is gericht ruigtebeheer aangewezen: aanpakken van spontane successie (verruiging < 30 %) en van invasieve exoten (< 10 %) door periodiek te maaien. Verwijdering van populieraanplanten, verbetering van waterkwaliteit en herstel van natuurlijke beekdynamiek leidt tot kwaliteitsverbetering. Ook verruiging als gevolg van eutrofiëring (overstroming met vervuild water, inspoelen van meststoffen uit de omgeving, …) dient aangepakt te worden.

Doel + +
6510_hu - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis), subtype Glanshavergraslanden (Arrhenaterion) Omschrijving

Actueel: 4 ha
Toename: 14 ha
Toekomstig: 18 ha
Doel: Toename door omvorming van bos/ graslanden in natuurbeheer op de vochtige tot natte zandleembodems ten noorden van het Noterbos in complex met 6410, 6430_hf, 6430_bz en 9160, en met 5 ha door omvorming langs de Wilderbeek in overgang naar 6430_hf, 6430_bz, rbb_hc, rbb_sp en 9160. In deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide wordt een extra toename (4 ha door omvorming) glanshavergrasland vooropgesteld op droge tot vochtige zandgronden.

Nastreven van een goede staat van instandhouding in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide door aanpakken van verruiging (< 10 %) en verbossing/verstruweling (< 5 %) via natuurgericht beheer. In deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos en deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek moet een voldoende staat van instandhouding worden nagestreefd. Dit kan door specifieke aandacht voor een gelijkmatige verdeling van hoge, middelhoge en lage grassen met een frequentie en bedekking van sleutelsoorten (50 – 70 %) door te maaien, en door eveneens verbossing (5 – 10%) en verruiging (10 – 30 %) aan te pakken. Goed ontwikkelde graslanden die niet aangerijkt worden, niet behandeld worden met herbiciden, en gebufferd zijn tegen externe invloeden (o.a. door rbb_sp en rbb_hc). Bestaande soortenrijke graslanden kunnen relatief gemakkelijk omgevormd worden naar het Glanshaververbond. Randvoorwaarden zijn stopzetting van bemesting en een aangepast maaibeheer. Ook kan dit type bekomen worden vertrekkend vanuit minder intensief bemeste akkers en door in het begin een maairegime met hoge frequentie aan te houden.

Doel + +
7140_meso - Overgangs- en trilveen_ mineraalarm, circum-neutraal overgangsveen Omschrijving

Actueel: 1 ha
Toename: 3 ha
Toekomstig: 4 ha
Doel: Toename door omvorming op de veenbodems langs de Roelerbeek in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide en langs de Bezoensbeek in deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek.

Streven naar een voldoende staat van instandhouding met moslaag > 70 %, strooisellaag < 10 %, verruiging/vermossing/vergrassing < 10 %, verbossing < 10 %, met een goede soortensamenstelling en een voorkomen van > 70 % sleutelsoorten. Buffering tegen eutrofiëring en verzuring (voldoende voedselarme waterlichamen), herstel natuurlijke hydrologie en toelaten natuurlijke winddynamiek zijn essentieel.

Doel + +
9120 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) Omschrijving

Actueel: 90 ha
Toename: 22 ha
Toekomstig: 112 ha
Doel: Toename met 22 ha met als richtwaarde voor bosuitbreiding 14 ha.

Doel: Streven naar een goede tot uitstekende staat van instandhouding in bestaande grote boshabitatkernen en voldoende tot goede staat van instandhouding in bestaande kleinere boskernen. Verhoging van de structuurdiversiteit met heterogene leeftijdsopbouw, boszomen (min. 25 % van de bosranden) en open plekken (10 – 15 %). De open plekken bestaan bij voorkeur uit 4030/6230 en worden in brede mantel-zomen ingebed in het boscomplex. Geleidelijke en structuurrijke overgangen met open habitats worden ook nagestreefd. Verhoging van het aandeel dood hout en de hoeveelheid dik dood hout, en aanpakken van verstoring door invasieve exoten (o.a. Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers). Wegens de lange ontwikkelingsduur van boshabitats zal een goede staat van instandhouding naar verwachting pas over een aantal decennia realiseerbaar zijn.

Doel + +
9160 - Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli Omschrijving

Actueel: 24 ha
Toename:30 ha
Toekomstig: 54 ha
Doel: Toename met 30 ha , met als richtwaarde voor bosuitbreiding 11 ha, in het Domeinbos Groenendaal en in het Noterbos.

Streven naar een goede staat van instandhouding: degelijke heterogene leeftijdsopbouw, aanwezigheid van voldoende en open plekken (5 - 15 %). Als open plekken worden bloemrijke graslanden en ruigtes (6410, 6430, 6510) behouden en versterkt. De bossen dienen een voldoende aandeel dood hout en hoeveelheid dik dood hout te bevatten, geen exoten en moeten gebufferd zijn tegen externe invloeden zodat de bedekking en het aantal sleutelsoorten kan toenemen (>70 % in de kruidlaag). De vegetatie heeft geleidelijke overgangen van kruidige delen (zoom) via struwelen (mantel) naar aangrenzend bos met de aanwezigheid van habitattypische plant- en diersoorten.

Doel + +
9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten Omschrijving

Actueel: 14 ha
Toename:48 ha
Toekomstig: 62 ha
Doel: Toename met 48 ha met als richtwaarde voor bosuitbreiding 2 ha. De grootste oppervlaktetoenames worden voorzien in deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos (25 ha).

Nastreven van een voldoende staat van instandhouding met goede staat met betrekking tot de habitatstructuur. Dit wil zeggen goed ontwikkelde structuurrijke eikenbossen met een degelijke heterogene leeftijdsopbouw, boszomen (min. 25% van de bosranden) en open plekken (10 - 15 %). De open plekken bestaan bij voorkeur uit habitattypes 4010/4030/6230 en zijn ingebed in brede mantel-zomen in het boscomplex. Geleidelijke en structuurrijke overgangen met open habitats (bv. rbb_hc) worden tot doel gesteld. Verhoging van het aandeel dood hout en de hoeveelheid dik dood hout, en aanpakken van verstoring door invasieve exoten (o.a. Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers). Deze laatsten zijn mede verantwoordelijk voor de lage bedekking van sleutelsoorten in de boom- en kruidlaag.

Doel + +
91E0 - Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) - alle subtypes Omschrijving

Actueel: 30 ha
Toename: 15 ha
Toekomstig: 45 ha
Doel (subtypes samen): Toename met 15 ha met als richtwaarde voor bosuitbreiding 6 ha. Op de vochtige tot natte leemgronden ten zuiden van de Munsterbeek (deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos) wordt een extra oppervlakte voorzien van 1 ha door omvorming en in combinatie met grote zeggenvegetaties (rbb_mc).

Doel: Bronzones met permanent uittredend bronwater van geschikte kwaliteit zijn maximaal aanwezig. Aangepaste waterhuishouding (waterkwaliteit en –kwantiteit), verhoging structuurdiversiteit met heterogene leeftijdsopbouw, meer dood hout, exotenverwijdering en buffering tegen externe invloeden (vnl. inwaai en inspoeling van nutriënten, verdroging, overstroming door vervuild beekwater) zijn essentieel. Afwisseling van voldoende open plekken met gesloten boshabitats is belangrijk om de corridorfunctie langs waterlopen te versterken en deze te bufferen. Als open plekken (5 - 15 %) worden bloemrijke hooiland- of ruigtevegetaties behouden en versterkt (6510, rbb_hc, rbb_mc, rbb_hf, 6430, 6510, en 7140).

Soorten - Overgang Kempen-Haspengouw

Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
Beekprik Omschrijving

Ontwikkeling van een populatie die voldoet aan een goede staat van instandhouding in de Zutendaalbeek, Bezoensbeek, Roelerbeek en Munsterbeek (50-200 ind/ha).

Bijkomende kwaliteitseisen ten opzichte van het habitattype 3260 inzake BZV, zuurstofgehalte en temperatuur en afwezigheid migratieknelpunten. Wegnemen van alle mogelijke vervuilingsbronnen. Vergroten leefgebied door het opheffen van vismigratieknelpunten (bodemvallen, stuwen, …). Buffering van de waterlopen waarin Beekprik voorkomt (bv. Door broekbossen). Herstel van de beektrajecten binnen de grenzen van de SBZ: Zutendaalbeek in deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg (830 m) en deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos (870 m), Bezoensbeek in deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek (2,4 km) en deelgebied 5 (844 m), de Munsterbeek/Roelerbeek/Oefaartloop in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide (3,8 km), en de Munsterbeek in deelgebied 5 (1,2 km). Vermijden van hoge piekdebieten en te frequente ruimingen. Herstellen van de natuurlijke beekstructuur met voldoende paai- en opgroeihabitats.

Doel =/+ +
Spaanse vlag Omschrijving

Minstens behoud van de soort op de actuele locaties met eventuele uitbreiding.

Aan het kwaliteitsdoel van deze soort wordt beantwoord door de voorziene kwaliteitsverbetering van thermofiele habitats (o.a. zongeëxposeerde (kalk)graslanden met struikopslag), ruigtes en van 9120 en 9160 met mantel-zoomvegetaties en nitrofiele boszomen (6430_bz).

Taluds van het Albertkanaal

Het dagzomen van verschillende geologische lagen, de verschillen in temperatuur op de noord- en zuidgerichte hellingen en het lokaal optreden van kwel op de taluds van het Albertkanaal resulteert in unieke abiotische condities die zich vertalen in een waardevolle mozaïek van verschillende habitattypes. Daarom worden de bermen als aparte landschapscluster beschouwd en worden er aparte doelstellingen voor geformuleerd.

Tot deze cluster behoren deelgebied 3 – Taluds van Albertkanaal bij Kesselt en deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt. De habitattypes die in deze cluster voorkomen en waar doelstellingen voor worden opgesteld zijn de volgende: 2330, 4030, 6210, 6230, 6410, 6510 en 7220.

Het algemeen doel voor deze cluster is het creëren van een mozaïek van open, zonbeschenen, bloemrijke gras- (6210, 6230, 6410) en hooilanden (6510) met lokaal waardevolle overgangen naar vegetaties in de heidesfeer (2330, 4030) en regionaal belangrijke biotopen (rbb_sp, rbb_kam). Op deze manier wordt de ecologische corridorfunctie van dit unieke lijnvormige landschapselement voor regionale en grensoverschrijdende verplaatsingen van verschillende doelsoorten versterkt. Deze complexen van graslandhabitats moeten zonbeschenen en kennen slechts een zeer beperkte bladinval. Om dit te realiseren op deze steile hellingen kan het noodzakelijk zijn om rond de graslandhabitats ruimte te voorzien om beschaduwing te voorkomen, best in de vorm van korte graslandvegetaties.

In totaal wordt een toename van 34,5 ha open (kalk)gras- en hooiland nagestreefd op de kanaalbermen. Een groot deel hiervan gebeurt door omvorming van opslag en struweel. Om deze bloem- en insectrijke gras- en hooilandhabitats te bufferen en om de overgangen naar bosranden en –zomen verder te ontwikkelen, wordt een toename van 5 – 10 ha regionaal belangrijke biotopen (rbb_hc, rbb_sp, rbb_kam) voorzien. Dit is noodzakelijk als extra leefgebied voor de grauwe klauwier en om tot aaneengesloten graslandmozaïeken te komen die duurzame populaties van habitattypische soorten (o.a. Klaverblauwtje, Dwergblauwtje, Boswitje, Bruin dikkopje, Veldparelmoervlinder, Sleedoornpage, sprinkhanen, spinnen, …) kunnen herbergen. Toename van bloemrijke graslanden (6210, 6230, 6410, 6510) in combinatie met halfopen (doorn)struweel- en boomopslag en kleinschalige landschapselementen zoals bosjes, houtkanten, struiken en struweel (met doornstruiken) betekent extra leef- en broedgebied voor grauwe klauwier (3 broedparen op de kanaalbermen). Het creëren of behouden van punt-, lijn- en vlakvormige landschapselementen zoals houtkanten, hagen en bomenrijen zijn tenslotte broodnodige structuren voor vleermuizen om zich te oriënteren en zich langs te verplaatsen.

Voor de open graslandhabitats in het algemeen moet gestreefd worden naar een beperkte boom- en struikopslag (o.a. Robinia) en dus het creëren van open en zonbeschenen hellingen. Ook buffering van deze habitats tegen externe invloeden (vermesting, verzuring, verstoring) is van belang om kwaliteitsverbetering van de voorkomende vegetaties te kunnen realiseren. Verder kan verbetering van de kwaliteit van bloemrijke graslanden bereikt worden door aangepast beheer (maaibeheer, begrazing door schapen, …). Het is van belang dit beheer uit te voeren rekening houdend met de levenswijze en specifieke habitatvereisten van habitattypische soorten (bv. behoud waardplanten voor dagvlinders, behoud bomenrijen en houtkanten voor vleermuizen, …).

Tenslotte zal het herstel van het droge tot vochtige, bloemrijke bocagelandschap op de kanaalbermen en het vermijden van chemische producten die een negatieve invloed hebben op de mestbewonende fauna [*], gezien deze het voedsel vormen van de doelsoorten. Dit biedt kansen voor een duurzame populatie Grauwe klauwier en vormt een ideaal foerageergebied vormen voor verschillende insectivore vleermuissoorten (bv. Laatvlieger, Gewone dwergvleermuis).

[*] Ontwormingsmiddelen met als werkzame stof avermectines hebben vermoedelijk een schadelijke werking op de mestfauna. Het beleidsdomein Landbouw en Visserij adviseert het gebruik van ontwormingsmiddelen op basis van andere werkzame stoffen (bvb.moxidectine, levamisol of pyrantel) die relatief ongevaarlijk zijn voor de mestfauna. Meer info in de brochure “Ontwormen met verstand – voor vee en natuur” van Natuurmonumenten en CLM

Habitats - Taluds van het Albertkanaal

Habitat Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + +
2330_dw – Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen_subtype Dwerghaververbond 2330_bu – Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen_subtype Buntgrasverbond Omschrijving

Actueel: max. 1 ha
Toename: 0,5 ha
Toekomstig: 1,5 ha
Doel: Toename van 2330_dw met 0,5 ha door omvorming op de profielloze, zandige tot grindhoudende bodems in de omgeving van de brug van Eigenbilzen en van de brug van Veldwezelt (deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt).
Behoud van het Buntgrasverbond (2330_bu) in mozaïek met 4030 op de zuidgerichte helling in deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt.

Dit habitat wordt zonbeschenen en kent slechts een zeer beperkte bladinval. Om dit te realiseren op deze steile hellingen kan het noodzakelijk zijn om rond de graslandhabitats ruimte te voorzien om beschaduwing te voorkomen, best in de vorm van korte graslandvegetaties. Een goede structuurvariatie van de habitats met een aandeel open zand om zo de typische vegetatie met kensoorten te kunnen behouden. Zo beperkt mogelijke boomopslag (kappen) en buffering tegen eutrofiëring. Creëren van naakte bodem afgewisseld met een gevarieerde ouderdom van struikheide in psammofiele heide.

Doel = +
4030 - Droge Europese heide Omschrijving

Actueel: max. 1 ha
Toename: 0 ha
Toekomstig: max1 ha
Doel: Behoud oppervlakte 4030 op de profielloze, zandige tot grindhoudende bodems in de omgeving van de brug van Eigenbilzen en van de brug van Veldwezelt (deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt).
Behoud van droge heide (4030) in mozaïek met Buntgrasverbond (2330_bu) op de zuidgerichte helling in deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt.

Zo beperkt mogelijke boomopslag (kappen) en buffering tegen eutrofiëring. Creëren van gevarieerde ouderdom van struikheide in psammofiele heide door beheermatregelen.

Doel + +
6210_hk – Droge half-natuurlijke graslanden en struikvormende facies op kalkhoudende bodems (Festuco-Brometalia) (prioritair habitat in gebieden waar opmerkelijke orchideeën groeien)_Kalkgrasland Omschrijving

Actueel: 0,1 ha
Toename: + 4,5 ha
Toekomstig: 4,6 ha
Doel: Toename met 4,5ha door omvorming van opslag en struweel op kalkhoudende bodems in deelgebied 3 – Taluds van Albertkanaal bij Kesselt en deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt.

Kwaliteitsverbetering is noodzakelijk want actueel komt het habitattype voor in slecht ontwikkelde staat (6210u_hk). Creatie van zonbeschenen, warme hellingen op kalkhoudende bodems met op sommige plaatsen beperkte boomopslag (< 20 %) waarop kalkminnende soorten en orchideeën zich kunnen herstellen (vnl. door schapenbegrazing). Realisatie van mozaïek van open kalkgrasland met verspreide doornstruwelen (rbb_sp), heggen en houtkanten.

Doel + +
6210_sk - Droge half-natuurlijke graslanden en struikvormende facies op kalkhoudende bodems (Festuco-Brometalia) (prioritair habitat in gebieden waar opmerkelijke orchideeën groeien)_Kalkrijk doornstruweel Omschrijving

Actueel: 0,2 ha
Toename: + 0,5ha
Toekomstig: 0,7 ha
Doel: Toename met 0,5ha door omvorming voornamelijk in deelgebied 3 – Taluds van Albertkanaal bij Kesselt. Hier komen actueel de kensoorten donderkruid, scherpe fijnstraal en wondklaver voor.

Het habitattype is actueel zwak ontwikkeld en bestaat uit verboste of verstruweelde relicten. Het doel is opnieuw herstellen van zonbeschenen, warme hellingen met een beperkte boomopslag (< 20 %) waarop typische orchideeënsoorten en andere kalkminnende soorten zich kunnen herstellen. Realisatie van mozaïek van open kalkgrasland met verspreide doornstruwelen (rbb_sp), heggen en houtkanten.

Doel = +
6230_hmo - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems_vochtige, heischrale graslanden Omschrijving

Actueel: 0,2 ha
Doel: Behoud van actuele oppervlakte in mozaïek met 2330_bu, 4030 en 6510_hu in deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt.

Streven naar een voldoende staat van instandhouding door het verbeteren van de horizontale structuur, het nastreven van een hogere bedekking van soorten > 60 cm, het nastreven van 5 - <10 % verruiging, 5 – 10 % verbossing/verstruweling, 30 - < 70 % vergrassing, 10 - 30% vervilting en een toename van de bedekking en het aantal sleutelsoorten. Gericht natuurbeheer (extensief maai- of begrazingsbeheer, plaggen, kappen) en herstel van de natuurlijke hydrologie.

Doel + +
6410_ve – Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (EUMolinion)_ veldrustype Omschrijving

Actueel: 0,4 ha
Toename: + 0,5 ha
Toekomstig: 0,9 ha
Doel: Toename met 0,5 ha door het kappen van boom- en struikopslag ter hoogte van de kwelzone op de noordgerichte kanaalberm in Eigenbilzen (deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt).

Goede staat van instandhouding waarbij het habitattype een voldoende aantal en bedekking van sleutelsoorten bezit en met een strooisellaag van < 10 %. Kwaliteitsverbetering is nodig voor het behoud van dit type met een goede soortenrijkdom.

Deze habitat of gradiëntvegetaties ervan worden niet beschaduwd en kennen slechts een zeer beperkte bladinval. Om dit te realiseren op deze steile hellingen kan het noodzakelijk zijn om rond de graslandhabitats ruimte te voorzien om beschaduwing te voorkomen, best in de vorm van korte graslandvegetaties. Herstel van de natuurlijke waterhuishouding (kwantitatief en kwalitatief), opheffen van drainagesysteem in de talud van het Albertkanaal en gericht verschralend hooilandbeheer. Buffering van het relict en tegengaan van beschaduwing door struik- en boomopslag (kappen).

Doel + +
6510_hu - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis), subtype Glanshavergraslanden (Arrhenaterion) Omschrijving

Actueel: 24 ha
Toename: 24 ha
Toekomstig: 48 ha
Doel: Toename met 24ha let als richtwaarde voor omvorming in deelgebied 3 – Taluds van Albertkanaal en deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt) 18ha, in combinatie met ijle boom- en struweelopslag (rbb_sp, rbb_kam).

Nastreven van een blijvende goede staat van instandhouding.

Deze complexen van graslandhabitats zijn zonbeschenen en kennen slechts een zeer beperkte bladinval. Om dit te realiseren op deze steile hellingen kan het noodzakelijk zijn om rond de graslandhabitats ruimte te voorzien om beschaduwing te voorkomen, best in de vorm van korte graslandvegetaties. Er moet gestreefd worden naar een verbossing/verstruweling van minder dan 5 % op sommige plaatsen. Op andere plaatsen lokaal boom- en struweelopslag toelaten. Ook verruiging (< 10 %) en de strooisellaag (< 10 %) moeten hier worden aangepakt door natuurgericht beheer. Goed ontwikkelde graslanden die niet aangerijkt worden, niet behandeld worden met herbiciden, en gebufferd zijn tegen externe invloeden (vermesting, verzuring). Omvorming van bestaande graslanden gebeurt door stopzetting van bemesting en aangepast maaibeheer.

Doel + +
6510_huk - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis), subtype kalkrijk kamgrasland (Galio- Trifolietum) Omschrijving

Actueel: 0 ha
Toename: 5 ha
Toekomstig: 5 ha
Doel: Realisatie van5 ha kamgrasvegetatie door omvorming van boomopslag en struweel; met soorten als kattendoorn, ruige weegbree en gulden sleutelbloem in de omgeving van de brug van Gellik (deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt; zie Indeherberg et al., 2003).

Goed ontwikkelde graslanden die niet aangerijkt worden, niet beschaduwd, met een minimale bladinval, niet behandeld worden met herbiciden, en gebufferd zijn tegen externe invloeden (vermesting, verzuring). Omvorming van bestaande graslanden gebeurt door stopzetting van bemesting en aangepast maaibeheer.

Doel = +
7220 – Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion) Omschrijving

Actueel: < 0,5 ha
Doel: De voorkomende relicten van kalktufbronnen behouden op de noord gerichte hellingen in deelgebied 4 – Taluds van Albertkanaal tussen Eigenbilzen en Veldwezelt.

Behoud of herstel van de huidige oppervlakte van dit habitattype moet nagestreefd worden. Minstens behoud van de voor dit habitat typische mossen en karakteristieke processen, en van een gunstige waterhuishouding en waterkwaliteit. Buffering van bronnen is noodzakelijk (bv. tegen slibafzetting).

Soorten - Taluds van het Albertkanaal

Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitdoelstelling
Doel + =/+
Bechsteins vleermuis Omschrijving

Uitbouw van een populatie in de oude boskernen van deelgebied 5-Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos.

Aan het kwaliteitsdoel van deze soort wordt beantwoord door de voorziene kwaliteitsverbetering voor de boshabitats (9120, 9160, 9190). Lijnvormige elementen zijn belangrijk als verbinding tussen foerageergebieden (structuurrijke bossen met een weelderige ondergroei). Een geschikt mantel-zoombeheer en kwalitatieve open plekken (graslandhabitats) zorgen voor een verrijking van het insectenaanbod.

Doel =/+ =/+
Brandts vleermuis/Gewone baardvleermuis Omschrijving

Behoud en uitbreiding van de
bestaande populatie.

Aan het kwaliteitsdoel van deze soort wordt beantwoord door de voorziene kwaliteitsverbetering voor de boshabitats (9120, 9160, 9190). Lijnvormige elementen zijn belangrijk als verbinding tussen foerageergebieden (structuurrijke bossen met een weelderige ondergroei). Een geschikt mantel-zoombeheer en kwalitatieve open plekken (graslandhabitats) zorgen voor een verrijking van het insectenaanbod.

Behoud van holle bomen en gradueel en oordeelkundig vervangen van oude, ongewenste loofboomsoorten uit parken, dreven en bossen. Specifieke inrichting van (kerk)zolders.

Doel =/+ =/+
Gewone dwergvleermuis, Kleine dwergvleermuis, Laatvlieger Omschrijving

Behoud en uitbreiding van de bestaande populatie.

Behoud van de bestaande kwaliteit, behoud en uitbreiding van connectiviteit tussen de gebieden. Zie ook kwaliteitsdoelstellingen voor ruige dwergvleermuis/watervleermuis. Specifieke inrichting van (kerk)zolders.

Doel + +
Rosse vleermuis, Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis Omschrijving

Aanwezigheid van zomerkolonies van de soorten, met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen. De aanwezigheid van duurzame populaties van deze soorten wordt nagestreefd.

Doel zomer: Voldoende staat van instandhouding. Streven naar een voldoende tot goede habitatkwaliteit

  • Verhoging van habitatkwaliteit in de bossen en insectenrijke graslanden en ruigtes (vrij van bestrijdingsmiddelen) in een omliggend landschap met kleine landschapselementen.
  • Creatie van geleidelijke bosranden, in het bijzonder nabij open waterpartijen. Behoud en verbetering kwaliteit waterpartijen.
  • De doelen worden gerealiseerd in het kader van de doelen voor de habitats 6430, 6510, 9120, 9160, 9190 en 91E0 en de realisatie van laagveenlandschappen.
  • Bijkomend aandacht voor behoud van bestaande verbindingen, en waar nodig uitbreiding van en verbinding tussen bossen en foerageergebieden.
  • Zowel zomerverblijven als foerageergebieden dienen als leefgebied een voldoende hoge kwaliteit te bezitten.

2.2 Prioritaire inspanningen

In samenhang met de hoger beschreven doelstellingen is in het S-IHD-besluit door de Vlaamse Regering een aantal prioritaire inspanningen vastgesteld. Dit is een globale omschrijving van de acties die noodzakelijk zijn voor de realisatie van deze doelstellingen. Voor de uitvoering van de prioritaire inspanningen zijn vaak meerdere acties nodig. Hoofdstuk 4 van dit voortgangsdocument (Inspanningsmatrix) geeft de concrete acties weer die uitvoering geven aan deze prioritaire inspanningen.

Inspanning Omschrijving Inspanning
PI 1 Herstel, verbinding en uitbreiding van habitattypes in de heidesfeer

Uitbreiding van deze habitattypes is noodzakelijk voor behoud areaal en om de connectiviteit (stapstenen) in het Natura2000-netwerk te kunnen waarmaken (verbinding soorten tussen de Kempen, Maasvallei richting Nederland en Wallonië.

Het herstel van habitattypes in de heidesfeer wordt voornamelijk gerealiseerd door kwaliteitsverbetering van open plekken in droge loofbossen (9120, 9190). De heidekernen (actueel 7,9 ha) worden verbonden via een netwerk bestaande uit kleinere stapstenen en corridors, die uitwisseling tussen populaties toelaten. Deze inspanningen worden grotendeels voorzien op gronden in eigendom van erkende natuurbeherende organisaties (bv. Munsterbos en De Hoefaart).

Heideherstel gebeurt door een combinatie van éénmalige inrichtingsmaatregelen gevolgd door regulier beheer afgestemd op het beoogde vegetatietype (bv. begrazing bij 4030 en 6230). Wat vochtige heide (4010) betreft dient specifieke aandacht besteed te worden aan een goede, natuurlijke waterhuishouding en intensief beheer. Dit naast een toename met 5 ha in deelgebied 5 (Munsterbos). Dit laatste geldt ook voor open graslanden op landduinen (2330).

Intensief beheer afgestemd op de ecologische vereisten van jeneverbes (5130) is in deelgebieden 7 en 8 noodzakelijk om een voldoende verjonging te realiseren en om verbossing van deze lichtminnende soort tegen te gaan. Het beperken van verzuring en vermesting door buffering, het afstemmen van recreatie op het beheer, het uitbreiden van de bestaande relicten en het nemen van milderende maatregelen (bv. plaggen, maaien, beschermen zaailingen zoals in deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek) zijn belangrijke maatregelen om deze, op Vlaams niveau erg waardevolle, populaties te herstellen.

PI 2 Versterken van de loofboshabitats

Voor de boshabitats wordt een betere structuurkwaliteit nagestreefd met voldoende dikke (dode) bomen, een goed ontwikkelde struik- en kruidlaag, en weinig exoten. Bijzondere aandacht gaat naar de creatie van open plekken (heide en heischraal grasland in 9120/9190 en graslanden/ruigtes/regionaal belangrijke biotopen in 9160) en goed ontwikkelde bosranden met mantels (rbb_sp) en zomen (6430_bz). Deze inspanningen leveren leefgebied op voor soorten als Spaanse vlag, kleine ijsvogelvlinder, grauwe klauwier en voor Europees te beschermen vleermuizen.

Door het toepassen van een bosbeheer, dat gericht is op het verhogen van natuurwaarden, in natuurreservaten, bosreservaten en domeinbossen wordt aan de kwaliteitsverbetering tegemoet gekomen. Het zijn maatregelen die reeds in veel beheerplannen voorzien zijn voor domeinen in eigendom van het ANB (bv. Domeinbos Groenendaal) of de erkende terreinbeherende natuurverenigingen (bv. Munsterbos, De Hoefaart). Bij andere openbare besturen en privébossen kan door het toepassen van verschillende bedrijfsvormen en de Criteria Duurzaam Bosbeheer (CDB) de kwaliteit eveneens verbeterd worden.

Daarnaast wordt de oppervlakte boshabitat uitgebreid via omvorming van actueel niet habitatwaardige bossen. Voor de bossen beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos en/of natuurbeherende verenigingen, wordt er van uitgegaan dat op termijn 80 – 100 % van de bosoppervlakte zal evolueren naar het gewenste habitattype door de toepassing van de beheervisie van het Agentschap en door uitvoering van beheerplannen. In de private bossen en gemeentebossen kan door omvorming bijkomend loofbos gerealiseerd worden via de toepassing van de Criteria Duurzaam Bosbeheer (20% van de bosoppervlakte).

Verwacht wordt dat hierdoor reeds aanzienlijke oppervlakten van de voorziene oppervlaktedoelstellingen voor de habitattypes 9120, 9160 en 9190 kunnen gerealiseerd worden. Voor broekbossen kan door omvorming een extra oppervlakte van 6 ha tot stand komen. Daarnaast zijn in de SBZ nog effectieve bosuitbreidingen nodig: richtwaarden 28 ha voor de loofbostypen en 9 ha voor broekbossen.

PI 3 Aanpakken van verdroging

Algemeen dienen in de SBZ inspanningen geleverd te worden om verdroging tegen te gaan. Er komen kwelzones voor met gebufferd, voedselarm grondwater waar specifieke habitattypes aan verbonden zijn (o.a. 3130, 4010, 6410, 7140, 7220, 91E0). De drainagekanalen op de taluds van het Albertkanaal bijvoorbeeld zorgen voor een snelle afvoer van het kwelwater. Dit bedreigt onder andere vochtige heischrale graslanden en waardevolle veldrusvegetaties. Door het opheffen van drainage op de kanaalbermen kunnen kwelzones uitbreiden en ontstaan er potenties voor kalktuf, kalkmoerassen en blauwgraslandvegetaties (cfr. de vaarttaluds van het kanaal Kortrijk-Bossuit te Moen). Verdroging van de waardevolle beekdalen door verhardingen stroomopwaarts vormt tenslotte een belangrijk aandachtspunt voor het herstel van beekprik en beekdalmozaïeken in deze SBZ.

Verder onderzoek is noodzakelijk naar de technische mogelijkheden en concrete afstemming van het peilbeheer, rekening houdend met andere aanwezige functies (waaronder landbouw) binnen en buiten de SBZ. Te onderzoeken maatregelen, welke kaderen in een algemener integraal waterbeheer, zijn onder meer aanpassing van drainage, hydrologische isolatie, inschakeling van overstromingsgebieden en verhoging van de bergingscapaciteit, en vertraagde oppervlaktewaterafvoer.

PI 4 Realisatie van een leefbare populatie Beekprik

Voor deze kwetsbare en veeleisende soort zijn gerichte beschermingsmaatregelen nodig. Zo dient speciale aandacht te worden besteed aan een verbetering van de waterkwaliteit door het aanpakken van lozingen van ongezuiverd afvalwater door weekendhuisjes, het verwijderen van overstorten en het bufferen van waterlopen tegen vermestingseffecten. Het tot stand brengen van meer paai- en opgroeihabitats door het verbeteren van de structuurkwaliteit en het opheffen van migratieknelpunten zijn bijkomende voorwaarden om een leefbare populatie te realiseren. Deze inspanningen zijn vooral van toepassing op de beeklopen waar beekprik actueel voorkomt of waar herstel van het vroegere leefgebied noodzakelijk is (o.a. Zutendaalbeek, Bezoensbeek, Roelerbeek, Munsterbeek).

Wat de migratieknelpunten betreft is tot op heden niet onderzocht in welke mate de onderleiders of sifons onder het Albertkanaal een harde barrière vormen voor beekprik. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat de uitstroomopening van de sifon onder alle (debiets)omstandigheden onder het waterniveau van de beek moet zitten. Om migratie toe te laten mag er immers geen verval zijn aan de stroomafwaartse uitstroom van de sifon. Het onderzoeken of deze sifons daadwerkelijk een barrière vormen voor beekprik is een belangrijke inspanning om leefbare populaties te realiseren in deze SBZ.

Om bovenstaande inspanningen te realiseren zal naar samenwerking met de provincie, de gemeenten, de waterloopbeheerders zoals VMM, de private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.

PI 5 Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Wat betreft open graslandhabitats en ruigtes (6210, 6230, 6410, 6430, 6510) wordt er in de hele SBZ een extra oppervlakte van 55ha tot doel gesteld. Het grootste deel hiervan wordt gerealiseerd op de kanaalbermen. Deze open habitats worden versterkt, verbonden en gebufferd door regionaal belangrijke biotopen (bloemrijke graslandtypes, doornig struweel, kamgraslanden). In geval van intensief landbouwgebruik naast de graslandhabitats is het aangewezen voldoende bufferende maatregelen te nemen onder de vorm van kleine landschapselementen (houtkanten, heggen, boom- of struikschermen of struwelen).

Deze complexen van graslandhabitats zijn zonbeschenen en kennen slechts een zeer beperkte bladinval. Om dit te realiseren op deze steile hellingen kan het noodzakelijk zijn om rond de graslandhabitats ruimte te voorzien om beschaduwing te voorkomen, best in de vorm van korte graslandvegetaties.

Kleinschalige, structuurrijke landschappen bestaande uit een mozaïek van open, bloemrijke graslandcomplexen afgewisseld met ruigtes, goed ontwikkelde bosranden, (doorn)struwelen en kleine landschapselementen vormen het geschikt leefgebied voor allerhande dagvlinders (o.a. boswitje, heideblauwtje, klaverblauwtje, bruin dikkopje, Spaanse vlag, kleine ijsvogelvlinder, sleedoornpage, …) en andere insecten. Insectivore soorten als grauwe klauwier en verschillende vleermuissoorten zullen mee profiteren van de realisatie van een dergelijk landschap gekoppeld aan een op insecten gericht beheer, in combinatie met een extra oppervlakte van 5-10 ha regionaal belangrijke biotopen (kamgrasland en doornstruweel).

PI 6 Versterken van de rol van de taluds van het Albertkanaal als ecologische corridor

Uit de resultaten van doorgedreven beheeractiviteiten door ANB in samenwerking met JNM op de oostelijke kanaalbermen (buiten de SBZ), kan men besluiten dat specifiek, gericht beheer van de kalkgraslanden op de westelijke kanaalbermen (binnen de SBZ) waardevolle vegetaties zullen opleveren met heel wat kensoorten van kalkminnende vegetaties. Daarom wordt er 39,5-44,5 ha ha herstel van open vegetaties voorzien (dit omvat 34,5 ha puur habitat en 5 – 10 ha regionaal belangrijke biotopen. Deze graslanden zullen daarnaast regionale en grensoverschrijdende verplaatsingen van bedreigde dagvlinders (bv. klaverblauwtje, dwergblauwtje) mogelijk maken (bv. van en naar het habitatrichtlijngebied ‘Plateau van Caestert met hellingbossen en mergelgrotten’).

Deze inspanningen dienen voor een belangrijk deel op gronden te gebeuren die eigendom zijn van NV De Scheepvaart maar deels worden beheerd door het ANB en de vzw Natuur- en Landschapsbeheer.

PI 7 Realisatie van goed ontwikkelde vijvercomplexen en een laagveenlandschap

Voor de realisatie van een laagveenlandschap in beekdalen wordt een extra oppervlakte van laagveen (3 ha), natte heide (5 ha) en vochtige heischrale graslanden (3,5 ha) vooropgesteld, die bekomen wordt deels door omvorming van opslag of bos en deels door toename in begraasde graslanden. Deze habitats worden versterkt, verbonden en gebufferd door inbedding tussen regionaal belangrijke biotopen (dotterbloemgraslanden, zeggevegetaties, rietland, natte ruigten) en broekbossen.

Belangrijk om het bovenstaande te kunnen realiseren is het herstel van een meer natuurlijke hydrologie (beperkte ontwatering, kwaliteitsvolle beekstructuur, natuurlijk overstromingsregime, …), en het verbeteren van de oppervlakte- en grondwaterkwaliteit (beperken van nutriëntenaanvoer en pesticidengebruik). Op die manier kan herstel en toename van (grond)waterafhankelijke habitattypes in de mozaïek (o.a. 6230, 7140, 91E0) duurzaam gerealiseerd kan worden.

Het laagveenlandschap vormt een geschikt leefgebied voor Europees te beschermen moerasvogels zoals woudaap, roerdomp, blauwborst en ijsvogel. Deze soorten zullen tevens meeliften met de voorgestelde kwaliteitsverbeteringen van waterhabitats ter hoogte van vijvercomplexen in deze SBZ. Op deze manier zal dit gebied, dat dicht bij het vijvercomplex van Midden-Limburg ligt, een interessant foerageergebied vormen voor deze moerasvogels.

3 Oppervlaktebalans

Dit hoofdstuk geeft de stand van zaken weer van de realisatie van de taakstelling, met name van de oppervlaktedoelen, op basis van het passend beheer. Het passend beheer is wettelijk gedefinieerd in het Instandhoudingsbesluit van 20 juni 2014. Het is de oppervlakte waarvoor in een natuurbeheerplan of daarmee vergelijkbaar plannen of overeenkomsten, een of meer Europees te beschermen habitattype(s) of een leefgebied van een of meer Europees te beschermen soort(en) als natuurstreefbeeld is vastgesteld. 

De oppervlaktebalans in dit voortgangsdocument is enkel opgemaakt voor de Europees te beschermen habitats, op basis van de inventarisatie van het terreinbeheer door het ANB, verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen (met name Natuurpunt vzw, vzw Durme en Limburgs Landschap vzw). Voor leefgebieden van Europees te beschermen soorten was dergelijke inventarisatie niet mogelijk met de bestaande gegevens, zodat een oppervlaktebalans per Europees te beschermen soort niet opgenomen is. 

Onderstaande tabel geeft per Europees te beschermen habitat:

  • De habitat code: de code van het habitat waarvoor een doel is gesteld (zie §2.1 'Doelen', voor de benaming en beschrijving);
  • Het totaal doel: de tot doel gestelde oppervlakte per habitat;
  • Het passend beheer: de oppervlakte met passend beheer zoals vastgesteld in een goedgekeurd natuurbeheerplan of daarmee vergelijkbare plannen of overeenkomsten;
  • De openstaande taakstelling: de oppervlakte die wordt berekend als het verschil tussen het totaal doel en de oppervlakte met passend beheer.

In de oppervlaktebalans worden alle oppervlakten weergegeven in hectare, tenzij anders aangegeven. De tabel geeft de situatie in februari 2017 weer.

BE2200042 - Overgang Kempen-Haspengouw

Habitat code totaal doel met passend beheer openstaande taakstelling
2330 2.1 0.3 1.8
3130 1 0.9 0.1
3150 1 4.2 0
4010 8 4.1 3.9
4030 8 7.2 0.8
5130 7 5.8 1.2
6210 5.3 3.5 1.8
6230 5.7 5.7 0
6410 2.4 2.1 0.3
6430 12 8.4 3.6
6510 71 51.6 19.4
7140 4 4.9 0
7220 0.5 0 0.5
9120_9190 174 160.1 13.9
9160 54 17.5 36.5
91E0 45 18.7 26.3

4 Inspanningsmatrix

Dit hoofdstuk formuleert de acties die uitvoering geven aan de prioritaire inspanningen die vastgesteld werden in het S-IHD-besluit. Daarbij wordt op basis van het Vlaams Natura 2000-programma 2016-2020 aangegeven welke acties behoren tot het bindend deel van de taakstelling (zie hoofdstuk 1). De overige acties behoren tot het richtinggevend deel van de taakstelling. 

Elke actie wordt in onderstaande tabel beschreven, met volgende rubrieken:

  • Nr. actie: het nummer van de actie is een samenstelling van het nummer van de prioritaire inspanning en het nummer van de actie zelf. 
  • Omschrijving actie: geeft beknopt aan wat er moet gebeuren, waarom, met welk resultaat en waar.
  • Prioritaire inspanning: de prioritaire inspanning waaraan deze actie invulling geeft. Vanaf prioritaire inspanning 100 worden acties weergegeven die niet onder de prioritaire inspanningen van hoofdstuk 2.2 vallen. Deze acties zijn toegevoegd aan het voortgangsdocument, aanvullend op de prioritaire inspanningen, omdat ze eveneens nodig zijn om tot de gunstige lokale staat van instandhouding te komen van de betreffende habitat(s) of soort(en).
  • Actie voor de verbetering van het natuurlijk milieu: indien in deze kolom een ‘ja’ staat, dan is deze actie ingeschreven voor de verbetering van het natuurlijk milieu als omschreven in hoofdstuk 5. 
  • Deelgebied(en): de deelgebieden waar deze actie uitgevoerd zal worden. Indien in de tabel geen nummer van een deelgebied is opgegeven, is de actie van toepassing op de volledige SBZ. 
  • Habitats/soort(en): de Europees te beschermen habitat(s) en/of soort(en) waarvoor de actie ondernomen wordt. Het gaat om habitats en soorten waarvoor doelen opgenomen zijn in het S-IHD-besluit en om (cursief aangegeven) habitattypische soorten. Habitattypische soorten zijn kenmerkend voor één of soms meerdere habitattypes. Een habitattype kan enkel in een regionaal gunstige staat van instandhouding verkeren als binnen Vlaanderen ook de habitattypische soorten gelinkt aan dit habitattype in een regionaal gunstige staat van instandhouding verkeren. Meer gedetailleerde informatie over habitattypische soorten is beschikbaar in referenties 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 8).
  • Trekker: de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de actie.
  • Andere betrokkenen: de organisaties of actoren die betrokken zijn bij de actie, als uitvoerder, omwille van mogelijke impact, het leveren van kennis,…
  • Timing: het moment waarop de uitvoering van de actie start. Kan pas ingevuld worden indien de status ‘gepland’ of ‘in uitvoering’ is.
  • Status: hierbij is onderscheid gemaakt tussen:
    • Op te starten: de actie is benoemd maar nog niet opgestart.
    • In onderzoek: het plan of project voor de uitvoering van de actie is in ontwikkeling. Een trekker is aangeduid en gestart met de voorbereiding van het plan of project .
    • Plan in opmaak: de opmaak van het uitvoeringsplan is gestart. 
    • Plan beschikbaar: het uitvoeringsplan is afgerond en door de betrokken partijen goedgekeurd. De uitvoering ervan moet nog opgestart worden. 
    • In uitvoering: de actie wordt momenteel uitgevoerd.
    • Uitgevoerd: de uitvoering van de actie is beëindigd.
    • Stopgezet: de uitvoering van de actie is stopgezet zonder dat ze helemaal is beëindigd; er is geen plan om ze terug op te starten.
  • Bindend: deze lijn verschijnt enkel als de actie deel uitmaakt van het bindend deel van de taakstelling (zie hoofdstuk 1). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen:
    • Stand still: actie noodzakelijk voor de stand still of het tegengaan van achteruitgang.
    • 2020: actie noodzakelijk voor het bereiken van een gunstige of verbeterde staat van instandhouding voor 16 habitats tegen 2020.
    • Deelgebied(en): de deelgebied(en) waarvoor de actie bindend is (sommige acties zijn bindend voor een deelgebied maar richtinggevend voor een ander).
    • Habitats/soorten: de habitats en/of soorten waarvoor de actie bindend is (sommige acties zijn bindend voor een habitat en/of soort maar richtinggevend voor andere habitats en/of soorten).

De tabel geeft de situatie weer in augustus 2017.

BE2200042 - Overgang Kempen-Haspengouw

Nr actie Omschrijving actie
1.1 Aanpassen (aan IHD-doelen) en uitvoeren beheerplannen openbaar bos: • UBBP Zutendaal, • UBBP Bilzen • UBBP Lanaken Plaggen, maaien, open grond creëren, vrijstellen en beschermen zaailingen jeneverbes, nieuwe struiken aanplanten, opvolging reproductie van jeneverbes (monitoring) Uitbreiding buntgrasvegetaties

Herstel, verbinding en uitbreiding van habitattypes in de heidesfeer

Nee

1, 2, 7, 8

2330, 4030, 5130, 6230, 9120, 9190, Groentje, Hazelworm, Heidesabelsprinkhaan, Heivlinder, Levendbarende hagedis, Veldkrekel

Agentschap voor Natuur en Bos

Gemeenten, vzw Limburgs Landschap

Op te starten

Stand still

7

2330, 4030, 5130, 6230

8

2330, 4030, 5130, 6230

1.2 Aanpassen (aan IHD-doelen) en uitvoeren beheerplannen natuurverenigingen: • NP: Munsterbos, • Lila: Munstervallei, Hesselsberg • Orchis: Hoefaert Opmaak beheerplan: • Orchis: De Kuil

Herstel, verbinding en uitbreiding van habitattypes in de heidesfeer

Nee

1, 2, 5, 6, 7, 8

4010, 4030, 5130, 6230, 7140, rbbhc, rbbmc, rbbmr, rbbms

Sector natuur

Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector natuur, vzw Limburgs Landschap, vzw Natuurpunt

2017

In onderzoek

Stand still

7

4030, 5130, 6230

8

4030, 5130, 6230

1.3 Opvolging en begeleiding van project Life_ Vochtig Haspengouw

Herstel, verbinding en uitbreiding van habitattypes in de heidesfeer

Nee

5

4010, 4030, 5130, 6230, 7140, rbbhc, rbbmc, rbbmr, rbbms

vzw Natuurpunt

vzw Natuurpunt

2014

In uitvoering

1.4 Uitvoering Life+-project Pays Mosan Albertkanaal

Herstel, verbinding en uitbreiding van habitattypes in de heidesfeer

Nee

3, 4

2330, 4030, 6210, 6230, 6510, Bont dikkopje, Bruin dikkopje, Kommavlinder, Middelste bonte specht, Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal, Wespendief, Zwarte specht

Agentschap voor Natuur en Bos

nv De Scheepvaart

2014

In uitvoering

2.1 Aanpassen (aan IHD-doelen) en uitvoeren beheerplannen openbaar bos: • UBBP Zutendaal, • UBBP Bilzen • UBBP Lanaken Omvorming naar habitatwaardig loofhoutbos • creatie van open plekken (10-15% met 4030, 6230ha/hn, 2330_bu, 5130) in 9120/9190 en 5-15% open plekken 6410, 6430, 6510 in 9160, • creatie goed ontwikkelde bosranden met mantels (rbb_sp) en zomen (6430_bz) (Zie ook actie 1.1)

Versterken van de loofboshabitats

Nee

1, 2, 5, 6, 7, 8, 9

2330, 4030, 5130, 6230, 6410, 6430, 6510, 9120, 9160, 9190, 91E0, rbbsp, Kleine ijsvogelvlinder, Spaanse vlag, Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

Sector natuur

Agentschap voor Natuur en Bos, Bosgroep, Gemeenten, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector eigenaars, Sector natuur, vzw Limburgs Landschap

2016

In uitvoering

2.2 Uitbreiding boskernen door bebossing, aankoop 9120 (14 ha), 9160 (11 ha), 9190 (2ha), 91E0 (6ha)

Versterken van de loofboshabitats

Nee

1, 5

9120, 9160, 9190, 91E0

Sector natuur

Departement Landbouw en Visserij, Gemeenten, Sector eigenaars, Sector natuur

Op te starten

2.3 Stimuleren opmaak/aanpassing beheerplannen op privédomein. Opvolging uitvoering BHP

Versterken van de loofboshabitats

Nee

1, 2, 5, 7, 8, 9

2330, 4030, 5130, 6230, 6410, 6430, 6510, 9120, 9160, 9190, 91E0, rbbsp, Kleine ijsvogelvlinder, Spaanse vlag, Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

Bosgroep

Bosgroep, Sector eigenaars

Op te starten

2.4 Opmaak natuurbeheerplan Groenendaal

Versterken van de loofboshabitats

Nee

5

2330, 4030, 5130, 6230, 6410, 6430, 6510, 9120, 9160, 9190, 91E0, rbbsp, Kleine ijsvogelvlinder, Spaanse vlag, Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

Agentschap voor Natuur en Bos

Op te starten

2.5 Actieve aankoop en afbraak weekendverblijven ifv herstel van de vijvers, de graslanden, broekbossen

Versterken van de loofboshabitats

Nee

1, 7, 8

7140, 91E0, Beekprik

Gemeenten

Agentschap voor Natuur en Bos, Sector eigenaars, Sector natuur

Op te starten

2.6 Onderzoek naar voorkomen van vleermuizen (ikv Vlaamse monitoring), opmaken en uitvoeren soortbeschermingsprogramma vleermuizen

Versterken van de loofboshabitats

Nee

5

Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

Agentschap voor Natuur en Bos

vzw Natuurpunt

Op te starten

3.1 Opheffen drainage kwelzone Albertkanaal ifv ontwikkeling kalktufvegetatie, kalkgrasland, blauwgrasland van het veldrustype Uitvoeren van maatregelen

Aanpakken van verdroging

Ja

4

6210, 6410, 6510, 7220

Agentschap voor Natuur en Bos

nv De Scheepvaart

2016

In uitvoering

Stand still

4

6510, 7220

3.2 Onderzoek* naar de nodige maatregelen om de hydrologie (kwantiteit en kwaliteit) te verbeteren nodig voor: • de realisatie van kwaliteitsvolle grondwaterafhankelijke/-beïnvloede habitats • voeding vijvers in de Munsterbeek/Roelerbeek, en Bezoensbeek, Zutendaalbeek, Broekerbeek Afwegen scenario’s met belanghebbenden via stuurgroep olv Demerbekkensecretariaat. Uitvoering maatregelen indien nodig en liefst op vrijwillige basis * obv ecohydrologische onderzoek

Aanpakken van verdroging

Ja

1, 7, 8

3130, 3150, 4010, 7140, 91E0, rbbhc, rbbmr, rbbsm, rbbso, Beekprik, Boommarter, Gewone bronlibel

Agentschap voor Natuur en Bos

Agentschap voor Natuur en Bos, Bekkensecretariaat, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Gemeenten, Provincie Limburg, Regionaal Landschap Kempen en Maasland, Sector natuur, Vlaamse Milieumaatschappij

2014

Op te starten

3.3 Onderzoek naar de nodige maatregelen ter verbetering van de ecohydrologie Munsterbos, Krombeekvallei Uitvoering van de maatregelen indien nodig

Aanpakken van verdroging

Nee

5

3130, 3150, 4010, 6230, 6410, 7140, 91E0, rbbhc, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbso, Boommarter, Gewone bronlibel, Glassnijder

Provincie Limburg

Agentschap voor Natuur en Bos, Gemeenten, Sector natuur

2014

In onderzoek

Stand still

5

3130, 3150, 4010, 6230

3.4 Onderzoek naar de noodzaak en mogelijkheden om de hydrologie van De Kuil te verbeteren

Aanpakken van verdroging

Nee

6

3130, 7140, 91E0, Gewone bronlibel, Glassnijder

Sector natuur

Agentschap voor Natuur en Bos, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren

Op te starten

3.5 Uitdovingsbeleid en actief aankoopbeleid weekendverblijven en andere urbane constructies in de beekvalleien die een verdrogende invloed hebben vooral in de venige bronhoofden . (Zie ook actie 2.5)

Aanpakken van verdroging

Nee

1, 7, 8

7140, 91E0, Beekprik

Gemeenten

Agentschap voor Natuur en Bos, Sector eigenaars, Sector natuur

Op te starten

3.6 Onderzoek naar de noodzaak voor de aanleg van bufferstroken langs de Langkeukelbeek. om aanrijking te voorkomen. Uitvoeren van maatregelen indien nodig

Aanpakken van verdroging

Ja

4

6210, 6410, 6510, 7220

Agentschap voor Natuur en Bos

Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Sector landbouw

Op te starten

Stand still

4

6510, 7220

4.1 Verbetering waterkwaliteit in Zutendaalbeek/Broekerbeek, Bezoensbeek, Munsterbeek/Oefaertloop: • Initiëren overleg met VMM (AELT), gemeente en rioolbeheerders (Aquafin en Infrax) ifv opname rioleringsprojecten (opheffing lozingspunten) en optimaliseringsprojecten (beperking overstortwerking) in investeringsprogramma met hoge prioriteit

Realisatie van een leefbare populatie Beekprik

Ja

1, 5, 7, 8

Beekprik

Bekkensecretariaat

Aquafin, Gemeenten, Infrax, Vlaamse Milieumaatschappij

Op te starten

Stand still

1

Beekprik

5

Beekprik

7

Beekprik

8

Beekprik

4.2 Verbetering habitatkwaliteit in Zutendaalbeek/Broekerbeek, Bezoensbeek, Munsterbeek/Oefaertloop: • Opheffen vismigratieknelpunten • Verbeteren structuurkwaliteit van de waterlopenwaar wenselijk en waar mogelijk door aanpassing van het beheer, oeverherstel (ophogen van de waterbodem, afschuinen oevers, …) of actieve hermeanderingsprojecten

Realisatie van een leefbare populatie Beekprik

Nee

1, 5, 7, 8

Beekprik

Provincie Limburg

Gemeenten, Sector natuur, Watering

2016

In uitvoering

Stand still

1

Beekprik

5

Beekprik

7

Beekprik

8

Beekprik

4.3 Onderzoek mogelijkheid voor aanpassing van de sifon onder Albertkanaal (opheffen migratiebarrière)

Realisatie van een leefbare populatie Beekprik

Nee

1, 7, 8

Beekprik

nv De Scheepvaart

Provincie Limburg

Op te starten

Stand still

1

Beekprik

7

Beekprik

8

Beekprik

4.4 Implementatie SBP Beekprik, na goedkeuring SBP (incl. monitoring)

Realisatie van een leefbare populatie Beekprik

Nee

1, 5, 7, 8

Beekprik

Provincie Limburg

2016

In uitvoering

Stand still

1

Beekprik

5

Beekprik

7

Beekprik

8

Beekprik

4.5 Organiseren & coördineren gebiedsgericht overleg voor afstemming en win-win’s ikv de verdere uitvoering van het integraal project Demer Limburg, met bijzondere aandacht voor speerpuntgebied Munsterbeek.

Realisatie van een leefbare populatie Beekprik

Nee

1, 5, 7, 8

3130, 3150, 4010, 6230, 6410, 7140, 91E0, rbbhc, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbso, Beekprik, Boommarter, Gewone bronlibel, Glassnijder

Bekkensecretariaat

Agentschap voor Natuur en Bos, Aquafin, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Infrax, Provincie Limburg, Vlaamse Milieumaatschappij, vzw Natuurpunt

2020

In uitvoering

Stand still

1

Beekprik

5

Beekprik

7

Beekprik

8

Beekprik

5.1 Uitvoering Life+-project Opvolging en begeleiding van project Life+_ Pays Mosan Albertkanaal

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

3, 4

6210, 6230, 6410, 6430, 6510, rbbhc, rbbkam, rbbsp, Bruin dikkopje, Dwergblauwtje, Heideblauwtje, Klaverblauwtje, Kleine ijsvogelvlinder, Spaanse vlag, Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

Agentschap voor Natuur en Bos

nv De Scheepvaart

2014

In uitvoering

Stand still

3

6210, 6230

4

6210, 6230

5.2 Overleg met landbouw over mogelijke bufferende maatregelen tav intensief gebruiktelandbouwgronden: • Voorkomen overbemesting • goede grondwaterkwaliteit Maatregelen op vrijwillige basis (Zie ook actie 3.1)

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

3, 4

6210, 6410, 6510, 7220

Vlaamse Landmaatschappij

Agentschap voor Natuur en Bos, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij

Op te starten

Stand still

3

6210

4

6210

5.3 Uitbreiding areaal habitatwaardige graslanden Hoefaert • Aankoop of/en beheer • Afspraken met grondgebruikers ivm milderende ingrepen mbt bemesting, drainerende maatregelen en beheer voor uitvoering op vrijwillige basis

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

1

6230, 6510

Sector natuur

Agentschap voor Natuur en Bos, Departement Landbouw en Visserij, Gemeenten, nv De Scheepvaart, Provincie Limburg, Sector eigenaars, Vlaamse Landmaatschappij

Op te starten

5.4 Uitbreiding areaal habitatwaardige graslanden in de Krombeekvallei • Aankoop en/of beheer • Afspraken met grondgebruikers ivm bemesting, drainerende maatregelen en beheer voor uitvoering op vrijwillige basis

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

5

6410, 6430, 6510

Sector natuur

Agentschap voor Natuur en Bos, Departement Landbouw en Visserij, Gemeenten, Sector eigenaars, Vlaamse Landmaatschappij

Op te starten

5.5 Uitbreiding areaal habitatwaardige graslanden langs de Wilderbeek, Groenendaal en Elsterbeemden, Heiken in het Munsterbos langs Munsterbeek en Wilderbeek • Aankoop en/of beheer • Afspraken met grondgebruikers ivm milderende ingrepen mbt bemesting, drainerende maatregelen en beheer voor uitvoering op vrijwillige basis

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

5

6410, 6430, 6510, rbbhc, rbbsp

Agentschap voor Natuur en Bos

Departement Landbouw en Visserij, Sector eigenaars, Vlaamse Landmaatschappij, vzw Natuurpunt

Op te starten

5.6 Onderzoek naar de haalbaarheid van het behoud van het huidige kleinschalige, extensieve landbouwlandschap in de valleien van de Zutendaalbeek, Broekerbeek, Bezoensbeek, Roelerbeek/Munsterbeek.

Realisatie van aaneengesloten complexen van graslandhabitats in een bocagelandschap

Nee

1, 7, 8

rbbhc, rbbkam, rbbsp, Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

Gemeenten

Agentschap voor Natuur en Bos, Boerenbond, Departement Landbouw en Visserij, Sector eigenaars, Sector natuur, vzw Limburgs Landschap

Op te starten

6.1 Herstel kwaliteitsvol graslanden en creatie leefgebied voor 3 bp Grauwe klauwier door uitvoering Life+-project Pays Mosan

Versterken van de rol van de taluds van het Albertkanaal als ecologische corridor

Nee

3, 4

6210, 6230, 6410, 6510, rbbhc, rbbkam, rbbsp, Bruin dikkopje, Dwergblauwtje, Klaverblauwtje, Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

Agentschap voor Natuur en Bos

nv De Scheepvaart

2014

In uitvoering

Stand still

4

6210, 6230

6.2 Onderzoek naar nodige maatregelen ifv vleermuizen

Versterken van de rol van de taluds van het Albertkanaal als ecologische corridor

Nee

3

Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

Agentschap voor Natuur en Bos

nv De Scheepvaart

Op te starten

6.3 Aanpassen SBP Grauwe klauwier : uitvoering maatregelen, incl monitoring (Zie ook actie 6.1)

Versterken van de rol van de taluds van het Albertkanaal als ecologische corridor

Nee

3, 4

Agentschap voor Natuur en Bos

nv De Scheepvaart

2016

Uitgevoerd

7.1 Uitvoering maatregelen Life+-project en Vochtig Haspengouw en natuurbeheerplan Munsterbos

Realisatie van goed ontwikkelde vijvercomplexen en een laagveenlandschap

Nee

5

4010, 6230, 7140, 91E0, rbbhc, rbbhf, rbbmr, rbbms, Blauwborst, Boommarter, Boompieper, Gewone bronlibel, Glassnijder, Vleermuizen-Taluds van het Albertkanaal

vzw Natuurpunt

2014

In uitvoering

Stand still

5

4010, 6230

7.2 Opmaak en uitvoering beheerplan De Hoefaert, inrichting vijvers De Scheepvaart

Realisatie van goed ontwikkelde vijvercomplexen en een laagveenlandschap

Nee

1

6230, 7140, 91E0, rbbhc, Blauwborst, Boompieper, Gevlekte witsnuitlibel, Gewone bronlibel, Glassnijder, Poelkikker, Rugstreeppad

Sector natuur

Gemeente Bilzen, Gemeente Lanaken, nv De Scheepvaart

2015

Plan in opmaak

7.3 Overleg en afspraken maken met openbare bestuur en privé-eigenaren/gebruikers omtrent mogelijkheden herstel laagveenlandschap met soortenrijke graslanden in de Bezoensbeek- en Munsterbeekvallei Met aandacht voor : • landbouwgebruik (bemestinggebruik van ontwormingsmiddelen) • weekendverblijven

Realisatie van goed ontwikkelde vijvercomplexen en een laagveenlandschap

Nee

1, 8

3130, 3150, 6230, 7140, rbbhc, rbbmc, rbbmr, rbbms, rbbsf, rbbsm, rbbso, Boompieper, Gevlekte witsnuitlibel, Gewone bronlibel, Glassnijder, Poelkikker, Rugstreeppad

Agentschap voor Natuur en Bos

Gemeenten, Sector eigenaars, Sector landbouw, Vlaamse Landmaatschappij

Op te starten

7.4 Onderzoek mogelijkheid tot herstel verlande vijver van het kasteel van Groenendaal

Realisatie van goed ontwikkelde vijvercomplexen en een laagveenlandschap

Nee

5

3130, 3150, rbbmr

Agentschap voor Natuur en Bos

Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, Sector eigenaars

Op te starten

Stand still

5

3130, 3150

7.5 Onderzoek mogelijkheid tot herstel slotgracht Jonkholt-ruïne en vegetatie talud

Realisatie van goed ontwikkelde vijvercomplexen en een laagveenlandschap

Nee

5

3150, 6230

Gemeenten

Agentschap voor Natuur en Bos, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren

Op te starten

Stand still

5

3150, 6230

5 Overzichtkaart

De overzichtskaart biedt informatie voor en een stand van zaken over de realisatie van de doelen voor deze SBZ. De verschillende onderdelen zijn te consulteren via een geoloket.

 

 5.1 Synthesekaart

De synthesekaart biedt een samengesteld, vereenvoudigd overzicht van de actuele Europees te beschermen habitats en de oppervlaktes Europees te beschermen habitats onder passend beheer (zie hoofdstuk 3).

In het geoloket wordt de synthesekaart weergegeven met dit symbool 

5.2 Situering van de actuele Europees te beschermen habitats

De kaarten ‘Actueel habitat’ geven indicatief de ligging van de actuele Europees te beschermen habitats in deze SBZ weer, op basis van referentie 9 (zie hoofdstuk 6). De kaart ‘Actueel habitat overzicht’ geeft een overzicht alle actuele habitats. De kaarten ‘Actueel habitat per cluster’ en ‘Actueel habitat per habitat’ maken de actuele habitats respectievelijk in clusters van verwante habitats en voor elk habitat apart zichtbaar.

In het geoloket wordt de kaart: 

  • actueel habitat overzicht weergegeven met dit symbool   
  • actueel habitat per cluster met dit symbool  
  • actueel habitat per habitat met dit symbool 

5.3    Situering van de gebieden beheerd met het oog op de realisatie van de doelen

De kaarten ‘Passend beheer’ (voor definitie, zie hoofdstuk 3) geven indicatief weer welke oppervlaktes Europees te beschermen habitats onder passend beheer zijn bij het ANB, verschillende openbare besturen en de erkende terreinbeherende verenigingen (zie hoofdstuk 3). De kaart ‘Passend beheer overzicht’ geeft het overzicht van alle oppervlaktes onder passend beheer voor habitats. De kaarten ‘Passend beheer per cluster’ en ‘Passend beheer per habitat’ maken de oppervlaktes onder passend beheer respectievelijk in clusters van verwante habitats en voor elk habitat apart zichtbaar.

De huidige kaart geeft de situatie weer in februari 2017.

In het geoloket wordt de kaart :

  • oppervlakte onder passend beheer overzicht weergegeven met dit symbool 
  • oppervlakte onder passend beheer per cluster weergegeven met dit symbool 
  • oppervlakte onder passend beheer per habitat weergegeven met dit symbool 

5.4 Situering van de vegetaties relevant als leefgebied voor Europees te beschermen soorten

Omdat voor de vegetaties relevant als leefgebied voor Europees te beschermen soorten geen terreininventarisatiegegevens bestaan, werd deze kaart opgemaakt door middel van een ruimtelijk model. Dit model werkt op basis van de ecologische karakteristieken van de soort, aangevuld met actuele verspreidingsgegevens en de verbreidingscapaciteit van de soort. De bekomen afbakening vormt op dit moment de best beschikbare benadering van de actuele leefgebieden van de betreffende soorten. Voor een gedetailleerde beschrijving van de methodiek wordt verwezen naar referenties 4, 5 en 6 (zie hoofdstuk 6).

De opmaak ervan was niet voor alle Europees te beschermen soorten mogelijk omdat

  • een aantal mobiele soorten zeer ruime en weinig gedifferentieerde leefgebieden kent (bv. slechtvalk, kokmeeuw);
  • voor de leefgebiedkarakteristieken van bepaalde soorten geen (gebiedsdekkende) kaartlaag voorhanden is (bv. bittervoorn en kleine modderkruiper);
  • voor een aantal soorten de wetenschappelijke kennis en de beschikbare data ontoereikend zijn (bv. vleermuizen).

In het geoloket worden de leefgebieden weergegeven met de symbolen symbool leefgebieden voor het overzicht,  Synthesekaart Groepen voor de groepen en symbool leefgebieden voor de soorten, en dit enkel voor soorten waarvoor de opmaak van de kaarten mogelijk was en waarvoor doelen zijn ingeschreven in het S-IHD-besluit.

5.5 Situering van de aanwezigheid van habitattypische soorten

Onderstaand overzicht geeft indicatief weer welke habitattypische soorten actueel voorkomen per deelgebied op basis van referenties 7 en 8 (zie hoofdstuk 6). Habitattypische soorten zijn soorten die kenmerkend zijn voor één of soms meerdere habitattypes. Voor het bereiken van de regionaal gunstige staat van instandhouding van het habitat, moeten de populaties van de habitattypische soorten, verbonden aan dat habitat, ook in een regionaal gunstige staat van instandhouding worden gebracht of gehouden. Meer gedetailleerde informatie over habitattypische soorten is beschikbaar in referenties 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 6).

 

Situering van de aanwezigheid van habitattypische soorten

Deelgebieden Fauna Flora
BE2200042-1 Beekprik, Boompieper, Gevlekte glanslibel, Noordse witsnuitlibel, Sprinkhaanzanger Adelaarsvaren, Blauwe bosbes, Bloedzuring, Bosanemoon, Dubbelloof, Framboos, Gewone dophei, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote keverorchis, Hengel, Hulst, Klein warkruid, Kleine ratelaar, Kleine zonnedauw, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Lelietje-van-dalen, Liggend walstro, Margriet, Moerasviooltje, Pilzegge, Rapunzelklokje, Ronde zonnedauw, Ruige veldbies, Snavelzegge, Struikhei, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Wateraardbei, Wilde gagel, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring, Zompzegge
BE2200042-2 Bruin dikkopje, Glassnijder, Grote bonte specht, Houtsnip, Zwarte specht Adelaarsvaren, Blauwe bosbes, Bloedzuring, Framboos, Gewone dophei, Gewone salomonszegel, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Grote keverorchis, Hengel, Hulst, Kleine ratelaar, Knoopkruid s.l., Margriet, Pilzegge, Rapunzelklokje, Struikhei, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Wilde kamperfoelie, Zompzegge
BE2200042-3 Beemdkroon, Glad walstro, Goudhaver, Groot streepzaad, Kleine ratelaar, Knoopkruid s.l., Kraailook, Maarts viooltje, Margriet, Rapunzelklokje, Ruige leeuwentand, Veldlathyrus, Wondklaver
BE2200042-4 Bosrietzanger, Bruin blauwtje, Bruin dikkopje, Dwergblauwtje, Grasmus, Hazelworm, Klaverblauwtje, Roodborsttapuit, Sprinkhaanzanger Adelaarsvaren, Beemdkroon, Blauwe bosbes, Blauwe knoop, Bloedzuring, Bosanemoon, Bosgierstgras, Buntgras, Drienerfmuur, Gewone dophei, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Goudhaver, Graslathyrus, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote bevernel, Gulden sleutelbloem, Hengel, Hulst, Kleine maagdenpalm, Kleine ratelaar, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Kraailook, Lelietje-van-dalen, Maarts viooltje, Margriet, Moerasviooltje, Pilzegge, Rapunzelklokje, Ruige leeuwentand, Ruige veldbies, Struikhei, Tandjesgras, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring, Wondklaver, Zachte haver
BE2200042-5 Bermpje, Bont dikkopje, Boomklever, Boompieper, Bosrietzanger, Bosuil, Gevlekte glanslibel, Gewone bronlibel, Glassnijder, Grasmus, Grote bonte specht, Havik, Houtsnip, Kleine bonte specht, Middelste bonte specht, Negertje, Riviergrondel, Snoek, Sprinkhaanzanger, Vroege glazenmaker, Weidebeekjuffer, Wespendief, Wielewaal, Zeelt, Zwarte specht Aardbeiganzerik, Adelaarsvaren, Bittere veldkers, Blauwe bosbes, Bleeksporig bosviooltje, Bloedzuring, Borstelgras, Bosanemoon, Bosgierstgras, Boskortsteel, Boszegge, Dalkruid, Donkersporig bosviooltje, Drienerfmuur, Eenbes, Eenbloemig parelgras, Framboos, Gevlekte aronskelk, Gewone salomonszegel, Glad walstro, Groot heksenkruid, Groot streepzaad, Grote bevernel, Grote keverorchis, Gulden boterbloem, Hangende zegge, Heelkruid, Hulst, Kikkerbeet, Kleine maagdenpalm, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Koningsvaren, Kraailook, Lelietje-van-dalen, Maarts viooltje, Margriet, Muskuskruid, Pilzegge, Rapunzelklokje, Reuzezwenkgras, Ruig klokje, Ruige veldbies, Struikhei, Tandjesgras, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Wilde hyacint, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring
BE2200042-6 Blauwvleugelsprinkhaan, Bruin blauwtje, Bruin dikkopje, Glassnijder, Groentje, Negertje, Vroege glazenmaker Drienerfmuur, Dubbelloof, Gewone dophei, Kleine zonnedauw, Margriet, Moerashertshooi, Moerasviooltje, Moeraswolfsklauw, Ronde zonnedauw, Snavelzegge, Struikhei, Trekrus, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Wilde gagel, Wilde kamperfoelie, Zompzegge
BE2200042-7 Gewone bronlibel, Kleine bonte specht, Snortikker Adelaarsvaren, Bittere veldkers, Blauwe bosbes, Bosanemoon, Haaksterrenkroos, Hulst, Kleine maagdenpalm, Knolsteenbreek, Kraailook, Lelietje-van-dalen, Margriet, Moerasviooltje, Paarbladig goudveil, Struikhei, Valse salie, Vingerhoedskruid, Wilde kamperfoelie, Witte klaverzuring
BE2200042-8 Zwarte specht Adelaarsvaren, Bittere veldkers, Blauwe bosbes, Bosanemoon, Bosgierstgras, Dalkruid, Drienerfmuur, Glad walstro, Groot heksenkruid, Grote bevernel, Hangende zegge, Hulst, Kleine maagdenpalm, Knolsteenbreek, Knoopkruid s.l., Koningsvaren, Kraailook, Liggend walstro, Maarts viooltje, Margriet, Pilzegge, Rapunzelklokje, Struikhei, Tandjesgras, Valse salie, Veelbloemige veldbies, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Wilde kamperfoelie
BE2200042-9 Adelaarsvaren, Blauwe bosbes, Echte guldenroede, Framboos, Glad walstro, Hulst, Kleine maagdenpalm, Knoopkruid s.l., Liggend walstro, Margriet, Moerasviooltje, Rapunzelklokje, Valse salie, Veldlathyrus, Vingerhoedskruid, Wilde kamperfoelie, Zompzegge

6 Referenties

1.:  Geert De Knijf, Desiré Paelinckx (2012). Typische faunasoorten van de verschillende Natura 2000 habitattypes, in functie van de beoordeling van de staat van instandhouding op niveau Vlaanderen (ref. INBO.A.2013.139)

2.: Adriaens, Dries; Adriaens, Tim; Ameeuw, Griet (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de habitattypische soorten (ref. INBO.R.2008.35)

3: Adriaens, P. & Ameeuw, G. (red) (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de vogelrichtlijnsoorten.  D/2008/3241/287 (ref.INBO.R.2008.36)

4.: Maes et al. (2015). Afbakenen van potentiële leefgebiedenkaarten voor Europese en Vlaamse prioritaire soorten in het kader van de voortoets. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2015. (versie 2.0). (ref. INBO.R.2015.10201559). 

5: : Maes D., Anselin A., De Knijf G., Denys L., Devos K., Gouwy J., Leyssen A., Packet J., Pauwels I., Pollet M., Speybroeck J., Stienen E., Thomaes A., T’jollyn F., Van Den Berge K., Van Landuyt W., Van Thuyne G., Vermeersch G. & Verhaeghe F. (2017). Afbakenen van actueel relevant potentieel leefgebied voor een selectie van Europees prioritaire soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (30) (ref. INBO.R.12602606 . Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

6.: Dirk Maes, Koen Devos, Anny Anselin, Eric Stienen, David Buysse, Ine Pauwels & Thierry Onkelinx (2016). Advies over de leefgebiedenkaarten van Natura 2000-soorten (ref. INBO.A.3415)

7.: De Knijf, Geert; Vermeersch, Glenn (datum). Advies over de actuele verspreiding van de habitattypische soorten per SBZ-H deelgebied - deel fauna (ref. INBO.A.3233)

8.: Van Landuyt, Wouter; De Knijf, Geert (2014). Advies over de verspreiding van de habitattypische soorten per SBZ-H deelgebied - deel flora (ref. INBO.A.3192)

9. De Saeger, S., Guelinckx, R., Oosterlynck, P., De Bruyn, A., Debusschere, K., Dhaluin, P., ... Paelinckx, D. (2020). Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart, uitgave 2020. (Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek; Nr. 35). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. https://doi.org/10.21436/inbor.18840851